Softwareontwikkeling
Hoofdstuk 1
Programmeertalen kunnen in zes hoofdcategorieën ingedeeld worden:
o machinecode
o assembleertalen
o hogere programmeertalen
o vierde-generatietalen
o vijfde-generatietalen
o objectgeoriënteerde talen.
Machinecode is de programmeertaal van de eerste generatie. De instructies bestaan uit
nullen en enen. Deze taal wordt tot de lagere programmeertalen gerekend. We zeggen
ook wel dat dergelijke talen 'dichter bij de processor' staan.
Bij assembleertalen wordt er gebruik gemaakt van gemakkelijker te onthouden
lettercodes in plaats van nullen en enen. Assembleertaal behoort tot de tweede generatie.
Bij hogere programmeertalen (vanaf de derde generatie) worden de instructies door
een compiler vertaald naar machinecode. Ze worden ook wel procedurele talen genoemd.
Bekende derde-generatietalen zijn C, C++ en Java.
De meeste talen van de vierde generatie zijn niet-procedureel, maar meer
probleemgericht. Ze leveren vaak onhandelbaar grote programma's op. Met
vierdegeneratiehulpmiddelen kan men wel snel een toepassing of een bepaald gedeelte
hiervan genereren.
Bij vijfde-generatietalen beschrijft de programmeur de situatie en het probleem en de
oplossing wordt automatisch berekend. Deze manier van programmeren noem je
declaratief programmeren.
Bij objectoriëntatie worden gegevens en code gecombineerd in objecten. Objecten
hebben eigen verantwoordelijkheden, houden data vast en vertonen gedrag. Belangrijke
begrippen zijn: object, methode, attribuut, overerving, compositie en inkapseling.
Voordelen van objectoriëntatie zijn:
o Er is een kortere ontwikkelingstijd door hergebruik van programmamodules.
o Complexere problemen zijn te hanteren door betere organisatie van
programmacode.
o Het onderhoud van programma's is eenvoudiger omdat duidelijker is wat elk deel
van de software doet.
o Er zijn betere uitwisselingsmogelijkheden door vastgestelde standaards.
o Er is eenvoudigere taakverdeling tussen meerdere programmeurs.
Nadelen van objectoriëntatie zijn:
o Het kost tijd en moeite om te leren programmeren in de OO-stijl.
o Voor kleine applicaties wegen de voordelen van objectoriëntatie soms niet op
tegen het extra werk.
o Soms kun je te ver doorslaan in de OO-stijl.
De taal C is een derde-generatietaal. Zijn objectgeoriënteerde nakomeling is C++. Java is
een platformonafhankelijke OO-programmeertaal, die bestaat uit drie onderdelen. Visual
Basic.NET is een programmeertaal en -omgeving van Microsoft. C# is een
programmeertaal van Microsoft die kenmerken van C, C++ en vooral Java heeft.
Bij programmeertalen voor het web maken we onderscheid tussen client-sided en
server-sided talen. De eerste worden op de computer van de gebruiker uitgevoerd; de
laatste op de server waarop de gevraagde website zich bevindt.
o Client-sided: opmaaktalen (HTML en CSS) en scriptingtalen (waaronder
JavaScript).
o Server-sided: PHP.
, Softwareontwikkeling
Hoofdstuk 2
Een algoritme is een set opdrachten om een berekening of een handeling stapsgewijs in
een bepaalde volgorde uit te voeren.
Een PSD (Programma Structuur Diagram) is een schema dat de samenhang van
instructies binnen een programma weergeeft. Een PSD wordt getekend met rechthoeken,
driehoeken en tekst en is te beschouwen als voorbereiding op het coderen in een
programmeertaal.
Bij PSD's zijn er drie basisstructuren: sequentie, iteratie en selectie.
Sequentiële opdrachten worden van boven naar beneden één voor één uitgevoerd.
Bij een iteratie worden bepaalde opdrachten herhaald; er zijn twee soorten iteraties:
iteratie met controle achteraf en iteratie met controle vooraf.
Bij een selectie splitst het programmaverloop zich op grond van de vraag of wel of niet
aan een bepaalde voorwaarde is voldaan.
Het achteraf nalopen van een PSD is noodzakelijk om inzicht te krijgen in de werking
ervan en om na te gaan of het schema juist is. Dat nalopen wordt wel een
ooggetuigenverslag genoemd.
Hoofdstuk 1
Programmeertalen kunnen in zes hoofdcategorieën ingedeeld worden:
o machinecode
o assembleertalen
o hogere programmeertalen
o vierde-generatietalen
o vijfde-generatietalen
o objectgeoriënteerde talen.
Machinecode is de programmeertaal van de eerste generatie. De instructies bestaan uit
nullen en enen. Deze taal wordt tot de lagere programmeertalen gerekend. We zeggen
ook wel dat dergelijke talen 'dichter bij de processor' staan.
Bij assembleertalen wordt er gebruik gemaakt van gemakkelijker te onthouden
lettercodes in plaats van nullen en enen. Assembleertaal behoort tot de tweede generatie.
Bij hogere programmeertalen (vanaf de derde generatie) worden de instructies door
een compiler vertaald naar machinecode. Ze worden ook wel procedurele talen genoemd.
Bekende derde-generatietalen zijn C, C++ en Java.
De meeste talen van de vierde generatie zijn niet-procedureel, maar meer
probleemgericht. Ze leveren vaak onhandelbaar grote programma's op. Met
vierdegeneratiehulpmiddelen kan men wel snel een toepassing of een bepaald gedeelte
hiervan genereren.
Bij vijfde-generatietalen beschrijft de programmeur de situatie en het probleem en de
oplossing wordt automatisch berekend. Deze manier van programmeren noem je
declaratief programmeren.
Bij objectoriëntatie worden gegevens en code gecombineerd in objecten. Objecten
hebben eigen verantwoordelijkheden, houden data vast en vertonen gedrag. Belangrijke
begrippen zijn: object, methode, attribuut, overerving, compositie en inkapseling.
Voordelen van objectoriëntatie zijn:
o Er is een kortere ontwikkelingstijd door hergebruik van programmamodules.
o Complexere problemen zijn te hanteren door betere organisatie van
programmacode.
o Het onderhoud van programma's is eenvoudiger omdat duidelijker is wat elk deel
van de software doet.
o Er zijn betere uitwisselingsmogelijkheden door vastgestelde standaards.
o Er is eenvoudigere taakverdeling tussen meerdere programmeurs.
Nadelen van objectoriëntatie zijn:
o Het kost tijd en moeite om te leren programmeren in de OO-stijl.
o Voor kleine applicaties wegen de voordelen van objectoriëntatie soms niet op
tegen het extra werk.
o Soms kun je te ver doorslaan in de OO-stijl.
De taal C is een derde-generatietaal. Zijn objectgeoriënteerde nakomeling is C++. Java is
een platformonafhankelijke OO-programmeertaal, die bestaat uit drie onderdelen. Visual
Basic.NET is een programmeertaal en -omgeving van Microsoft. C# is een
programmeertaal van Microsoft die kenmerken van C, C++ en vooral Java heeft.
Bij programmeertalen voor het web maken we onderscheid tussen client-sided en
server-sided talen. De eerste worden op de computer van de gebruiker uitgevoerd; de
laatste op de server waarop de gevraagde website zich bevindt.
o Client-sided: opmaaktalen (HTML en CSS) en scriptingtalen (waaronder
JavaScript).
o Server-sided: PHP.
, Softwareontwikkeling
Hoofdstuk 2
Een algoritme is een set opdrachten om een berekening of een handeling stapsgewijs in
een bepaalde volgorde uit te voeren.
Een PSD (Programma Structuur Diagram) is een schema dat de samenhang van
instructies binnen een programma weergeeft. Een PSD wordt getekend met rechthoeken,
driehoeken en tekst en is te beschouwen als voorbereiding op het coderen in een
programmeertaal.
Bij PSD's zijn er drie basisstructuren: sequentie, iteratie en selectie.
Sequentiële opdrachten worden van boven naar beneden één voor één uitgevoerd.
Bij een iteratie worden bepaalde opdrachten herhaald; er zijn twee soorten iteraties:
iteratie met controle achteraf en iteratie met controle vooraf.
Bij een selectie splitst het programmaverloop zich op grond van de vraag of wel of niet
aan een bepaalde voorwaarde is voldaan.
Het achteraf nalopen van een PSD is noodzakelijk om inzicht te krijgen in de werking
ervan en om na te gaan of het schema juist is. Dat nalopen wordt wel een
ooggetuigenverslag genoemd.