Medische psychologie
H1: COGNITIEVE PSYCHOLOGIE
1. Inleiding
Wat is psychologie?
● wetenschap die het gedrag bestudeert
○ individueel: wat iemand voelt, doet, denkt
○ algemeen: kenmerken van gedrag, van individuen en groepen
● tracht menselijk functioneren te onderzoeken en verklaren
Psychologie ←→ psychiatrie
Psychologie Psychiatrie
humane wetenschappen medische wetenschappen
mind (mentale processen, aandacht, brain (neurobiologische processen)
geheugen, mentale inhouden, emoties, ..)
normaliteit en ziekte ziekte (mag medicatie voorschrijven
● psychologie omvat:
○ ontwikkelings, cognitieve, experimentele, gedrags, sociale, medische,
persoonlijkheids,... -psychologie
Medische psychologie
● diagnostiek en behandeling: begrijpen van medische klachten en hanteringsgedrag
○ bv: waarom een patiënt na 2 dagen hoofdpijn naar de dokter en de andere
met dezelfde hoofdpijn pas na 4 maanden naar de dokter
● onderzoek en behandeling van klachten geassocieerd met fysieke aandoeningen
■ omgaan met diagnose van chronische ziekten
■ geheugenproblemen als gevolg van een hersentrauma
■ verwerken acute levensbedreigende aandoening (kanker bv)
■ ongewenst eetgedrag
● nauw verband met ziekte en aandoeningen ⇒ WANT kijkt naar de psychologische
gevolgen
2. Informatieverwerking: achtergrond cognitieve psychologie
Kleine geschiedenis in de psychologie
● voor 1930: Freud
● 1930: tegenreactie ⇒ kijken naar gedrag
○ men wou meer onderzoek
, ○ gingen objectief waarnemen
● 1950: cognitieve psychologie ⇒ tegenreactie op gedragspsychologie
● hedendaagse psychologie grote invloed van de cognitieve psychologie
Nieuw uitgangspunt
● psychopathologie: informatie selecteert → interpreteert → verwerkt ⇒
informatieverwerking
○ als een individu rond zich kijkt ⇒ volgende processen cruciaal
■ waarneming (perceptie)
■ verwerking (interpretatie)
■ geheugen
cognitieve psychologie: bestudeert mentale processen (waarnemen, verwerken,..) EN
mentale inhouden (gedachten,gevoelens, gedrag,...)
● bestudeert invloed dat elk op elkaar heeft
2.1 Belangrijke termen en concepten
Cognities:
● verzameling van mentale processen en activiteiten die gebruikt worden bij
waarnemen, interpreteren, onthouden, … = informatieverwerking
● heel denkproces: zowel bewust als onbewust
Informatieverwerking:
● processen die rol spelen bij verwerving, opslag en reproductie van kennis en
geheugen
○ waarnemen, verwerken en geheugen
Schema’s:
● zorgt voor mooie structuur in het geheugen = geheugenstructuren waar
kennisrepresentaties in worden opgeslagen
○ worden gevormd door eigen ervaringen (vroege)
○ veel kennis die erin zit niet bewust kunnen uitdrukken
○ niet allemaal woorden OOK smaken, geluiden, beelden
○ sommige schema's meer belang: bv Ik-schema, relaties, vrienden, familie
● werking: informatie van buitenaf of mentale gebeurtenis gaan een schema activeren
● schema’s maken deel uit van G-ketting/schema
, ⇒ niet de situatie op zich MAAR de wijze waarop we deze interpreteren bepaalt wat we
voelen
● soms gaat het mis ⇒ vertekende info verwerkingsprocessen ⇒ leidt tot psychische
stoornissen
○ in de cognitieve psychologie gaan we er dus ook van uit dat psychische
problemen gekenmerkt worden door vervormde of disfunctionele gevoelens
die het gedrag beïnvloeden
Voorbeelden van systematische denkfouten
● zwart-wit denken: men denkt in uitersten
● toekomst rampzalig voorstellen: als men al met negatief gevoel ergens naar toe gaat
of iets gaat doen ⇒ gaan ze ook een negatieve ervaring hebben
● generaliseren: trekt conclusies uit 1 gebeurtenis
● gedachten lezen: men denkt te weten wat andere denken zonder bewijs
● personaliseren: gebeurtenissen van anderen op zichzelf trekken
● emotioneel redeneren: wat men voelt is feit
● selectief waarnemen: men let op negatieve
● negatief denken: neutrale of positieve omdraaien naar negatieve
2.2 Informatieproces: verwerking van prikkels via mentale processen
WAARNEMING ⇒ GEHEUGEN ⇒ COGNITIE, EMOTIE, GEDRAG
Waarneming/perceptie
● waarneembare zaken uit buitenwereld
○ via zintuigen binnen komen
● waarnemingen van interne toestanden (interoceptief)
○ via lichamelijke sensatie, gedachten, …
● niet altijd van bewust
● niet objectief en passief
○ komt door persoonlijke schema's ⇒ zit al een selectie in
● voorbeeld van hoe snel we interpreteren: Pareidolie
○ aangeboren functie in ons brein om waarnemingen een betekenis te geven
H1: COGNITIEVE PSYCHOLOGIE
1. Inleiding
Wat is psychologie?
● wetenschap die het gedrag bestudeert
○ individueel: wat iemand voelt, doet, denkt
○ algemeen: kenmerken van gedrag, van individuen en groepen
● tracht menselijk functioneren te onderzoeken en verklaren
Psychologie ←→ psychiatrie
Psychologie Psychiatrie
humane wetenschappen medische wetenschappen
mind (mentale processen, aandacht, brain (neurobiologische processen)
geheugen, mentale inhouden, emoties, ..)
normaliteit en ziekte ziekte (mag medicatie voorschrijven
● psychologie omvat:
○ ontwikkelings, cognitieve, experimentele, gedrags, sociale, medische,
persoonlijkheids,... -psychologie
Medische psychologie
● diagnostiek en behandeling: begrijpen van medische klachten en hanteringsgedrag
○ bv: waarom een patiënt na 2 dagen hoofdpijn naar de dokter en de andere
met dezelfde hoofdpijn pas na 4 maanden naar de dokter
● onderzoek en behandeling van klachten geassocieerd met fysieke aandoeningen
■ omgaan met diagnose van chronische ziekten
■ geheugenproblemen als gevolg van een hersentrauma
■ verwerken acute levensbedreigende aandoening (kanker bv)
■ ongewenst eetgedrag
● nauw verband met ziekte en aandoeningen ⇒ WANT kijkt naar de psychologische
gevolgen
2. Informatieverwerking: achtergrond cognitieve psychologie
Kleine geschiedenis in de psychologie
● voor 1930: Freud
● 1930: tegenreactie ⇒ kijken naar gedrag
○ men wou meer onderzoek
, ○ gingen objectief waarnemen
● 1950: cognitieve psychologie ⇒ tegenreactie op gedragspsychologie
● hedendaagse psychologie grote invloed van de cognitieve psychologie
Nieuw uitgangspunt
● psychopathologie: informatie selecteert → interpreteert → verwerkt ⇒
informatieverwerking
○ als een individu rond zich kijkt ⇒ volgende processen cruciaal
■ waarneming (perceptie)
■ verwerking (interpretatie)
■ geheugen
cognitieve psychologie: bestudeert mentale processen (waarnemen, verwerken,..) EN
mentale inhouden (gedachten,gevoelens, gedrag,...)
● bestudeert invloed dat elk op elkaar heeft
2.1 Belangrijke termen en concepten
Cognities:
● verzameling van mentale processen en activiteiten die gebruikt worden bij
waarnemen, interpreteren, onthouden, … = informatieverwerking
● heel denkproces: zowel bewust als onbewust
Informatieverwerking:
● processen die rol spelen bij verwerving, opslag en reproductie van kennis en
geheugen
○ waarnemen, verwerken en geheugen
Schema’s:
● zorgt voor mooie structuur in het geheugen = geheugenstructuren waar
kennisrepresentaties in worden opgeslagen
○ worden gevormd door eigen ervaringen (vroege)
○ veel kennis die erin zit niet bewust kunnen uitdrukken
○ niet allemaal woorden OOK smaken, geluiden, beelden
○ sommige schema's meer belang: bv Ik-schema, relaties, vrienden, familie
● werking: informatie van buitenaf of mentale gebeurtenis gaan een schema activeren
● schema’s maken deel uit van G-ketting/schema
, ⇒ niet de situatie op zich MAAR de wijze waarop we deze interpreteren bepaalt wat we
voelen
● soms gaat het mis ⇒ vertekende info verwerkingsprocessen ⇒ leidt tot psychische
stoornissen
○ in de cognitieve psychologie gaan we er dus ook van uit dat psychische
problemen gekenmerkt worden door vervormde of disfunctionele gevoelens
die het gedrag beïnvloeden
Voorbeelden van systematische denkfouten
● zwart-wit denken: men denkt in uitersten
● toekomst rampzalig voorstellen: als men al met negatief gevoel ergens naar toe gaat
of iets gaat doen ⇒ gaan ze ook een negatieve ervaring hebben
● generaliseren: trekt conclusies uit 1 gebeurtenis
● gedachten lezen: men denkt te weten wat andere denken zonder bewijs
● personaliseren: gebeurtenissen van anderen op zichzelf trekken
● emotioneel redeneren: wat men voelt is feit
● selectief waarnemen: men let op negatieve
● negatief denken: neutrale of positieve omdraaien naar negatieve
2.2 Informatieproces: verwerking van prikkels via mentale processen
WAARNEMING ⇒ GEHEUGEN ⇒ COGNITIE, EMOTIE, GEDRAG
Waarneming/perceptie
● waarneembare zaken uit buitenwereld
○ via zintuigen binnen komen
● waarnemingen van interne toestanden (interoceptief)
○ via lichamelijke sensatie, gedachten, …
● niet altijd van bewust
● niet objectief en passief
○ komt door persoonlijke schema's ⇒ zit al een selectie in
● voorbeeld van hoe snel we interpreteren: Pareidolie
○ aangeboren functie in ons brein om waarnemingen een betekenis te geven