Filosofie en Psychologie
Inhoudsopgave
Hoorcollege 1: Filosofie van de geest & substantiedualisme.............................1
Hoorcollege 2: Propertydualisme & Bewustzijn................................................5
Hoorcollege 3: Identiteitstheorie & Hersenonderzoek....................................10
Hoorcollege 4: Functionalisme & Computionalisme........................................17
Denkende machines.....................................................................................21
Hoorcollege 5: 4E benaderingen....................................................................23
Hoorcollege 6: Sociale Cognitie.....................................................................34
Hoorcollege 7: Vrije Wil................................................................................44
Hoorcollege 8: Filosofie van de wetenschap & Redeneren..............................53
Hoorcollege 9: Wetenschappelijke vooruitgang & Waarden............................61
Hoorcollege 10: Realisme & Anti-realisme.....................................................72
Hoorcollege 11: Wetenschappelijke status psychologie..................................82
Hoorcollege 12: Filosofie van psychiatrie.......................................................90
Hoorcollege 1: Filosofie van de geest & substantiedualisme
De geest = Alle staten, processen, gebeurtenissen en capaciteiten die we
‘mentaal’ noemen.
,2
Mind-Body Problem:
- Is er een verschil tussen lichaam en geest?
- Als er een verschil is, hoe relateren ze dan aan elkaar?
- Als er geen verschil is, hoe is de geest dan deel van de natuurlijke
wereld?
Antwoorden op de Mind-Body Problem volgens verschillende
psychologische kaders:
- Er is niks behalve het lichaam/brein.
- Er is niks behalve de geest.
- Lichaam en geest leven parallel.
- Lichaam en geest hebben interactie.
Substantiedualisme Substantiemonisme
René Descartes (1596-1650)
Substantiedualisme = De geest is compleet iets anders dan het fysieke
lichaam, ze zijn dus onafhankelijk.
- Veel religies geloven hierin: Wanneer het lichaam doodgaat, leeft de
geest door.
Immateriële geest ≠ Materieel lichaam
Mentale processen Sensorische en motorische
processen
Argumenten voor substantiedualisme:
Leibniz’ Law
Als x = y, dan moeten x en y exact dezelfde eigenschappen hebben. Als ze
dit niet zijn, dan x ≠ y. Lichaam en geest hebben niet dezelfde
eigenschappen, dus lichaam ≠ geest.
Spatiale locatie (Descartes)
Lichamelijke processen hebben een ruimtelijke locatie. Mentale processen
hebben dit niet.
Rationaliteit (Descartes)
Mentale entiteiten zijn rationeel en iets materieels kan niet rationeel zijn of
redeneren.
Intentionaliteit (Brentano)
Mentale staten kunnen over iets gaan: aboutness. Je denkt over dingen na,
die niet per se hoeven te bestaan. Iets fysieks kan niet relateren aan
dingen die niet bestaan in de tijd en ruimte.
,3
Fenomenale kwaliteit (Chalmers)
Alleen de geest kan mentale fenomenale ervaringen hebben. Bijvoorbeeld
pijn, proeven. Fysieke objecten kunnen hier geen bewuste ervaring van
hebben.
Het Twijfelargument (Descartes)
Methode van radicale twijfel = Alles in twijfel trekken wat we denken te
weten.
- Als je denkt, kun je aan het bestaan van materiële dingen twijfelen:
de externe wereld en ons lichaam.
- Cogito ergo sum = Ik denk, dus ik ben.
- Er is een ding dat we zeker weten: Dat we kunnen twijfelen.
- Er is maar een ding waaraan we niet kunnen twijfelen: Dat er iets of
iemand is die twijfelt.
- Onze kennis over fysieke dingen is feilbaar, omdat we kennis krijgen
over fysieke dingen door zintuigen. Dit zouden ook illusies of
hallucinaties kunnen zijn.
- Ik kan erover twijfelen dat ik een materieel lichaam heb.
- We kunnen er niet over twijfelen dat de geest bestaat.
- Ik ben niet identiek aan mijn lichaam.
Geest/ziel ≠ Lichaam/hersenen
Geen ruimtelijke locatie Ruimtelijke locatie
Rationeel Niet-rationeel
Intentioneel Niet-intentioneel
Fenomenaal Niet-fenomenaal
Er kan niet getwijfeld worden Er kan getwijfeld worden over het
over het bestaan bestaan
Problemen met substantiedualisme:
- Spatiale locatie => Identity Theory
- Rationaliteit en intentionaliteit => Kunstmatige intelligentie
- Fenomenaliteit => Hard Problem (Chalmers)
Leibniz’ Law werkt niet voor psychologische staten zoals denken en
twijfelen. Mijn kennis of gedachten over een object zijn geen
eigenschappen van het object zelf. Als ik nadenk over de Eiffeltoren, staat
dat niet gelijk aan de toren zelf.
Epistemologie = Wat we denken te weten.
Ontologie = Wat echt bestaat.
We kunnen niet aannemen dat hoe we iets mentaal waarnemen, de
realiteit is.
Intensional Fallacy = Denkfout die gebeurt wanneer we aannemen dat
verschillen in iemands gedachten over een onderwerp echt betekenen dat
die verschillen er in de werkelijkheid zijn, terwijl dit helemaal niet zo hoeft
te zijn. => Probleem voor Leibniz’ Law.
, 4
- Descartes’ dualisme is zo een denkfout: Alleen omdat je kunt
twijfelen over iets, je lichaam, betekent het niet automatisch dat je
geest en je lichaam niet identiek of verbonden zijn in de werkelijk.
- Descartes’ argument is gebaseerd op een epistemologisch verschil,
maar het is een ontologische vraag.
Het substantiedualisme zegt dat geest en lichaam causale interactie
hebben:
Interactionisme = Lichaam en geest hebben constant interactie, ze
beïnvloeden elkaar voortdurend. Sensorische processen kunnen leiden tot
een bewuste ervaring, en bewuste ervaringen kunnen leiden tot
motorische processen. Als substantiedualisme waar is, moeten geest en
lichaam zonder elkaar kunnen voortbestaan.
Het interactieprobleem (Princess of Bohemia) = Hoe is het mogelijk
dat geest en lichaam causale interactie hebben?
- De beschreven interactie tussen lichaam en geest is onduidelijk en
pure speculatie.
- Causale interactie heeft een ruimtelijk contactpunt nodig: Hoe kan
iets ruimtelijks interactie hebben met iets niet-ruimtelijks?
- Volgens het substantiedualisme zijn geest en lichaam dus radicaal
anders. Ze missen dus wat nodig is voor interactie: Een ruimtelijk
contactpunt.
Dualistische alternatieven:
Parallelisme = Lichaam en geest zijn verschillende substanties die geen
interactie hebben. God is degene die ervoor zorgt dat de geest en het
lichaam op elkaar afgestemd blijven, zonder dat er een directe
wisselwerking tussen hen is. => God heeft speelt indirecte rol.
Occasionalisme = Lichaam en geest zijn verschillende substanties die
geen interactie hebben. God bemiddelt tussen de twee substanties. Elk
contact tussen lichaam en geest vindt plaats via god. => God speelt een
directe rol.
- Veronderstelt dat God bestaat.
- Alles is gedetermineerd.
- Geen vrije wil?
- God is schuldig aan al het kwaad?
Substantiedualisme Substantiemonisme
Lichaam en geest zijn Alles is van dezelfde
twee verschillende substantie gemaakt.
substanties.
Interactionisme
Parallelisme
Occasionalisme
Inhoudsopgave
Hoorcollege 1: Filosofie van de geest & substantiedualisme.............................1
Hoorcollege 2: Propertydualisme & Bewustzijn................................................5
Hoorcollege 3: Identiteitstheorie & Hersenonderzoek....................................10
Hoorcollege 4: Functionalisme & Computionalisme........................................17
Denkende machines.....................................................................................21
Hoorcollege 5: 4E benaderingen....................................................................23
Hoorcollege 6: Sociale Cognitie.....................................................................34
Hoorcollege 7: Vrije Wil................................................................................44
Hoorcollege 8: Filosofie van de wetenschap & Redeneren..............................53
Hoorcollege 9: Wetenschappelijke vooruitgang & Waarden............................61
Hoorcollege 10: Realisme & Anti-realisme.....................................................72
Hoorcollege 11: Wetenschappelijke status psychologie..................................82
Hoorcollege 12: Filosofie van psychiatrie.......................................................90
Hoorcollege 1: Filosofie van de geest & substantiedualisme
De geest = Alle staten, processen, gebeurtenissen en capaciteiten die we
‘mentaal’ noemen.
,2
Mind-Body Problem:
- Is er een verschil tussen lichaam en geest?
- Als er een verschil is, hoe relateren ze dan aan elkaar?
- Als er geen verschil is, hoe is de geest dan deel van de natuurlijke
wereld?
Antwoorden op de Mind-Body Problem volgens verschillende
psychologische kaders:
- Er is niks behalve het lichaam/brein.
- Er is niks behalve de geest.
- Lichaam en geest leven parallel.
- Lichaam en geest hebben interactie.
Substantiedualisme Substantiemonisme
René Descartes (1596-1650)
Substantiedualisme = De geest is compleet iets anders dan het fysieke
lichaam, ze zijn dus onafhankelijk.
- Veel religies geloven hierin: Wanneer het lichaam doodgaat, leeft de
geest door.
Immateriële geest ≠ Materieel lichaam
Mentale processen Sensorische en motorische
processen
Argumenten voor substantiedualisme:
Leibniz’ Law
Als x = y, dan moeten x en y exact dezelfde eigenschappen hebben. Als ze
dit niet zijn, dan x ≠ y. Lichaam en geest hebben niet dezelfde
eigenschappen, dus lichaam ≠ geest.
Spatiale locatie (Descartes)
Lichamelijke processen hebben een ruimtelijke locatie. Mentale processen
hebben dit niet.
Rationaliteit (Descartes)
Mentale entiteiten zijn rationeel en iets materieels kan niet rationeel zijn of
redeneren.
Intentionaliteit (Brentano)
Mentale staten kunnen over iets gaan: aboutness. Je denkt over dingen na,
die niet per se hoeven te bestaan. Iets fysieks kan niet relateren aan
dingen die niet bestaan in de tijd en ruimte.
,3
Fenomenale kwaliteit (Chalmers)
Alleen de geest kan mentale fenomenale ervaringen hebben. Bijvoorbeeld
pijn, proeven. Fysieke objecten kunnen hier geen bewuste ervaring van
hebben.
Het Twijfelargument (Descartes)
Methode van radicale twijfel = Alles in twijfel trekken wat we denken te
weten.
- Als je denkt, kun je aan het bestaan van materiële dingen twijfelen:
de externe wereld en ons lichaam.
- Cogito ergo sum = Ik denk, dus ik ben.
- Er is een ding dat we zeker weten: Dat we kunnen twijfelen.
- Er is maar een ding waaraan we niet kunnen twijfelen: Dat er iets of
iemand is die twijfelt.
- Onze kennis over fysieke dingen is feilbaar, omdat we kennis krijgen
over fysieke dingen door zintuigen. Dit zouden ook illusies of
hallucinaties kunnen zijn.
- Ik kan erover twijfelen dat ik een materieel lichaam heb.
- We kunnen er niet over twijfelen dat de geest bestaat.
- Ik ben niet identiek aan mijn lichaam.
Geest/ziel ≠ Lichaam/hersenen
Geen ruimtelijke locatie Ruimtelijke locatie
Rationeel Niet-rationeel
Intentioneel Niet-intentioneel
Fenomenaal Niet-fenomenaal
Er kan niet getwijfeld worden Er kan getwijfeld worden over het
over het bestaan bestaan
Problemen met substantiedualisme:
- Spatiale locatie => Identity Theory
- Rationaliteit en intentionaliteit => Kunstmatige intelligentie
- Fenomenaliteit => Hard Problem (Chalmers)
Leibniz’ Law werkt niet voor psychologische staten zoals denken en
twijfelen. Mijn kennis of gedachten over een object zijn geen
eigenschappen van het object zelf. Als ik nadenk over de Eiffeltoren, staat
dat niet gelijk aan de toren zelf.
Epistemologie = Wat we denken te weten.
Ontologie = Wat echt bestaat.
We kunnen niet aannemen dat hoe we iets mentaal waarnemen, de
realiteit is.
Intensional Fallacy = Denkfout die gebeurt wanneer we aannemen dat
verschillen in iemands gedachten over een onderwerp echt betekenen dat
die verschillen er in de werkelijkheid zijn, terwijl dit helemaal niet zo hoeft
te zijn. => Probleem voor Leibniz’ Law.
, 4
- Descartes’ dualisme is zo een denkfout: Alleen omdat je kunt
twijfelen over iets, je lichaam, betekent het niet automatisch dat je
geest en je lichaam niet identiek of verbonden zijn in de werkelijk.
- Descartes’ argument is gebaseerd op een epistemologisch verschil,
maar het is een ontologische vraag.
Het substantiedualisme zegt dat geest en lichaam causale interactie
hebben:
Interactionisme = Lichaam en geest hebben constant interactie, ze
beïnvloeden elkaar voortdurend. Sensorische processen kunnen leiden tot
een bewuste ervaring, en bewuste ervaringen kunnen leiden tot
motorische processen. Als substantiedualisme waar is, moeten geest en
lichaam zonder elkaar kunnen voortbestaan.
Het interactieprobleem (Princess of Bohemia) = Hoe is het mogelijk
dat geest en lichaam causale interactie hebben?
- De beschreven interactie tussen lichaam en geest is onduidelijk en
pure speculatie.
- Causale interactie heeft een ruimtelijk contactpunt nodig: Hoe kan
iets ruimtelijks interactie hebben met iets niet-ruimtelijks?
- Volgens het substantiedualisme zijn geest en lichaam dus radicaal
anders. Ze missen dus wat nodig is voor interactie: Een ruimtelijk
contactpunt.
Dualistische alternatieven:
Parallelisme = Lichaam en geest zijn verschillende substanties die geen
interactie hebben. God is degene die ervoor zorgt dat de geest en het
lichaam op elkaar afgestemd blijven, zonder dat er een directe
wisselwerking tussen hen is. => God heeft speelt indirecte rol.
Occasionalisme = Lichaam en geest zijn verschillende substanties die
geen interactie hebben. God bemiddelt tussen de twee substanties. Elk
contact tussen lichaam en geest vindt plaats via god. => God speelt een
directe rol.
- Veronderstelt dat God bestaat.
- Alles is gedetermineerd.
- Geen vrije wil?
- God is schuldig aan al het kwaad?
Substantiedualisme Substantiemonisme
Lichaam en geest zijn Alles is van dezelfde
twee verschillende substantie gemaakt.
substanties.
Interactionisme
Parallelisme
Occasionalisme