100% tevredenheidsgarantie Direct beschikbaar na je betaling Lees online óf als PDF Geen vaste maandelijkse kosten 4.2 TrustPilot
logo-home
Samenvatting

Samenvatting multivariate analyse lesboek

Beoordeling
-
Verkocht
-
Pagina's
22
Geüpload op
01-11-2025
Geschreven in
2021/2022

Deze samenvatting bevat h1 ™ 10 van het lesboek van multivariate analyse uit 2021/2022











Oeps! We kunnen je document nu niet laden. Probeer het nog eens of neem contact op met support.

Documentinformatie

Geüpload op
1 november 2025
Aantal pagina's
22
Geschreven in
2021/2022
Type
Samenvatting

Voorbeeld van de inhoud

Samenvatting Multivariate Analyse
Carmen Faber – 2687735
Hoofdstuk 1 t/m 8


Hoofdstuk 1

Univariate technieken  kijken naar 1 variabele

Bivariate technieken  onderzoeken het verband tussen twee variabelen
- Voorspellen van Y uit X

Multivariate technieken  het bekijken van drie of meer variabelen in samenhang
- Variabelen moeten in hun onderlinge samenhang geanalyseerd worden
- Rekenen met kwantitatieve gegevens
- Toetsend vs. explorerend:
o Toetsend = hypothesen worden getoetst o.b.v. van een veronderstelling; er
wordt gekeken naar hoe waarschijnlijk de verkregen gegevens zijn als die
veronderstelling inderdaad waar is.
o Exploratief = verkennen van data
 Minder krachtige uitspraken
- Datareductie vs. modeltoetsing
o Datareductie = het terugbrengen van een groot aantal gegevens naar een
kleiner aantal gegevens
 Behaptbaar maken van data
o Modeltoetsing = relaties tussen variabelen  model opstellen en naar
uitkomstmaten kijken waarbij we relaties veronderstellen tussen de
uitkomstmaten en verschillende oorzakelijke factoren
 Hoe liggen die relaties en hebben ze dezelfde richting als we
theoretisch hadden verondersteld?
- Voorspelling vs. samenhang
o Voorspelling = asymmetrisch
 X en Y hebben niet dezelfde rol binnen het model
 In hoeverre heeft X invloed op Y?
o Samenhang = symmetrisch
 A en B hebben dezelfde rol binnen het model

Hoofdstuk 2

Hoog vs. laag meetniveau data
o Meetniveau geeft weer hoeveel informatie een variabele bevat  geeft een
indicatie van welke techniek gebruikt moet worden
 Nominaal = labelen/classificeren van waarnemingen
 Onderscheid maken zonder rangorde
 Dichotome variabelen = variabelen met 2 categorieën
 Ordinaal = rangorde van oplopende waarde
 Interval = rangorde + even grote intervallen

,  Geen vast nulpunt (temperatuur)
 Ratio = verhouding metingen en verschillen liggen vast
 Vast nulpunt (geld)
 Absoluut = alle informatie ligt vast (frequentietelling)

Afhankelijke variabele = de variabele die uit andere variabelen wordt geprobeerd te
voorspellen, het gevolg van de oorzaken (Y)

Onafhankelijke variabelen = de oorzaken, de voorspellers (X) (predictoren/covariaten)

Modellen:
- Hebben een structuurovereenkomst met de werkelijkheid die zij beschrijven
o Stelt het onafhankelijk experimenteren met de werkelijkheid toe zonder
daadwerkelijk de werkelijkheid aan te tasten, anders weet je niet ‘what if…’
- De werkelijkheid is complex en onoverzichtelijk  met een model kan er onderzocht
worden hoe de werkelijkheid zich gedraagt en verandert en wat de eigenschappen
zijn zonder te hoeven letten op storende of complicerende factoren
- Parameter = coëfficiënt
- Hoge model fit/goodness of fit  de voorspelde Y lijkt volgens het model sterk op de
waargenomen Y
o Het model past goed op de gegevens van de werkelijkheid
- Parsimonie (simpelheid) geniet de voorkeur  met een zou eenvoudig mogelijk
model een zo goed mogelijke voorspelling doen
- Relatieve fitmaat op de complexiteit van het model  straft voor de complexiteit

Empirisch onderzoek = waarnemingen aan de werkelijkheid verrichten
- Operationalisatie:
o Construct = niet direct afleesbaar begrip
o Hypothetisch construct = een abstracte term waarmee naar een niet-
uitwendig waarneembaar kenmerk van personen wordt verwezen
 Moeten worden afgeleid uit andere wel waarneembare kenmerken
o Definiëren wat onder een construct wordt verstaan = conceptuele definitie
o Operationele definitie = hoe gaan we het construct meten?

Hoofdstuk 3

Statistiek: 2 definities
- Inferientiële statistiek: Zelfst. Nw.  verzameling van methoden om berekeningen
uit te voeren op gegevens die doorgaans uit een steekproef afkomstig zijn.
- Beschrijvende statistiek: Samenvatting serie gegevens (centrummaten)

Beschrijvende statistiek:
- Maten van centrale tendentie = waar de gegevens zich gemiddeld bevonden
o Gemiddelde = som waarnemingen / aantal waarnemingen
 Gevoelig voor uitbijters
o Modus = de waarneming die binnen de data het vaakst voorkomt
 Bimodaal = twee modussen

, o Mediaan = de waarde waarboven 50% van de waarnemingen ligt
 Handig bij scheve verdelingen
 Niet gevoelig voor uitbijters
- Maten van spreiding = of er veel verschil was tussen de respondenten
o Range = het spectrum waarop de getallen zich bevinden
o Variantie = s2 = de gemiddelde som van de gekwadrateerde afwijkingen van
de individuele scores van het gemiddelde
 Relatie met oorspronkelijke schaal is weg
o Standaarddeviatie = s = wortel uit de variantie
 Waarde is weer te interpreteren in termen van de oorspronkelijke
schaal

Inferentiële statistiek:
- Representatieve steekproef = goede weerspiegeling van de populatie  geeft info
over een populatie
o Toevalsteekproef/aselecte steekproef/random sample
o Geen systematische verschillen meer, wel random verschillen
o Representatief wanneer ieder lid van de populatie gelijke kansen heeft om in
de steekproef terecht te komen
o Externe validiteit = generaliseren naar de populatie; de bevindingen van
toepassing verklaren over de populatie
o Uitval is vaak niet toevallig en maakt de steekproef niet representatief
o Niet representatief?  kenmerken steekproef vergelijken met populatie 
moet er gecorrigeerd worden?
- Bias = systematisch verschil/vertekening tussen de leden van de steekproef en de
populatie
- Onzekerheden bij representatieve steekproeven  toetsen
o Nulhypothese (H0) = er is niks aan de hand
o Alternatieve hypothese (H1) = er is wel iets aan de hand
o Significant = p-waarde onder de alpha = verwerpen H0 & aannemen H1
 Te kleine alpha leidt tot nooit verwerpen H0  er is nooit wat aan de
hand
 Type 1 fout = alpha = H0 onterecht verwerpen
 Dit doen we zelf, we bepalen zelf hoe groot de alpha is
 Type 2 fout = B = H0 onterecht aannemen
 We kunnen niet zelf bepalen hoe groot de B is, hangt af van
alpha, steekproefgrootte
 Kans om de juiste beslissing te maken als H0 waar is = 1 – alpha
 Kans om de juiste beslissing te maken als H1 waar is = 1 – B =
power/statistische kracht
 Kleinere steekproef is kleinere power (grotere B)
o Conditionele uitspraken: als … dan
o N = 30 als ondergrens
 Te kleine steekproef = alpha vergroten
 Te grote steekproef = alpha verkleinen
o Te veel ruis (te grote variantie) of geschonden assumpties  niet goed
toetsen
€10,66
Krijg toegang tot het volledige document:

100% tevredenheidsgarantie
Direct beschikbaar na je betaling
Lees online óf als PDF
Geen vaste maandelijkse kosten

Maak kennis met de verkoper
Seller avatar
bantfabercarmen14

Maak kennis met de verkoper

Seller avatar
bantfabercarmen14 Vrije Universiteit Amsterdam
Bekijk profiel
Volgen Je moet ingelogd zijn om studenten of vakken te kunnen volgen
Verkocht
Nieuw op Stuvia
Lid sinds
1 maand
Aantal volgers
0
Documenten
21
Laatst verkocht
-

0,0

0 beoordelingen

5
0
4
0
3
0
2
0
1
0

Recent door jou bekeken

Waarom studenten kiezen voor Stuvia

Gemaakt door medestudenten, geverifieerd door reviews

Kwaliteit die je kunt vertrouwen: geschreven door studenten die slaagden en beoordeeld door anderen die dit document gebruikten.

Niet tevreden? Kies een ander document

Geen zorgen! Je kunt voor hetzelfde geld direct een ander document kiezen dat beter past bij wat je zoekt.

Betaal zoals je wilt, start meteen met leren

Geen abonnement, geen verplichtingen. Betaal zoals je gewend bent via iDeal of creditcard en download je PDF-document meteen.

Student with book image

“Gekocht, gedownload en geslaagd. Zo makkelijk kan het dus zijn.”

Alisha Student

Veelgestelde vragen