O&O
Hoofdstuk 1
ABBA Doel van ABBA ontwerpen is om effecten van een
therapie, lesmethode of andere interventie te bepalen
door eerst de deelnemers te observeren gedurende
een basisperiode (A); vervolgens een interventie (B) te
proberen en de resultaten te noteren. Vervolgens de
interventie te verwijderen (A) en terug te gaan naar de
basisomstandigheden en ten slotte de interventie
opnieuw in te stellen (B)
Actie onderzoek Systematische observaties of tests van methoden,
uitgevoerd door leraren of scholen om het lesgeven en
leren voor hun eigen leerlingen te verbeteren.
Case study Intensieve study van 1 persoon of 1 situatie
Correlations Statische beschrijvingen van hoe nauw twee variabelen
met elkaar verwant zijn.
Beschrijvende studies Studies die gedetailleerde informatie verzamelen over
specifieke situaties, vaak met behulp van observaties,
enquêtes, interviews, opnames of een combinatie deze
methoden
Ontwerpgebaseerd Beoefenaars stellen onderzoeksvragen op basis van
onderzoek problemen in de praktijk. Vervolgens verzamelen en
analyseren onderzoekers de gegevens om die
problemen aan te pakken.
Onderwijspsychologie De discipline die zich bezighoudt met onderwijs-en
leerprocessen; past de methode en theorieën van de
psychologie toe en heeft daarnaast haar eigen
methoden en theorieën.
Empirisch Gebaseerd op waarnemingen/op systematisch
verzamelde gegevens
Etnografie Een beschrijvende benadering van onderzoek die zich
richt op het leven binnen een groep en probeert de
betekenis van gebeurtenissen voor de betrokken
mensen te begrijpen
Experiment Onderzoeksmethodes waarbij variabelen worden
gemanipuleerd en effecten worden vastgelegd
Hypothese Voorspelling van wat er zal gebeuren in een onderzoek,
gebaseerd op theorie en eerder onderzoek.
Micro genetisch Gedetailleerde observatie en analyse van
onderzoek veranderingen een cognitief proces, naarmate het
proces zich over een paar periode van meerdere dagen
of meerdere weken ontvouwt.
Negatieve correlatie Een relatie tussen twee variabelen waarbij een hoge
waarde op de ene variabele geassocieerd wordt met
een lage waarde op de andere.
Participanten Een methode voor het uitvoeren van beschrijvend
observatie onderzoek waarbij de onderzoeker deelnemer wordt
aan de situatie om het leven in die groep beter te
begrijpen
Participant Bestudeerde personen
Positieve correlatie Een relatie tussen twee variabelen waarbij de twee
samen toenemen of afnemen.
Principe Vastgestelde relatie tussen twee factoren
Kwalitatief onderzoek Verkennend onderzoek waarbij geprobeerd wordt de
,O&O
betekenis van gebeurtenissen voor de betrokken
deelnemers te begrijpen. Hierbij wordt gebruik
gemaakt van casestudies, interviews, etnografie en
participerende observatie
Kwantitatief Onderzoek waarbij veel deelnemers op een meer
onderzoek formele en gecontroleerde manier worden bestudeerd
met behulp van objectieve maatstaven, zoals
experimenten, statistische analyse, testen en
gestructureerde observaties
Quasi experimenteel Studies die voldoen aan de meeste criteria voor echte
onderzoek experimenten, met de belangrijke uitzondering dat de
deelnemers niet willekeurig aan groepen worden
toegewezen. In plaats daarvan nemen bestaande
groepen, zoals klassen of scholen, deel aan de
experimenten.
Random Willekeurig, zonder vast pastroon, zonder enige regel
Reflecteren Doordacht en inventief. Reflectieve leerkrachten
denken terug aan situaties om te analyseren wat ze
deden en waarom, en om te overwegen hoe ze het
leren van hun studenten kunnen verbeteren.
Statistisch significant Het is niet waarschijnlijk dat dit een toevallige
gebeurtenis is
Zelf- effectiviteit van Het gevoel van effectiviteit van leerkrachten. Het
leerkrachten geloof van een leraar dat hij of zij zelfs de moeilijkste
leerling kan bereiken en hen kan helpen.
Theory Geïntegreerde verklaring van principes die een
fenomeen probeert te verklaren en voorspellingen doet
,O&O
Hoofdstuk 2
Aanpassing Aanpassing aan de omgeving
Accommodatie Bestaande schema’s wijzigen of nieuwe schema’s
creëren als reactie op nieuwe informatie
Adolescent In tegenstelling tot egocentrische jonge kinderen
egocentrisme ontkennen adolescenten niet dat andere mensen
andere percepties en overtuigingen kunnen hebben,
adolescenten worden alleen erg gefocust op hun
eigen ideeën en gedachten.
Assimilatie Nieuwe informatie in bestaande schema’s passen
Begeleid leren. Strategische hulp bieden in de beginfase van het
leren, geleidelijk afnemend naarmate studenten
onafhankelijker worden.
Classificatie Objecten groeperen in categorieën
Co-geconstrueerd Een sociaal proces waarin mensen interacteren en
proces onderhandelen (meestal verbaal) om begrip te
creëren of een probleem op te lossen. Het eindproduct
wordt gevormd door alle deelnemers
Computergestuurde Een techniek die röntgentechnologie gebruikt om
axiale tomografie verbeterde, 3-dimensionale beelden te maken van het
(CAT). gescande lichaamsdeel.
Coacties Gezamenlijke acties van individuele biologie en de
omgeving - elk vormt en beïnvloedt de ander.
Collectief monoloog. Vorm van spreken waarin kinderen in een groep
praten, maar niet echt interacteren of communiceren.
Compensatie Het principe dat veranderingen in één dimensie
gecompenseerd kunnen worden door veranderingen
in een andere
Cognitieve Geleidelijke, ordelijke veranderingen waardoor
ontwikkeling mentale processen complexer en geavanceerder
worden.
Concrete bewerkingen Mentale taken die gekoppeld zijn aan concrete
objecten en situaties.
Conservatie Sommige kenmerken van een object blijven hetzelfde,
ondanks veranderingen in uiterlijk.
Culturele De echte hulpmiddelen (computers, weegschalen,
hulpmiddelen etc.) en symboolsystemen (getallen, taal, grafieken)
waarmee mensen in een samenleving kunnen
communiceren, denken, problemen kunnen oplossen
en kennis kunnen creëren.
Decentreren Focussen op meer dan één aspect tegelijk
Doelgerichte acties Opzettelijke acties richting een doel.
Egocentrisch Ervan uitgaan dat anderen de wereld ervaren zoals jij
dat doet
Een techniek die elektrische patronen in de hersenen
meet die worden gecreëerd door neuronbewegingen
met behulp van elektroden die op de hoofdhuid zijn
bevestigd.
Equilibratie Zoeken naar mentaal evenwicht tussen cognitieve
schema's en informatie uit de omgeving.
Event-related potential Metingen die de elektrische activiteit van de hersenen
(ERP). via de schedel of hoofdhuid beoordelen
Formele operaties Mentale taken waarbij abstract denken en coördinatie
, O&O
van een aantal variabelen betrokken zijn.
Functionele Een MRI is een beeldvormingstechniek die een
magnetische magnetisch veld samen met radiogolven en een
resonantiebeeldvormin computer gebruikt om gedetailleerde beelden van de
g (fMRI) binnenkant van het lichaam te maken. Een functionele
MRI gebruikt de MRI om de kleine veranderingen te
meten die in de hersenen plaatsvinden tijdens
hersenactiviteit.
Fysieke ontwikkeling. Veranderingen in lichaamsstructuur en -functie in de
loop van de tijd.
Gevoelige periodes Tijden waarop een persoon vooral klaar is om
bepaalde dingen te leren of gevoelig is voor bepaalde
ervaringen.
Gliacellen De witte stof van de hersenen. Deze cellen zijn veel
talrijker dan neuronen en lijken veel functies te
hebben, zoals het bestrijden van infecties, het regelen
van de bloedstroom en communicatie tussen
neuronen en het voorzien van de myelinecoating rond
axonvezels.
Hypothetisch- Een formele-operatieve probleemoplossingsstrategie
deductief redeneren. waarbij een individu begint met het identificeren van
alle factoren die een probleem kunnen beïnvloeden en
vervolgens specifieke oplossingen afleidt en
systematisch evalueert.
Identiteit. Principe dat een persoon of object in de loop van de
tijd hetzelfde blijft.
Lateralisatie. De specialisatie van de twee hemisferen (zijden) van
de hersencortex.
Myelinisatie. Het proces waarbij zenuwvezels worden bedekt met
een vettige omhulling genaamd myeline die de
overdracht van berichten efficiënter maakt.
Near-infrared optical Een techniek waarbij een optische vezel wordt
tomography (NIR-OT). gebruikt om near-infrared licht door de hoofdhuid en
in de hersenen te sturen. Een deel van het licht wordt
teruggekaatst, wat duidt op bloedstroom en
zuurstofvoorziening in het bloed die hersenactiviteit
onthullen.
Neurogenese De productie van nieuwe neuronen
Neuronen Zenuwcellen die informatie opslaan en overdragen
Omkeerbaar denken Achteruit denken, van het einde naar het begin.
Omkeerbaarheid Een kenmerk van Piagetiaanse logische bewerkingen:
het vermogen om een reeks stappen te doordenken,
de stappen vervolgens mentaal om te draaien en
terug te keren naar het beginpunt; ook wel
omkeerbaar denken genoemd.
Objectpermanentie Het besef dat objecten een afzonderlijk, permanent
bestaan hebben.
Onevenwicht In de theorie van Piaget, de "uit-evenwicht"-toestand
die optreedt wanneer een persoon zich realiseert dat
zijn of haar huidige manier van denken niet werkt om
een probleem op te lossen of een situatie te begrijpen
Ontwikkeling Ordelijke, adaptieve veranderingen die we doormaken
tussen conceptie en dood; deze
ontwikkelingsveranderingen blijven een redelijk lange
Hoofdstuk 1
ABBA Doel van ABBA ontwerpen is om effecten van een
therapie, lesmethode of andere interventie te bepalen
door eerst de deelnemers te observeren gedurende
een basisperiode (A); vervolgens een interventie (B) te
proberen en de resultaten te noteren. Vervolgens de
interventie te verwijderen (A) en terug te gaan naar de
basisomstandigheden en ten slotte de interventie
opnieuw in te stellen (B)
Actie onderzoek Systematische observaties of tests van methoden,
uitgevoerd door leraren of scholen om het lesgeven en
leren voor hun eigen leerlingen te verbeteren.
Case study Intensieve study van 1 persoon of 1 situatie
Correlations Statische beschrijvingen van hoe nauw twee variabelen
met elkaar verwant zijn.
Beschrijvende studies Studies die gedetailleerde informatie verzamelen over
specifieke situaties, vaak met behulp van observaties,
enquêtes, interviews, opnames of een combinatie deze
methoden
Ontwerpgebaseerd Beoefenaars stellen onderzoeksvragen op basis van
onderzoek problemen in de praktijk. Vervolgens verzamelen en
analyseren onderzoekers de gegevens om die
problemen aan te pakken.
Onderwijspsychologie De discipline die zich bezighoudt met onderwijs-en
leerprocessen; past de methode en theorieën van de
psychologie toe en heeft daarnaast haar eigen
methoden en theorieën.
Empirisch Gebaseerd op waarnemingen/op systematisch
verzamelde gegevens
Etnografie Een beschrijvende benadering van onderzoek die zich
richt op het leven binnen een groep en probeert de
betekenis van gebeurtenissen voor de betrokken
mensen te begrijpen
Experiment Onderzoeksmethodes waarbij variabelen worden
gemanipuleerd en effecten worden vastgelegd
Hypothese Voorspelling van wat er zal gebeuren in een onderzoek,
gebaseerd op theorie en eerder onderzoek.
Micro genetisch Gedetailleerde observatie en analyse van
onderzoek veranderingen een cognitief proces, naarmate het
proces zich over een paar periode van meerdere dagen
of meerdere weken ontvouwt.
Negatieve correlatie Een relatie tussen twee variabelen waarbij een hoge
waarde op de ene variabele geassocieerd wordt met
een lage waarde op de andere.
Participanten Een methode voor het uitvoeren van beschrijvend
observatie onderzoek waarbij de onderzoeker deelnemer wordt
aan de situatie om het leven in die groep beter te
begrijpen
Participant Bestudeerde personen
Positieve correlatie Een relatie tussen twee variabelen waarbij de twee
samen toenemen of afnemen.
Principe Vastgestelde relatie tussen twee factoren
Kwalitatief onderzoek Verkennend onderzoek waarbij geprobeerd wordt de
,O&O
betekenis van gebeurtenissen voor de betrokken
deelnemers te begrijpen. Hierbij wordt gebruik
gemaakt van casestudies, interviews, etnografie en
participerende observatie
Kwantitatief Onderzoek waarbij veel deelnemers op een meer
onderzoek formele en gecontroleerde manier worden bestudeerd
met behulp van objectieve maatstaven, zoals
experimenten, statistische analyse, testen en
gestructureerde observaties
Quasi experimenteel Studies die voldoen aan de meeste criteria voor echte
onderzoek experimenten, met de belangrijke uitzondering dat de
deelnemers niet willekeurig aan groepen worden
toegewezen. In plaats daarvan nemen bestaande
groepen, zoals klassen of scholen, deel aan de
experimenten.
Random Willekeurig, zonder vast pastroon, zonder enige regel
Reflecteren Doordacht en inventief. Reflectieve leerkrachten
denken terug aan situaties om te analyseren wat ze
deden en waarom, en om te overwegen hoe ze het
leren van hun studenten kunnen verbeteren.
Statistisch significant Het is niet waarschijnlijk dat dit een toevallige
gebeurtenis is
Zelf- effectiviteit van Het gevoel van effectiviteit van leerkrachten. Het
leerkrachten geloof van een leraar dat hij of zij zelfs de moeilijkste
leerling kan bereiken en hen kan helpen.
Theory Geïntegreerde verklaring van principes die een
fenomeen probeert te verklaren en voorspellingen doet
,O&O
Hoofdstuk 2
Aanpassing Aanpassing aan de omgeving
Accommodatie Bestaande schema’s wijzigen of nieuwe schema’s
creëren als reactie op nieuwe informatie
Adolescent In tegenstelling tot egocentrische jonge kinderen
egocentrisme ontkennen adolescenten niet dat andere mensen
andere percepties en overtuigingen kunnen hebben,
adolescenten worden alleen erg gefocust op hun
eigen ideeën en gedachten.
Assimilatie Nieuwe informatie in bestaande schema’s passen
Begeleid leren. Strategische hulp bieden in de beginfase van het
leren, geleidelijk afnemend naarmate studenten
onafhankelijker worden.
Classificatie Objecten groeperen in categorieën
Co-geconstrueerd Een sociaal proces waarin mensen interacteren en
proces onderhandelen (meestal verbaal) om begrip te
creëren of een probleem op te lossen. Het eindproduct
wordt gevormd door alle deelnemers
Computergestuurde Een techniek die röntgentechnologie gebruikt om
axiale tomografie verbeterde, 3-dimensionale beelden te maken van het
(CAT). gescande lichaamsdeel.
Coacties Gezamenlijke acties van individuele biologie en de
omgeving - elk vormt en beïnvloedt de ander.
Collectief monoloog. Vorm van spreken waarin kinderen in een groep
praten, maar niet echt interacteren of communiceren.
Compensatie Het principe dat veranderingen in één dimensie
gecompenseerd kunnen worden door veranderingen
in een andere
Cognitieve Geleidelijke, ordelijke veranderingen waardoor
ontwikkeling mentale processen complexer en geavanceerder
worden.
Concrete bewerkingen Mentale taken die gekoppeld zijn aan concrete
objecten en situaties.
Conservatie Sommige kenmerken van een object blijven hetzelfde,
ondanks veranderingen in uiterlijk.
Culturele De echte hulpmiddelen (computers, weegschalen,
hulpmiddelen etc.) en symboolsystemen (getallen, taal, grafieken)
waarmee mensen in een samenleving kunnen
communiceren, denken, problemen kunnen oplossen
en kennis kunnen creëren.
Decentreren Focussen op meer dan één aspect tegelijk
Doelgerichte acties Opzettelijke acties richting een doel.
Egocentrisch Ervan uitgaan dat anderen de wereld ervaren zoals jij
dat doet
Een techniek die elektrische patronen in de hersenen
meet die worden gecreëerd door neuronbewegingen
met behulp van elektroden die op de hoofdhuid zijn
bevestigd.
Equilibratie Zoeken naar mentaal evenwicht tussen cognitieve
schema's en informatie uit de omgeving.
Event-related potential Metingen die de elektrische activiteit van de hersenen
(ERP). via de schedel of hoofdhuid beoordelen
Formele operaties Mentale taken waarbij abstract denken en coördinatie
, O&O
van een aantal variabelen betrokken zijn.
Functionele Een MRI is een beeldvormingstechniek die een
magnetische magnetisch veld samen met radiogolven en een
resonantiebeeldvormin computer gebruikt om gedetailleerde beelden van de
g (fMRI) binnenkant van het lichaam te maken. Een functionele
MRI gebruikt de MRI om de kleine veranderingen te
meten die in de hersenen plaatsvinden tijdens
hersenactiviteit.
Fysieke ontwikkeling. Veranderingen in lichaamsstructuur en -functie in de
loop van de tijd.
Gevoelige periodes Tijden waarop een persoon vooral klaar is om
bepaalde dingen te leren of gevoelig is voor bepaalde
ervaringen.
Gliacellen De witte stof van de hersenen. Deze cellen zijn veel
talrijker dan neuronen en lijken veel functies te
hebben, zoals het bestrijden van infecties, het regelen
van de bloedstroom en communicatie tussen
neuronen en het voorzien van de myelinecoating rond
axonvezels.
Hypothetisch- Een formele-operatieve probleemoplossingsstrategie
deductief redeneren. waarbij een individu begint met het identificeren van
alle factoren die een probleem kunnen beïnvloeden en
vervolgens specifieke oplossingen afleidt en
systematisch evalueert.
Identiteit. Principe dat een persoon of object in de loop van de
tijd hetzelfde blijft.
Lateralisatie. De specialisatie van de twee hemisferen (zijden) van
de hersencortex.
Myelinisatie. Het proces waarbij zenuwvezels worden bedekt met
een vettige omhulling genaamd myeline die de
overdracht van berichten efficiënter maakt.
Near-infrared optical Een techniek waarbij een optische vezel wordt
tomography (NIR-OT). gebruikt om near-infrared licht door de hoofdhuid en
in de hersenen te sturen. Een deel van het licht wordt
teruggekaatst, wat duidt op bloedstroom en
zuurstofvoorziening in het bloed die hersenactiviteit
onthullen.
Neurogenese De productie van nieuwe neuronen
Neuronen Zenuwcellen die informatie opslaan en overdragen
Omkeerbaar denken Achteruit denken, van het einde naar het begin.
Omkeerbaarheid Een kenmerk van Piagetiaanse logische bewerkingen:
het vermogen om een reeks stappen te doordenken,
de stappen vervolgens mentaal om te draaien en
terug te keren naar het beginpunt; ook wel
omkeerbaar denken genoemd.
Objectpermanentie Het besef dat objecten een afzonderlijk, permanent
bestaan hebben.
Onevenwicht In de theorie van Piaget, de "uit-evenwicht"-toestand
die optreedt wanneer een persoon zich realiseert dat
zijn of haar huidige manier van denken niet werkt om
een probleem op te lossen of een situatie te begrijpen
Ontwikkeling Ordelijke, adaptieve veranderingen die we doormaken
tussen conceptie en dood; deze
ontwikkelingsveranderingen blijven een redelijk lange