1. Wat is een verzorgingsstaat?
Verzorgingsstaat= Overheid bemoeit zich actief met welvaart/welzijn van inwoners.
- Tussen planeconomie en vrijemarkteconomie in
- Gebaseerd op solidariteit en gelijke kansen.
Welvaart= Mate waarin mensen over voldoende middelen beschikken om behoeften te vervullen.
Welzijn= Mate waarin mensen tevreden zijn over hun lichamelijke en geestelijke gezondheid.
Solidariteitsgedachte= Bereidheid in groep of samenleving om risico’s te delen.
Staat centraal in verzorgingsstaat.
Collectief belang= Je maakt gebruik van gezamenlijke voorzieningen
- Collectieve goederen= Goederen waarvan niemand uitgesloten kan worden.
- Kan lijden tot gedrag dat hiertegen is, free riders’ zijn mensen profiteren zonder iets te doen.
Functie’s van een verzorgingsstaat:
- Verzorgen= Zorg bieden voor fysieke en mentale aandoeningen.
- Verzekeren= Zekerheid geven dat je hulp krijgt wanneer er iets gebeurt.
o Socialezekerheidsstelsel= Verzekert mensen van een inkomen bij bijv. ziekte.
- Verheffen= Volk kans geven om talenten te ontplooien/ zich te ontwikkelen.
- Verbinden= Bindingen tussen mensen versterkt sociale cohesie.
In NL: sociale grondrechten=Verplicht voor overheid om na te streven, niet afdwingbaar van rechter.
Voldoende werkgelegenheid, bewoonbaarheid, goed onderwijs, voldoende woongelegenheid.
Ook plichten, zoals belasting betalen en leerplicht.
Planeconomie: Gebaseerd op gelijkheid
- Communistische staatsopvatting= Staat neemt totale verzorging van burgers op zich.
- Geen particulieren in economie, wel goed onderwijs
- In praktijk vaak mislukt Bijv. Sovjet Unie en China door vele geweld en onderdrukking.
Vrijemarkteconomie:Gebaseerd op vrijheid
- Overheid bemoeit zich niet met de economie
- Verzekeringen zijn particulier (individueel)
- Zorgkosten en kosten voor onderwijs zijn hoog
We onderscheiden drie typen verzorgingsstaten:
- De sociaaldemocratische verzorgingsstaat. Zweden, Finland (Scandinavisch)
o Gelijkheid is belangrijkste
o Hoge: sociale zekerheid, uitkeringen, kans op banen/ steun en collectieve lasten.
- De liberale verzorgingsstaat. Engeland, Vs (Angelsaksische)
o Eige verantwoordelijkheid, particulier initiatief
o Beperkte sociale zekerheid, markt erg vrij gelaten en lage collectieve lasten.
- De corporatistische verzorgingsstaat.
o Mengeling van twee voorgaande modellen
o Hoge sociale zekerheid (banen/ zorg gezinnen), samenwerking economie/overheid,
Vroeger was NL corporatisch, daarna verzorgingsstaat, nu veel privatisering. Verzorgingsstaat verandert.
, 2. Ontstaan verzorgingsstaat
In de 19e eeuw Nederland had vrijemarktprincipe (liberale grondslag) (geen minimumloon/ontslagen)
Tot 1850: Nachtwakersstaat= Staat waarin overheid vooral beperkt tot handhaven orde/veiligheid.
Zieken/ouderen geholpen door rijke burgers, kerk en particuliere liefdadigheidsinstellingen.
Vanaf tweede helft 19e eeuw kwamen eerste sociale wetten: eerste keer risico’s arbeid erkent/ regelingen.
Armenwet (1854), Het Kinderwetje van Van Houten (1874), de Veiligheidswet (1895) en meer.
Vanuit verschillende hoeken had men belang bij een verandering van de omstandigheden:
- Christenen Wilden de zwakkeren een betere bescherming bieden.
- Sociaaldemocraten Wilden sterkere machtspositie/betere leefomstandigheden arbeiders.
- Liberalen Wilden minder criminaliteit als gevolg van de armoede.
20e eeuw, Overheid: - Zorgde voor collectieve goederen/diensten (scholing)
- Ontstaan gemengde markteconomie, overheid bemoeid met markt/ werk.
Na economische crisis is interventie overheid nodigzorgde steun overheidsingrijpen economisch gebied.
Na WOII vormden de katholieken (KVP) en de sociaaldemocraten (PvdA) de regering.
De KVP wilde werknemers/ werkgevers gingen samenwerken / de PvdA wilde meer inkomenszekerheid.
Gevolg: Nieuwe wetten voor werknemers (AOW, bijstandswet) en nieuwe overlegorganisaties.
In de jaren vijftig en zestig werden op drie terreinen de sociale voorzieningen uitgebreid:
- Meer risico’s werden gedekt, eerst alleen werknemers later voor iedereen.
- Aantal gerechtigden uitgebreid (niet alleen premiebetalers). Meer mensen recht op uitkering.
- Aantal sectoren dat gesubsidieerd werd, werd uitgebreid. (studiebeurzen, gezondheidszorg)
-
We noemen een aantal belangrijke ontwikkelingen:
- 1956: De invoering van de AOW (Algemene Ouderdomswet).
- 1957: De invoering van vaccinaties bij baby’s waardoor het aantal ziekten afnam.
- 1965: De invoering van de Bijstandswet, mensen krijgen recht op hulp.
- 1947-1985: De stijging van het aantal huurwoningen en de invoering van de huursubsidie.
- 1950-1970: Spectaculaire groei van aantal mensen dat na middelbare school verder studeerde.
De invoering van deze regelingen leidde ook tot maatschappelijk veranderingen:
- Kinderen uit lagere sociale klassen konden makkelijker stijgen op de maatschappelijke ladder.
- denkbeeld over levensstijl, politiek en maatschappij veranderde.
- Vrouwen werden onafhankelijker.
- Godsdienstbeleving nam af.
- Individualisering nam toe.
Dat staat voorzieningen treft heeft steun van drie politieke stromingen:
- LiberalenWillen vrijemarkteconomie. De collectieve uitgaven voor gezondheidszorg beperkt
zodat eigen verantwoordelijkheid wordt gestimuleerd.
- Sociaaldemocraten Willen gemengde markteconomie zodat sociale ongelijkheid verminderd.
- Christendom democraten Willen sterk maatschappelijk middenveld dat voor voorzieningen
zorgt (bijv. sociale partners)