Nederlands 1800-1900
Bladzijde 152
Door de grote maatschappelijke, politieke en technische veranderingen,
voelden de romantische kunstenaars zich niet meer thuis en kwam er een
reactie in de vorm van verschillende soorten manieren van verzet en
sommigen vluchtten. Originaliteit was het uitgangspunt (eigen manier).
De kunstenaar beschouwde zichzelf als een genie/bijzonder iemand/ver
boven de gewone mens. Sommige kunstenaars verzetten zich tegen
maatschappelijk onrecht (bvb in hun werken). Anderen vluchtten door bvb
te fantaseren over het verleden (liefst onbekend verleden zoals
middeleeuwen) → genre historische roman. Bovendien waren verre,
exotische landen een ding, omdat de mensen daar ‘natuurlijk’ (niet
aangetast door de beschaving).
Realisme
Realisme is een reactie op individualistische romantische kunst, die zich vaak van de wereld
afkeerde. De realisten reageren op de werkelijkheid en wilden ze zo objectief mogelijk
weergeven. Aanhangers van naturalisme gingen verder: zij wilden de werkelijkheid niet
alleen weergeven, maar ook wetenschappelijk verklaren. Zij beschouwden de mens als een
product van erfelijkheid, milieu en de tijd waarin hij leeft. Door deze factoren kon de auteur
de mens wetenschappelijk onderzoeken en beschrijven.
Humor
Humor druiste de nuchtere Nederlandse volksaard in tegen de hooggestemde romantische
idealen. De romantische kunstenaar overdreef tot in het absurde en experimenteerde met
de effecten van woordspelingen en beeldspraak. De realisten beschreven situaties die ze
kenden uit de werkelijkheid en maakten die belachelijk.
Fin de siècle
Fin de siècle (letterlijk: einde van de eeuw). Veel mensen kregen toen het gevoel dat de
cultuurperiode ten einde kwam. De nieuwe eeuw werd angst en geen volle verwachting
tegemoet gezien. Bovendien was er ennui (verveeldheid; het gevoel dat alles al eens is
meegemaakt). Een aantal kunstenaars wilde zo min mogelijk met de wereld te maken
hebben en trokken zich terug + noemden zich ‘decadent’ en wilden alleen voor de
schoonheid leven.
, De Tachtigers
De Tachtigers vormden een beweging van jonge schrijvers, die zich afzetten tegen de
‘kneuterigheid’ van de Nederlandse literatuur. L’art pour l’art (de kunst is er voor de kunst)
→ dichter wilde zich zo mooi mogelijk uitdrukken.
De Tachtigers vonden het hoogstpersoonlijke waarneming belangrijk. In de literatuur was er
sprake van verplichte nummers en gedichtjes die iedereen kon schrijven. Bovendien
introduceerden zij de ‘woordkunst’ waarbij de schrijver neologismen (bijv. nw) en
beeldspraak gebruikte om zo nauwkeurig mogelijk zijn indrukken weer te geven.
Poëzie: Piet Paaltjens, ‘Aan Rika’
Pseudoniem van Francois HaverSchmidt (1835-1894). Snikken en grimlachjes (1867) bevat
zijn gedichten. Het begint met een levensschets van Piet Paaltjens. Hij was een ‘bleeke
student’ , altijd somber zuchtend in een café, weinig vrienden en woonde boven een
doodgraver. Niemand begreep hem, maar hij schreef gedichten die iedereen tot tranen
roerden. Hij had zijn gedichten zogenaamd aan Francois gegeven, die ervoor zorgde dat ze
uitgegeven werden.
De gedichten in Snikken en grimlachjes gaan over teleurstelling in de liefde en de
vriendschap. Het is vaak moeilijk vast te stellen ofhet echt gaat over ‘ik ben dieo ongelukkig’
of dat de dichter spot met de overgevoeligheid van de romantiek.
Francois verzon Piet Paaltjens, omdat hij hem nodig had als een soort tussenpersoon om zijn
gevoelens in zijn gedichten te kunnen uiten.
Inhoud: de ik-persoon is aan het woord. De ik-persoon is een man die in de trein zit en naar
Rika verlangt. In het gedicht komt een blonde vrouw met blauwe ogen genaamd Rika voor.
De ik-persoon zit in de trein en maakt kennis met Rika wanneer de sneltrein, waarin Rika in
zit, zijn trein passeert. Na deze ene, korte gebeurtenis fantaseert de ik-persoon over haar.
Feiten: de ik-persoon verzint dat de vrouw ‘Rika’ heet, dat Rika blond haar en blauwe ogen
heeft (en dat de vrouw weet dat de ik-persoon daar niet tegen kan) en dat Rika bang was
voor een spoorwegramp. Bovendien wordt er in dit gedicht een verlangen (Rika)
weergegeven.
Bladzijde 152
Door de grote maatschappelijke, politieke en technische veranderingen,
voelden de romantische kunstenaars zich niet meer thuis en kwam er een
reactie in de vorm van verschillende soorten manieren van verzet en
sommigen vluchtten. Originaliteit was het uitgangspunt (eigen manier).
De kunstenaar beschouwde zichzelf als een genie/bijzonder iemand/ver
boven de gewone mens. Sommige kunstenaars verzetten zich tegen
maatschappelijk onrecht (bvb in hun werken). Anderen vluchtten door bvb
te fantaseren over het verleden (liefst onbekend verleden zoals
middeleeuwen) → genre historische roman. Bovendien waren verre,
exotische landen een ding, omdat de mensen daar ‘natuurlijk’ (niet
aangetast door de beschaving).
Realisme
Realisme is een reactie op individualistische romantische kunst, die zich vaak van de wereld
afkeerde. De realisten reageren op de werkelijkheid en wilden ze zo objectief mogelijk
weergeven. Aanhangers van naturalisme gingen verder: zij wilden de werkelijkheid niet
alleen weergeven, maar ook wetenschappelijk verklaren. Zij beschouwden de mens als een
product van erfelijkheid, milieu en de tijd waarin hij leeft. Door deze factoren kon de auteur
de mens wetenschappelijk onderzoeken en beschrijven.
Humor
Humor druiste de nuchtere Nederlandse volksaard in tegen de hooggestemde romantische
idealen. De romantische kunstenaar overdreef tot in het absurde en experimenteerde met
de effecten van woordspelingen en beeldspraak. De realisten beschreven situaties die ze
kenden uit de werkelijkheid en maakten die belachelijk.
Fin de siècle
Fin de siècle (letterlijk: einde van de eeuw). Veel mensen kregen toen het gevoel dat de
cultuurperiode ten einde kwam. De nieuwe eeuw werd angst en geen volle verwachting
tegemoet gezien. Bovendien was er ennui (verveeldheid; het gevoel dat alles al eens is
meegemaakt). Een aantal kunstenaars wilde zo min mogelijk met de wereld te maken
hebben en trokken zich terug + noemden zich ‘decadent’ en wilden alleen voor de
schoonheid leven.
, De Tachtigers
De Tachtigers vormden een beweging van jonge schrijvers, die zich afzetten tegen de
‘kneuterigheid’ van de Nederlandse literatuur. L’art pour l’art (de kunst is er voor de kunst)
→ dichter wilde zich zo mooi mogelijk uitdrukken.
De Tachtigers vonden het hoogstpersoonlijke waarneming belangrijk. In de literatuur was er
sprake van verplichte nummers en gedichtjes die iedereen kon schrijven. Bovendien
introduceerden zij de ‘woordkunst’ waarbij de schrijver neologismen (bijv. nw) en
beeldspraak gebruikte om zo nauwkeurig mogelijk zijn indrukken weer te geven.
Poëzie: Piet Paaltjens, ‘Aan Rika’
Pseudoniem van Francois HaverSchmidt (1835-1894). Snikken en grimlachjes (1867) bevat
zijn gedichten. Het begint met een levensschets van Piet Paaltjens. Hij was een ‘bleeke
student’ , altijd somber zuchtend in een café, weinig vrienden en woonde boven een
doodgraver. Niemand begreep hem, maar hij schreef gedichten die iedereen tot tranen
roerden. Hij had zijn gedichten zogenaamd aan Francois gegeven, die ervoor zorgde dat ze
uitgegeven werden.
De gedichten in Snikken en grimlachjes gaan over teleurstelling in de liefde en de
vriendschap. Het is vaak moeilijk vast te stellen ofhet echt gaat over ‘ik ben dieo ongelukkig’
of dat de dichter spot met de overgevoeligheid van de romantiek.
Francois verzon Piet Paaltjens, omdat hij hem nodig had als een soort tussenpersoon om zijn
gevoelens in zijn gedichten te kunnen uiten.
Inhoud: de ik-persoon is aan het woord. De ik-persoon is een man die in de trein zit en naar
Rika verlangt. In het gedicht komt een blonde vrouw met blauwe ogen genaamd Rika voor.
De ik-persoon zit in de trein en maakt kennis met Rika wanneer de sneltrein, waarin Rika in
zit, zijn trein passeert. Na deze ene, korte gebeurtenis fantaseert de ik-persoon over haar.
Feiten: de ik-persoon verzint dat de vrouw ‘Rika’ heet, dat Rika blond haar en blauwe ogen
heeft (en dat de vrouw weet dat de ik-persoon daar niet tegen kan) en dat Rika bang was
voor een spoorwegramp. Bovendien wordt er in dit gedicht een verlangen (Rika)
weergegeven.