ECONOMIE B
HOOFDSTUK 21: ONGELIJKHEID EN HERVERDELING
Ongelijkheid en herverdeling staan echter centraal in het politieke debat. Het oordeel over
ongelijkheid in de samenleving is een moreel standpunt.
Over hoe ongelijkheid tot stand komt en de mate waarin de overheid dient in te grijpen om de
ongelijkheid te verminderen zijn de meningen verdeeld.
21.1 BEOORDELING VAN ONGELIJKHEID
21.1.1 Inspanning en omstandigheden
Inspanningen = factoren waar een individu verantwoordelijk gehouden wordt. Vb: studeren,
ondernemen,…
→ Rechtvaardig: harder/meer werken, ondernemen, risico’s, menselijk kapitaal
opbouwen, …
Het inkomensverschil compenseert als het ware het ongemak van harder te werken.
Omstandigheden = factoren waar een individu niet verantwoordelijk voor gehouden wordt.
Andere beelden van omstandigheden zijn etnische origine, socio-economische achtergrond van
een individu of seksuele geaardheid.
→ Rechtvaardig: verschillen in levensduur, superstar economics (voetballer), …
→ Onrechtvaardig: gender, leeftijd, etnische origine, sociaaleconomische achtergrond,
… → wordt verworpen.
1
,ECONOMIE B
SUPERSTAR ECONOMICS: mensen die veel geld verdienen doordat hun markt een wereldwijde
markt is, met een zeer groot bereik (door technologie).
Intergenerationele inkomensmobiliteit = de mate waarin de inkomenspositie binnen de
inkomensverdeling verandert van generatie tot generatie.
→ Wanneer de intergenerationele inkomensmobiliteit hoog is, hebben kinderen die
geboren worden in een gezin met een laag inkomen evenveel kans om later in het leven een
hoog inkomen te verwerven. De American Dream is daar een voorbeeld van ook al is de
intergenerationele inkomensmobiliteit er relatief laag daar…
21.1.2 Waarom aandacht voor ongelijkheid?
o Maatschappelijke voorkeuren voor of normen over gelijkheid:
Veel mensen hebben een voorkeur voor een gelijkere samenleving waarin iedereen toegang
heeft tot een goed leven, waarin ieders rechten worden gevrijwaard en waarin iedereen gelijke
kansen heeft.
o John Rawls’ Veil of ignorance:
Rawls beschrijft de volgende hypothetische situatie = stel je voor dat je voor de geboorte in een
samenleving wordt geplaatst, maar je weet niet welke positie, klasse, geslacht, etniciteit, religie
of andere persoonlijke kenmerken je zult hebben. Onder deze sluier van onwetendheid ben je
volledig onwetend over je eigen identiteit en belangen in de samenleving.
Uit deze hypothese besluit Rawls dat mensen risicoavers zijn, waardor mensen het zekere
boven het onzekere kiezen → mensen kiezen voor een gelijkere samenleving.
Rawls stelde twee hoofdprincipes van rechtvaardigheid voor die mensen achter de sluier van
onwetendheid zouden kiezen:
o Gelijkheid en allocatieve efficiëntie gaan hand in hand:
Armoede en ongelijkheid kunnen met zich meebrengen dat sommige mensen te weinig
investeren in menselijk kapitaal. Deze suboptimale investering zorgt ervoor dar er talent verspild
wordt, of dus dat de productiemogelijkhedencurve naar beneden verschuift, en economische
groei daalt. Gelijke verdeling leidt meteen ook tot meer efficiëntie.
o Politieke redenen:
Ongelijkheid, en met name vermogensongelijkheid, dreigt na verloop van tijd extremer te
worden. Een steeds kleinere groep wordt machtiger → kan leiden tot politieke problemen.
2
,ECONOMIE B
o Piketty:
Aandeel van de 1% rijkste amerikanen hebben een zeer hoog loon, maar lage arbeidsinkomsten,
ze hebben een hoog kapitaal.
Zijn barrières altijd goed? Neen dit kan leiden tot een tekort en dat enkel een selecte groep
binnen geraakt (bv toelatingsproef geneeskunde, diploma vereisten, …).
21.1.3 Discriminatie en de arbeidsmarkt
Discriminatie: heeft vaak te maken met omstandigheden, kenmerken waar het individu geen
controle over heeft. Zoals: hogere werkloosheidcijfers voor personen met een
migratieachtergrond en lagere lonen voor vrouwen.
Smaakdiscriminatie: die start vanuit het idee dat sommige personen een onnut ervaren wanneer
ze moeten interageren met bepaalde groepen, zoals personen met een migratieachtergrond,
ander geslacht of ouderen.
OP KORT TERMIJN:
Werknemer A discrimineert en zal dus hogere
lonen betalen voor de kenmerken die hij wilt.
Mensen uit het bedrijf van werknemer B (niet
discriminerend) heeft een hogere
tewerkstelling (meer mensen die hier kunnen
werken) → lagere lonen. LOONVERSCHIL = L2
– L3
LANGE TERMIJN (bij competitieve en mobiele
arbeidsmarkt)
De mensen die in bedrijf B werken maar ook in A mogen werken zullen naar daar gaan omdat ze
voor hetzelfde werk meer betaald worden → na termijn zijn de lonen opnieuw gelijk aan L1.
Geen loonverschil, wel structureel verschil in samenstelling tewerkstelling: segregatie
→Wel loonverschil als ook de vraagkant discrimineert!
3
, ECONOMIE B
Statistische discriminatie: de basis van dit is dat sommige mensen gediscrimineerd worden op
basis van kenmerken ofwel statistieken van de groep waartoe ze behoren. “discriminatie
wegens onzekere verwachtingspatronen”.
Statistische discriminatie of discriminatie wegens verwachtingen kan echter ook een
rationalisatie zijn van vooroordelen.
Kortom, de effectieve beschikbaarheid van werknemers op lange termijn is complex, het is dus
niet altijd duidelijk wat een vooroordeel is en wat een rationele verwachting is.
21.1.4 Ongelijkheid van wat?
Er is een groot verschil tussen inkomensongelijkheid en vermogensongelijkheid. Het eerste
verwijst naar de ongelijkheid van de inkomens tussen individuen. Het tweede verwijst naar de
ongelijkheid van bezitting tussen individuen.
Equivalente gezinsinkomen: YE =
het gezinsinkomen gecorrigeerd voor
gezinsgrootte.
𝛾
𝛾𝐸 = : Het equivalent gezinsinkomen geeft een inschatting van het welvaartsniveau van een
√𝑛
gezinslid en zorgt ervoor dat gezinnen met verschillende grootte vergeleken kunnen worden.
Primaire inkomensongelijkheid: weergeeft zoals ze door de marktwerking is tot stand gekomen.
Secundaire inkomensongelijkheid: ongelijkheid na sociale- zekerheid en directe belastingen =
ongelijkheid in beschikbare gezinsinkomen.
4
HOOFDSTUK 21: ONGELIJKHEID EN HERVERDELING
Ongelijkheid en herverdeling staan echter centraal in het politieke debat. Het oordeel over
ongelijkheid in de samenleving is een moreel standpunt.
Over hoe ongelijkheid tot stand komt en de mate waarin de overheid dient in te grijpen om de
ongelijkheid te verminderen zijn de meningen verdeeld.
21.1 BEOORDELING VAN ONGELIJKHEID
21.1.1 Inspanning en omstandigheden
Inspanningen = factoren waar een individu verantwoordelijk gehouden wordt. Vb: studeren,
ondernemen,…
→ Rechtvaardig: harder/meer werken, ondernemen, risico’s, menselijk kapitaal
opbouwen, …
Het inkomensverschil compenseert als het ware het ongemak van harder te werken.
Omstandigheden = factoren waar een individu niet verantwoordelijk voor gehouden wordt.
Andere beelden van omstandigheden zijn etnische origine, socio-economische achtergrond van
een individu of seksuele geaardheid.
→ Rechtvaardig: verschillen in levensduur, superstar economics (voetballer), …
→ Onrechtvaardig: gender, leeftijd, etnische origine, sociaaleconomische achtergrond,
… → wordt verworpen.
1
,ECONOMIE B
SUPERSTAR ECONOMICS: mensen die veel geld verdienen doordat hun markt een wereldwijde
markt is, met een zeer groot bereik (door technologie).
Intergenerationele inkomensmobiliteit = de mate waarin de inkomenspositie binnen de
inkomensverdeling verandert van generatie tot generatie.
→ Wanneer de intergenerationele inkomensmobiliteit hoog is, hebben kinderen die
geboren worden in een gezin met een laag inkomen evenveel kans om later in het leven een
hoog inkomen te verwerven. De American Dream is daar een voorbeeld van ook al is de
intergenerationele inkomensmobiliteit er relatief laag daar…
21.1.2 Waarom aandacht voor ongelijkheid?
o Maatschappelijke voorkeuren voor of normen over gelijkheid:
Veel mensen hebben een voorkeur voor een gelijkere samenleving waarin iedereen toegang
heeft tot een goed leven, waarin ieders rechten worden gevrijwaard en waarin iedereen gelijke
kansen heeft.
o John Rawls’ Veil of ignorance:
Rawls beschrijft de volgende hypothetische situatie = stel je voor dat je voor de geboorte in een
samenleving wordt geplaatst, maar je weet niet welke positie, klasse, geslacht, etniciteit, religie
of andere persoonlijke kenmerken je zult hebben. Onder deze sluier van onwetendheid ben je
volledig onwetend over je eigen identiteit en belangen in de samenleving.
Uit deze hypothese besluit Rawls dat mensen risicoavers zijn, waardor mensen het zekere
boven het onzekere kiezen → mensen kiezen voor een gelijkere samenleving.
Rawls stelde twee hoofdprincipes van rechtvaardigheid voor die mensen achter de sluier van
onwetendheid zouden kiezen:
o Gelijkheid en allocatieve efficiëntie gaan hand in hand:
Armoede en ongelijkheid kunnen met zich meebrengen dat sommige mensen te weinig
investeren in menselijk kapitaal. Deze suboptimale investering zorgt ervoor dar er talent verspild
wordt, of dus dat de productiemogelijkhedencurve naar beneden verschuift, en economische
groei daalt. Gelijke verdeling leidt meteen ook tot meer efficiëntie.
o Politieke redenen:
Ongelijkheid, en met name vermogensongelijkheid, dreigt na verloop van tijd extremer te
worden. Een steeds kleinere groep wordt machtiger → kan leiden tot politieke problemen.
2
,ECONOMIE B
o Piketty:
Aandeel van de 1% rijkste amerikanen hebben een zeer hoog loon, maar lage arbeidsinkomsten,
ze hebben een hoog kapitaal.
Zijn barrières altijd goed? Neen dit kan leiden tot een tekort en dat enkel een selecte groep
binnen geraakt (bv toelatingsproef geneeskunde, diploma vereisten, …).
21.1.3 Discriminatie en de arbeidsmarkt
Discriminatie: heeft vaak te maken met omstandigheden, kenmerken waar het individu geen
controle over heeft. Zoals: hogere werkloosheidcijfers voor personen met een
migratieachtergrond en lagere lonen voor vrouwen.
Smaakdiscriminatie: die start vanuit het idee dat sommige personen een onnut ervaren wanneer
ze moeten interageren met bepaalde groepen, zoals personen met een migratieachtergrond,
ander geslacht of ouderen.
OP KORT TERMIJN:
Werknemer A discrimineert en zal dus hogere
lonen betalen voor de kenmerken die hij wilt.
Mensen uit het bedrijf van werknemer B (niet
discriminerend) heeft een hogere
tewerkstelling (meer mensen die hier kunnen
werken) → lagere lonen. LOONVERSCHIL = L2
– L3
LANGE TERMIJN (bij competitieve en mobiele
arbeidsmarkt)
De mensen die in bedrijf B werken maar ook in A mogen werken zullen naar daar gaan omdat ze
voor hetzelfde werk meer betaald worden → na termijn zijn de lonen opnieuw gelijk aan L1.
Geen loonverschil, wel structureel verschil in samenstelling tewerkstelling: segregatie
→Wel loonverschil als ook de vraagkant discrimineert!
3
, ECONOMIE B
Statistische discriminatie: de basis van dit is dat sommige mensen gediscrimineerd worden op
basis van kenmerken ofwel statistieken van de groep waartoe ze behoren. “discriminatie
wegens onzekere verwachtingspatronen”.
Statistische discriminatie of discriminatie wegens verwachtingen kan echter ook een
rationalisatie zijn van vooroordelen.
Kortom, de effectieve beschikbaarheid van werknemers op lange termijn is complex, het is dus
niet altijd duidelijk wat een vooroordeel is en wat een rationele verwachting is.
21.1.4 Ongelijkheid van wat?
Er is een groot verschil tussen inkomensongelijkheid en vermogensongelijkheid. Het eerste
verwijst naar de ongelijkheid van de inkomens tussen individuen. Het tweede verwijst naar de
ongelijkheid van bezitting tussen individuen.
Equivalente gezinsinkomen: YE =
het gezinsinkomen gecorrigeerd voor
gezinsgrootte.
𝛾
𝛾𝐸 = : Het equivalent gezinsinkomen geeft een inschatting van het welvaartsniveau van een
√𝑛
gezinslid en zorgt ervoor dat gezinnen met verschillende grootte vergeleken kunnen worden.
Primaire inkomensongelijkheid: weergeeft zoals ze door de marktwerking is tot stand gekomen.
Secundaire inkomensongelijkheid: ongelijkheid na sociale- zekerheid en directe belastingen =
ongelijkheid in beschikbare gezinsinkomen.
4