100% tevredenheidsgarantie Direct beschikbaar na je betaling Lees online óf als PDF Geen vaste maandelijkse kosten 4.2 TrustPilot
logo-home
Samenvatting

Samenvatting - Economie (Bedrijfsmanagement 1e jaar) + extra oefeningen

Beoordeling
-
Verkocht
-
Pagina's
200
Geüpload op
27-10-2025
Geschreven in
2024/2025

Samenvatting van het vak Economie (200 pagina’s), zorgvuldig uitgewerkt door een student Bedrijfsmanagement aan Arteveldehogeschool. In deze uitgebreide samenvatting is veel tijd en aandacht gestoken om de volledige leerstof helder en gestructureerd weer te geven. Naast de theorie zijn ook extra oefeningen toegevoegd, met printscreens van uitgewerkte voorbeelden om de leerstof concreet te maken. Belangrijke onderdelen zijn met kleur aangeduid voor een duidelijk overzicht, terwijl extra toelichtingen in grijze tekst zorgen voor verdieping en beter begrip. Deze samenvatting maakt het studeren eenvoudiger, inzichtelijker en efficiënter. Ideaal om de kern van het vak snel en grondig onder de knie te krijgen.

Meer zien Lees minder
Instelling
Vak

















Oeps! We kunnen je document nu niet laden. Probeer het nog eens of neem contact op met support.

Geschreven voor

Instelling
Studie
Vak

Documentinformatie

Geüpload op
27 oktober 2025
Aantal pagina's
200
Geschreven in
2024/2025
Type
Samenvatting

Onderwerpen

Voorbeeld van de inhoud

Economie H0
H0 is een zelfstudie, vergeet niet om dat te studeren
Bekijk de video’s
De boek is veel handig
Studiewijzer zeker lezen, is belangrijk want sommige stukjes worden weggevallen


INHOUD ECONOMIE :
• Micro-economie
- H0 inleidende begrippen
- H1 Consumenten
- H2 Producenten
- H3 Prijsvorming & marktvormen
• Macro-economie
- H4 Macro-economische grootheden (bbp)
- H5 Conjunctuur ,economische groei, ontwikkeling
- H6 De arbeidsmarkt
- H7 Geld, rente, monetair beleid en inflatie
- H8 Internationale betrekkingen: de wisselmarkt
- H10 Milieubeleid
• 40% van de tijd v/d docent gaat naar macro-economie, alles
wat je daar ziet goed studeren → Diepgaands alles studeren!

Micro-economie bespreekt enerzijds de consument (H1) en anderzijds de producent
(H2) aan de hand van een analyse van hun ‘gedrag’.
Deze analyses laten toe om de vraag en het aanbod naar economische goederen en
diensten op te stellen. Samengenomen bepalen de vraag en het aanbod de markt van
een goed of een dienst waaruit we de prijsvorming en het marktevenwicht (H3) kunnen
afleiden.”

, H0 – Inleiding:
0.1 HET DOEL VAN DE ECONOMISCHE WETENSCHAP
• Behoefte = te kort die we ervaren. Het heeft een subjectief karakter. We kunnen dat
bevredigen door goederen en diensten. We onderscheiden:
- Primair/immaterieel
• Primaire = basisbehoeften, levensnoodzakelijke behoefte bv. eten, drinken,
onderdak
• Immateriële = naarmate maatschappij meer evolueert zijn er meer immateriële
behoeften bv. erkenning, onderwijs, ontspanning, geneeskundige verzorging
- Individueel/Collectief
• Individuele = persoonlijke behoeften, altijd subjectief van aard (bv. ontspanning
kan voor de ene persoon shoppen zijn en voor de andere persoon sporten,
afhankelijk van interesseveld)
• Collectieve = gemeenschappelijke behoeften zoals wegen of onderwijs, bv.
politieke behoefte aan defensie, onderwijs, cultuur, bejaardenhuis,
recreatiezones → minder subjectief
• Schaarse middelen of economische middelen:
- Waardeverschijnsel (€)
• Doordat iets schaars is, moeten we ervoor betalen. Dit doen we met ons
beperkte inkomen maar met ons inkomen kunnen we niet tegelijk aan al onze
behoeften voldoen. (keuzes maken volgens wat je het meeste waard is)
• Veel goederen en diensten zijn niet zeldzaam, maar omdat we moeten kiezen
en betalen, zijn ze toch schaars.
• Schaars = er is niet genoeg om aan iedereen zijn behoefte te voldoen, als het
gratis zou zijn
- Keuzeprobleem = met gegeven middelen een maximale behoeftebevrediging bereiken
• Nut
- Een goed of dienst is nuttig als het in een behoefte voorziet. (Bv. als ik dorst heb, heeft
een broodje geen nut voor mij op dat moment) Nut is subjectief. Dit nut zal de waarde
bepalen die we geven aan een bepaald goed of dienst.
• Economisch principe geldt voor:
- Gezinnen
- Bedrijven
- Overheid
• = rationele mens zal proberen maximale behoeftebevrediging te bekomen om
zijn beschikbare middelen op een zo efficiënt mogelijke manier in te zetten.
• Hij zal een individueel voorkeursschema opstellen o.b.v. zijn subjectief nut en zo
keuzes maken.
• Gezinnen, bedrijven en overheden maken keuzes om hun behoeften zo goed
mogelijk te vervullen met beperkte middelen.
• Economie
- studie van het menselijk streven naar bevrediging van behoeften met
behulp van schaarse middelen
• De studie van hoe mensen omgaan met schaarste om hun behoeften te
vervullen.

,Consumenten, producenten en ook overheden hebben talrijke behoeftes
Maximaal mogelijk bevredigen → maximale nut = behoeften
Ze kunnen die behoeften bevredigen door economische diensten
Ze zijn schaars, omdat we prijs moeten betalen (keuze maken met beperkte budget)
Op welke manier maken ze keuzes en wat is de keuzeprobleem van gezinnen, bedrijven en overheid?
Ze moeten een combinatie van goederen samenstellen die voor ons de grootste nut opleveren.

Doel: Consumenten, bedrijven & overheden hebben allemaal veel behoeften. Ze proberen die behoeften
zo goed mogelijk te vervullen met behulp van schaarse middelen die nuttig zijn. Daardoor moeten ze
keuzes maken, dus keuzeprobleem.

Elke menselijke handeling heeft een = economisch aspect.
Bv.: wij moeten ook keuzes maken (omdat we niet alles tegelijk kunnen hebben)
Een economisch aspect betekent:
Het deel van iets dat te maken heeft met geld, keuzes, schaarste, of het gebruiken van middelen (zoals
tijd, geld, grondstoffen) om behoeften te vervullen.




0.2 WELVAART EN WELZIJN
• Welvaart = wat je hebt
▪ Hoe goed mensen in hun behoeften kunnen voorzien met schaarse
middelen (geld, goederen, diensten).
• Hoeveel iemand kan kopen en consumeren om een beter leven te hebben.
• Als je genoeg geld hebt om een huis, eten en een auto te kopen, heb je een
hoge welvaart.
• Als je moeite hebt om je basisbehoeften te betalen, heb je een lage welvaart.
• Welvaart stijgt als: we de schaarste kunnen verminderen (we kunnen meer
kopen)
• Welvaart wordt bepaald door schaarse middelen.
• Welzijn = hoe je je voelt
▪ Een breder begrip dan welvaart
▪ Gaat over het gevoel van ‘welbevinden’, uw gelukkig voelen
• Gaat niet alleen over geld, maar ook over geluk, gezondheid en levenskwaliteit.
▪ Bevrediging van verlangens (vriendschap, liefde, gezondheid)
• Welzijn wordt niet bepaald door schaarse middelen.

,Hoe meer welvaart, hoe meer welzijn. Klopt dit?
➢ Neen, je kan veel welvaart hebben, MAAR je toch niet wel voelen.

In sommige landen, zoals Finland en Zweden, is de welvaart erg hoog. Toch blijkt uit cijfers dat het welzijn
in deze landen vaak laag is. Dit zie je bv. aan het aantal zelfdodingen per 100.000 inwoners. Ook in België
is dat cijfer hoog.


0.3 SOORTEN GOEDEREN 1
• Vrije goederen
• = niet schaars, vrij in de natuur, niet betalen (zonlicht, water in de natuur,..)

• Economische goederen = schaarse goederen (en diensten): niet zeldzaam, maar prijs
betalen met beperkte budget
• Zuiver individuele goederen (=producten die door bedrijven worden gemaakt en
verkocht tegen een marktprijs. Die prijs dekt de kosten + winst is mogelijk)
• Rivaliteit (=als jij het koopt, kan iemand anders het niet meer gebruiken)
• Uitsluiting van gebruik (=wie niet betaalt, krijgt het niet)
• Zuiver collectieve goederen (=voor iedereen beschikbaar & niet geproduceerd door
bedrijven maar aangeboden door de overheid)
• Geen rivaliteit
• Geen uitsluiting
• Zuiver collectief goed: defensie, wegen,.. → zelfs als je niet gebruikt,
moet je toch betalen als belasting
• Quasicollectieve goederen
• Individuele goederen die uit sociale of praktische overweging door
de overheid aangeboden worden
• Rivalisering mogelijk (Bv. max 10 kinderen per klas)
• Uitsluiting mogelijk (Bv. privéschool: enkel wie veel betaalt)
• Quasicollectieve goed: bijna een collectief goed, makkelijk te
organiseren, als je gebruik maakt moet je een kleine prijs betalen (de
overheid zal een kleine stuk betalen) (bv. openbaar vervoer, de tolwegen,
openbare zwembad/bibliotheek, hoger onderwijs)
Voorbeelden:
➢ Snelwegen in Frankrijk: quasicollectief (tol betalen, anders uitgesloten)
➢ Snelwegen in België: zuiver collectief (behalve voor vrachtwagens → km-
heffing betalen dus uitsluitbaar = quasicollectief)
o (In Frankrijk betaal je tol om op de snelweg te rijden, in België zijn ze gratis voor
personenwagens maar vrachtwagens betalen kilometerheffing)

Goederen zijn ook diensten.

,0.3 SOORTEN GOEDEREN 2
Wie is de gebruiker van het goed? (bv. van een printer, smartphone,..)

• Consumptiegoederen → gezinshuishouding, bevredigingen en behoefte van een gezin
• Verbruiksgoederen



• Bv. fles cola, je verbruikt het goed 1x
• Gebruiksgoederen



• Meermaals gebruiken bv. wagen, laptop
• Investeringsgoederen → bedrijfshuishouding, om andere goederen te produceren en
dus ingezet door bedrijven
• Kapitaalgoederen



• Duurzame investeringsgoederen, minstens 1 jaar aanwezig in
bedrijf bv. firmawagens, machines, installaties, gebouwen…
• Vlottende investeringsgoederen




• Niet-duurzame investeringsgoederen, tijdens het
productieproces verwerkt/ vernietigd bv. grondstoffen

➢ LET OP: niet de aard, maar het gebruik ervan zal bepalen of een product onder een consumptiegoed
of investeringsgoed valt. Bv. wagen zowel beide MAAR
- Wagen aankopen → consumptiegoed = gebruiksgoed
- Bedrijf investeren in firmawagens → investeringsgoed = kapitaalgoed

➢ Woonhuizen, scholen, wegen, ziekenhuizen = kapitaalgoederen (ze dienen om diensten
voort te brengen)

,0.4 CONSUMPTIE EN PRODUCTIE
• Consumptie
• Gezinnen zullen hun inkomen besteden aan economische goederen voor
niet-productieve doeleinden = consumeren
• Het gebruiken van economische goederen voor persoonlijk gebruik (niet om
iets anders te maken).
• Bv.: Je koopt een brood om het op te eten, niet om er iets anders van te maken.
• Dit gebeurt door besteding van inkomen (geld uitgeven)

• Productie
• Toevoegen van waarde (nuttigheid) aan economische goederen door bedrijven
• Het maken of bewerken van goederen en diensten, zodat ze nuttiger worden.
• Bv.: Een bakker bakt brood → het graan wordt omgezet in iets met meer waarde.
• Dit zorgt voor het verwerven van een inkomen (geld verdienen)

PRODUCTIEFACTOREN (middelen die nodig zijn om te produceren):
• Natuur → Grondstoffen, water, lucht, zon, landbouwgrond.
• (De natuur speelt een belangrijke rol als leverancier van grondstoffen en energie die we nodig
hebben om producten te maken. Laatste jaren worden de natuurlijke rijkdommen schaarser dus
we moeten veel zuiniger omgaan en verminderen van milieuvervuiling)
• Arbeid → Menselijke inspanning, zowel fysiek als mentaal. (OOK management niet
vergeten: opleiden en coördineren van mensen. Geschoolde arbeid steeds belangrijker)
• Kapitaal → Machines, gebouwen (alles wat helpt bij productie).
o Kapitaal is een afgeleide productiefactor: het ontstaat door arbeid en natuur met elkaar te
combineren.
o Het bestaat uit reële kapitaalgoederen, zoals fabrieksgebouwen, machines en werktuigen. Deze
zijn door mensen gemaakt om andere producten te kunnen produceren.
o Let op: kapitaalgoederen dragen indirect bij aan het vervullen van behoeften = omwegproductie.
▪ Bv.: een fabriek op zich vervult geen behoefte, maar is wel nodig om goederen te
produceren die dat wel doen.

,0.6 DE CETERIS PARIBUS-CLAUSULE
= als het overige gelijk is, onder overigens gelijke omstandigheden
= Een veronderstelling
= Onderzoeken
Dingen zoeken in de economie door 1 vak te activeren en al de rest constant houden
1 iets laten variëren, de rest houden we constant
Als 1 variabele wijzigt, wat is dan de impact aan de rest/ op de vraag van ons goed, het effect achterhalen




De economie is geen exacte wetenschap zoals wiskunde.
We moeten rekening houden met veel verschillende factoren, zoals veiligheid, prijskwaliteit,
gezinssituatie.
Maar: als we 1 factor willen onderzoeken, dan gebruiken we de ceteris paribus-clausule.
Ceteris paribus is Latijn en betekent: "alle andere dingen blijven gelijk". We veranderen slechts 1
factor, en houden de rest constant.
Zo kunnen we de echte impact van die ene verandering correct bestuderen.
Tip: Oefeningen met deze clausule kun je vaak herkennen aan de "fee" of een zinnetje dat zegt:
"stel dat alle andere omstandigheden gelijk blijven..."!!!

➢ Doel? Als je factoren gelijk stelt, en 1 factor niet, dan weet je of die factor een effect
veroorzaakt als je hem wijzigt.

0.7 MICRO-, MESO- EN MACRO-ECONOMIE
• Micro-economie
▪ Bestudeert het gedrag van 1 individuele (gezins-of bedrijfs-)
huishoudingen
▪ AFZONDERLIJK
• Meso-economie
▪ Bepaalde huishoudingen bv. bedrijfstak, sector, regio (op die manier
eigenlijk onderzoek doorvoeren)
• Bv. onderzoek naar de horecasector in Vlaanderen, of hoe metaalbedrijven
reageren op hogere energiekosten.
• Macro-economie
▪ Alle bedrijven, alle gezinnen en alle overheidshuishoudingen
▪ Bekijkt de economie op nationaal niveau

, ▪ Economische grootheden van een land worden opgeteld bv. nationaal
inkomen, …
• Het gaat over het geheel van gezinnen, bedrijven en overheden in een land.
• Bv. het berekenen van het nationaal inkomen, de totale investeringen of de
werkloosheidsgraad in België.


EINDE H0

,Economie H1: Consumenten
• Doelstelling
- Economisch gedrag van consumenten leren kennen
• Voorbeelden link met bedrijfswereld
- Invloed van prijsstijging op verkoop?
- Invloed van prijzen bij concurrenten op onze verkoop?
- Hoe beslissen consumenten dat ze ons product zullen kopen?
- …
1.4 Het consumentengedrag in België niet kennen
1.5 komt wel aan de bod maar gaan we later zien (H7)



1.1 KEUZE VAN DE OPTIMALE GOEDERENCOMBINATIE
• We kijken vanuit gezichtspunt consument: op welke manier maken wij keuzes?
• Besteding van inkomen = veel keuze uit goederen en diensten
• Doel consument = zoveel mogelijk nut
• Optimale goederencombinatie heeft een subjectief karakter → Wat "optimaal" is, verschilt per
persoon.




Het keuzeprobleem is het vinden van optimale goederencombinatie die voor ons als individu de
grootste nut opleveren


Door wat wordt de optimale keuze van de consument bepaald?
▪ Economische factoren:
✓ Prijzen van de goederen
✓ Het beschikbare inkomen (= budget)
➔ Budgetlijn
▪ Niet-economische factoren: voorkeuren of preferenties (Dat is een gegeven binnen
de economie, het is niet de taak van economie om te verklaren. Spelen een heel belangrijke rol)
▪ Voorkeuren (preferenties) → Persoonlijke smaak speelt een grote rol.
▪ Dit is geen taak van de economie om te verklaren, maar het beïnvloedt wel keuzes.
➔ indifferentiecurve
▪ Toont verschillende combinaties van goederen die voor een consument evenveel nut
opleveren.

, 1.1.1 DE PREFERENTIES (VOORKEUREN)
• Factor in bepalen van keuze
• Subjectief en afhankelijk van persoonlijke voorkeur
• Preferenties = een gegeven voor de economische studie (economie moet zich niet
afvragen waarom dit of dat de voorkeur krijgt, maar houdt gewoon rekening met het feit dat
mensen voorkeuren hebben en dat die keuzes beïnvloeden)

• Wetenschappelijk onderzoek: Behoeften worden bepaald door:
▪ Sociologische factoren: gezinssituatie, sociale klasse, religie,
woonplaats, nationaliteit
• Gezinssituatie: wel of geen kinderen? → ander uitgavenpatroon, leeftijd:
jongeren vs. ouderen?
• Sociale klasse: status, positie, buurt → bepaalt mee wat je koopt
• Religie: vb. wel of geen varkensvlees mogen eten
• Woonplaats: platteland vs. stad → andere consumptiegewoonten
• Nationaliteit: bepaalt gewoonten: bierdrinkers (Belgen), wijndrinkers
(Italië)
▪ Psychologische factoren: persoonlijkheid (karakter), levensstijl en
attitude.
• Karakter: introvert vs. extrovert, risico zoekend of risico vermijdend
• Levensstijl: manier waarop mensen hun tijd en geld besteden.
• Attitude: houding: t.o.v. producten en aanbieders
> Bandwagoneffect vs. snobeffect (design kledij, sportwagens,
kunst…)
• Bv. sommige kopen het omdat iets mode/trend is
• → Bandwagon effect (zeker kennen): typisch fenomeen dat optreed als je
koopt omdat anderen dat ook hebben (vb.: iedereen draagt jeans, dus ik koop
er ook een)
•  Snobeffect: kopen omdat anderen dat niet hebben (kan duur zijn maar
ook tweedehands)

➔ PREFERENTIES KUNNEN IN TIJD VERANDEREN: onderzoeken doen op KT en LT. Dit kan snel gaan
onder invloed van reclame, seizoenen, ouder worden.




VS

Maak kennis met de verkoper

Seller avatar
De reputatie van een verkoper is gebaseerd op het aantal documenten dat iemand tegen betaling verkocht heeft en de beoordelingen die voor die items ontvangen zijn. Er zijn drie niveau’s te onderscheiden: brons, zilver en goud. Hoe beter de reputatie, hoe meer de kwaliteit van zijn of haar werk te vertrouwen is.
studentAF Arteveldehogeschool
Volgen Je moet ingelogd zijn om studenten of vakken te kunnen volgen
Verkocht
11
Lid sinds
7 maanden
Aantal volgers
0
Documenten
7
Laatst verkocht
2 dagen geleden

5,0

2 beoordelingen

5
2
4
0
3
0
2
0
1
0

Waarom studenten kiezen voor Stuvia

Gemaakt door medestudenten, geverifieerd door reviews

Kwaliteit die je kunt vertrouwen: geschreven door studenten die slaagden en beoordeeld door anderen die dit document gebruikten.

Niet tevreden? Kies een ander document

Geen zorgen! Je kunt voor hetzelfde geld direct een ander document kiezen dat beter past bij wat je zoekt.

Betaal zoals je wilt, start meteen met leren

Geen abonnement, geen verplichtingen. Betaal zoals je gewend bent via iDeal of creditcard en download je PDF-document meteen.

Student with book image

“Gekocht, gedownload en geslaagd. Zo makkelijk kan het dus zijn.”

Alisha Student

Veelgestelde vragen