Rekenen-Wiskunde
Leren
- 10voordeleraar.nl
- Zelfstudiematerialen en oefeningen op Brightspace
Hele getallen
Meten & meetkunde
Meerkeuze vragen – 60 vragen, 40 goed.
Boek: meten en meetkunde
Boek rekenen met hele getallen pagina 146. Begrippenlijst
,Bijeenkomst 1 – groeiend getalbegrip en tellen
(De basis voor het verdere rekenen en gecijferdheid)
Handelingsmodel
Formeel handelen (kale sommen)
Voorstellen abstract (grafiek of tabel
kunnen maken)
Voorstellen concreet (te realistisch)
Informeel handelen (uitspelen)
Getalfuncties
Telgetal (rangorde, ordinaal)
Hoeveelheidsgetal (aantal, kardinaal)
Naamgetal (nummer)
Maatgetal of meetgetal
Rekengetal (bij opereren met getallen)
Toelichting begrippen
Telgetal, volgordegetal – ordinaalgetal
o Getal heeft een plaats in de rij, bv. 5e verdieping, groep 5 of
huisnummer 5. CONTEXT
Hoeveelheidsgetal, aantal – kardinaalgetal
o Resultaat van een telling, 8 bomen, 286 auto’s op de
parkeerplaats.
Naamgetal
o Verwijst naar een specifiek ‘iets’, bv. Rugnummer
hardloopwedstrijd, siergetal op je trui, radio 538. CONTEXT
Maatgetal of meetgetal
o Getal drukt een maat uit zoals schoenmaat 39, ik ben 7 jaar,
het is 14 graden.
Rekengetal
o Getal waarmee je rekent, bv. 5x5 = 25
Piaget
Rekenvoorwaarden
Een-opeen-correspondentie (paarsgewijze correspondentie)
o Een op een relatie, glas 1, glas 2
Classificatie (classificeren)
o Kleur bij kleur, vorm bij vorm etc.
Seriatie (seriëren)
o Op volgorde, klein naar goot, dik naar dun etc.
Conservatie (conserveren)
o Meer minder in een glas, overschenken. Hoeveelheid
veranderd niet als de vorm veranderd.
Proces van tellen
Verschillende fasen van het leren tellen
Kleine hoeveelheden herkennen
, Akoestisch tellen (goede getalrij leren kennen)
Asynchroon tellen
Synchroon tellen
Resultatief tellen (na het tellen weten dat het eindgetal het
antwoord is)
Grondregels van het resultatief tellen
Wat moet de leerling kunnen of begrijpen om resultatief te kunnen tellen?
Het tellen moet synchroon verlopen (aanwijzen en opzeggen)
Telrij in de juiste volgorde opzeggen en geen telwoord of voorwerp
overslaan.
Het laatste uitgesproken telwoord geeft de hoeveelheid aan
(kardinaalgetal)
Laat alle telactiviteiten functionele activiteiten zijn!
Tellen naar abstractieniveau
Contextgebonden tellen
Objectgebonden tellen
Formeel tellen
Proces van leren tellen
Verschillende fasen van tellen:
Kleine hoeveelheden herkennen
Akoestisch tellen
Asynchroon tellen (tussenfase)
Synchroon tellen
Resultatief tellen
Verkort tellen (2,4,6,8,10 of in een keer zien)
Klank-cijferontkoppeling ()
Ontluikende gecijferdheid
Start in de voorschoolse periode
Besef krijgen van aantal (herkennen hoeveelheden)
Opzeggen van de telrij als een versje (akoestisch tellen)
Inzetten van de telrij bij veranderende hoeveelheden
Naspelen van het resultatief tellen
Symboliseren op de vingers
Maatbegrip
Leren
- 10voordeleraar.nl
- Zelfstudiematerialen en oefeningen op Brightspace
Hele getallen
Meten & meetkunde
Meerkeuze vragen – 60 vragen, 40 goed.
Boek: meten en meetkunde
Boek rekenen met hele getallen pagina 146. Begrippenlijst
,Bijeenkomst 1 – groeiend getalbegrip en tellen
(De basis voor het verdere rekenen en gecijferdheid)
Handelingsmodel
Formeel handelen (kale sommen)
Voorstellen abstract (grafiek of tabel
kunnen maken)
Voorstellen concreet (te realistisch)
Informeel handelen (uitspelen)
Getalfuncties
Telgetal (rangorde, ordinaal)
Hoeveelheidsgetal (aantal, kardinaal)
Naamgetal (nummer)
Maatgetal of meetgetal
Rekengetal (bij opereren met getallen)
Toelichting begrippen
Telgetal, volgordegetal – ordinaalgetal
o Getal heeft een plaats in de rij, bv. 5e verdieping, groep 5 of
huisnummer 5. CONTEXT
Hoeveelheidsgetal, aantal – kardinaalgetal
o Resultaat van een telling, 8 bomen, 286 auto’s op de
parkeerplaats.
Naamgetal
o Verwijst naar een specifiek ‘iets’, bv. Rugnummer
hardloopwedstrijd, siergetal op je trui, radio 538. CONTEXT
Maatgetal of meetgetal
o Getal drukt een maat uit zoals schoenmaat 39, ik ben 7 jaar,
het is 14 graden.
Rekengetal
o Getal waarmee je rekent, bv. 5x5 = 25
Piaget
Rekenvoorwaarden
Een-opeen-correspondentie (paarsgewijze correspondentie)
o Een op een relatie, glas 1, glas 2
Classificatie (classificeren)
o Kleur bij kleur, vorm bij vorm etc.
Seriatie (seriëren)
o Op volgorde, klein naar goot, dik naar dun etc.
Conservatie (conserveren)
o Meer minder in een glas, overschenken. Hoeveelheid
veranderd niet als de vorm veranderd.
Proces van tellen
Verschillende fasen van het leren tellen
Kleine hoeveelheden herkennen
, Akoestisch tellen (goede getalrij leren kennen)
Asynchroon tellen
Synchroon tellen
Resultatief tellen (na het tellen weten dat het eindgetal het
antwoord is)
Grondregels van het resultatief tellen
Wat moet de leerling kunnen of begrijpen om resultatief te kunnen tellen?
Het tellen moet synchroon verlopen (aanwijzen en opzeggen)
Telrij in de juiste volgorde opzeggen en geen telwoord of voorwerp
overslaan.
Het laatste uitgesproken telwoord geeft de hoeveelheid aan
(kardinaalgetal)
Laat alle telactiviteiten functionele activiteiten zijn!
Tellen naar abstractieniveau
Contextgebonden tellen
Objectgebonden tellen
Formeel tellen
Proces van leren tellen
Verschillende fasen van tellen:
Kleine hoeveelheden herkennen
Akoestisch tellen
Asynchroon tellen (tussenfase)
Synchroon tellen
Resultatief tellen
Verkort tellen (2,4,6,8,10 of in een keer zien)
Klank-cijferontkoppeling ()
Ontluikende gecijferdheid
Start in de voorschoolse periode
Besef krijgen van aantal (herkennen hoeveelheden)
Opzeggen van de telrij als een versje (akoestisch tellen)
Inzetten van de telrij bij veranderende hoeveelheden
Naspelen van het resultatief tellen
Symboliseren op de vingers
Maatbegrip