Pedagogische systemen in de baby- en
kindertijd
College 1: Introductiecollege
Wat is ‘Pedagogische Wetenschappen’?
PW houdt zich bezig met de wetenschappelijke bestudering van de ontwikkeling en opvoeding
van, en het onderwijs aan kinderen, jongeren en volwassenen in een brede context, en
preventie, diagnostiek en behandeling van de problemen die daarbij kunnen ontstaan.
De pedagogische relatie staat centraal en de invloed die de omgeving en genetische en
neurobiologische aanlegfactoren daarop hebben speelt een belangrijke rol
Het terrein betreft het continuüm van normale tot problematische/pathologische ontwikkeling
en opvoedingssituaties, op zowel individueel, groeps-, als beleidsniveau.
Wat is dan opvoeding?
Opvoeding gaat over het aanleren of onderwijzen van vaardigheden, gedrag, normen en
waarden en het stimuleren van interesses opdat kinderen competent kunnen functioneren
binnen de cultuur en maatschappij waarin ze opgroeien.
Sterk gelinkt aan socialisatie = ‘het proces waardoor individuen de kennis,
vaardigheden en kenmerken verkrijgen zodat ze effectief kunnen participeren in de
samenleving (ouders & familie, vrienden, docenten, buurt, overheid, cultuur, werk,
social media)’
Cultuur sensitiviteit = het bewustzijn dat de eigen normen, waarden en behoeften niet voor
iedereen gelden (opvoeding, onderwijs en socialisatie vanuit onze Westerse bril)
Wat doen pedagogen?
- Pedagogen zijn betrokken bij een breed spectrum van ontwikkelings-, opvoedings-, en
onderwijs gerelateerde vragen: van vragen over alledaagse situaties die bedreigend
zijn voor een kind of zijn omgeving, op het vlak van zowel preventie als interventie
- De pedagoog heeft daarbij niet altijd direct contact met opvoeders en kinderen, maar
kan ook ondersteuning bieden aan de professional die dat directe contact wel heeft. In
alle hoedanigheden leveren pedagogen een bijdrage aan de optimale ontwikkeling van
het kind
Stromingen binnen pedagogische wetenschappen
Geesteswetenschappelijke stroming
- Focus: uitgangspunt is het beschrijven en werkelijk begrijpen van de dagelijkse
werkelijkheid van het opvoeden, de opvoedingspraktijk en door te dringen in de wereld
van het kind en de opvoeder om te komen tot een dieper inzicht van het
opvoedingsproces
- Kind moet kind zijn, opvoeders zijn gidsen en begeleiders normatief
- Link met filosofie
- Onderzoek: bijv. anti-pestprojecten; hoe beleeft het kind dit?
- Onderwijs: vrije scholen, Montessori onderwijs
Empirisch analytische stroming
- Focus: op gedrag van kinderen en de omgeving
- Bewijs is belangrijk, meetbaarheid is belangrijk
- Overeenkomst tussen kinderen voorspelbaar (opvoed)theorieën
- Link met natuurwetenschappelijk onderzoek
- Onderzoek: empirisch, kwantitatief onderzoek met statistische onderbouwing en
hypotheses
- Onderwijs: cito-toetsen
,Kritisch emancipatorische stroming
- Commentaar: beide stromingen hebben verdieping nodig: waar is de maatschappij?
Waar doen we dit voor? Maatschappelijke engagement! Betere algemene
omstandigheden voor kinderen!
- Onderzoek: hoe onderwijsachterstanden te verkleinen? Wat kunnen we leren van de
schooluitsluiting door Covid-19?
- Onderwijs: inclusief onderwijs, bv. alle talen welkom in de school, antiracisme-
campagnes
- Ook een taak voor pedagogen en onderzoekers: spreek je uit!
Micha de Winter – pedagogiek van Hoop
- Kritiek op zowel geesteswetenschappelijke als empirisch-analytische stroming: ‘De
academische pedagogiek is zichzelf de laatste twee decennia steeds meer als een
individuele gedragswetenschap gaan profileren, eigenlijk als een soort
opvoedingspsychologie. Daarnaast is het vakgebied ook steeds klinischer geworden.
We zijn ons vooral op individuele problemen en stoornissen gaan richten
De kwaliteit van samenleven is uit de pedagogiek verdwenen
- Jonge mensen hebben hoop en optimisme nodig. […] Als je kinderen van jongs af aan
weet mee te geven dat ze ertoe doen, dat ze erbij horen, dat de samenleving ook op
hen zit te wachten, dan wakker je de motivatie aan om zich te willen inspannen, te
werken aan doelen, te willen leren en zich te willen ontwikkelen’
Invalshoeken: Deficit Thinking en Medical model
- Deflicit thinking = denkwijze van docenten/professionals: sommige studenten hebben
bepaalde gebreken of tekorten die de achterstanden verklaren
- ‘Kwetsbare kinderen hebben niet de mogelijkheid om te slagen op school’
Benadrukken van de tekortkomingen
Excuus om ongelijkheid in stand te houden; de oorzaak ligt bij het kind
- Medical model = vaak binnen speciaal of passend onderwijs. Focus ligt op de stoornis
of handicap, niet op de behoeften van het kind
‘Een kind met een leerstoornis kan het beste in een afgezonderde ruimte les krijgen’
Behandeling van specifiek de handicap/stoornis, meer niet
Kind wordt gereduceerd tot zijn/haar ‘gebreken’
De omgeving/meerderheid hoeft niet te veranderen
Nu: Positive Youth Development = positieve blik op ontwikkeling
- Focus op diverse behoeften van kinderen, hun mogelijkheden en potenties
- Terminologie en interventies blijven nodig om groepen kinderen de juiste hulp te
bieden!
- Uitgangspunt: alle kinderen en jongeren zouden optimaal moeten kunnen participeren
in deze samenleving; hoe gaan we dat voor elkaar krijgen?
Scheiding tussen de drie stromingen minder strikt; Het beste uit iedere stroming nemen we
mee:
- Belangen van het individuele kind zijn belangrijk (thema’s als kinderparticipatie)
- Degelijk onderzoek en goede theorieën zijn belangrijk
- Kwesties uit de maatschappij zijn belangrijk; hoe kan een kind participeren in deze
maatschappij?
Nu: Positive Youth Development
Pedagogische invalshoek verschuift in twee opzichten:
, College 2: Het bio-socio-ecologische model
In ontwikkeling het resultaat van genetische of omgevingsfactoren: nature vs nurture
debat
- Nature = Aangeboren, rijping, biologisch, evolutie, genetisch (19 e eeuw, ’80 en ’90,
nog steeds belangrijk)
- Nurture = aangeleerd, omgeving, opvoeding, ervaring, belonen en straffen (’50 en
’60, nog steeds belangrijk)
‘’Het misverstand opvoeding’’
- Sterke effecten van erfelijkheid op uiteenlopende menselijke eigenscahppen
- Intelligentie, schoolsucces, persoonlijkheid, beroepskeuze, politieke voorkeur
- Slechts heel kleine effecten van de gedeelde omgeving (gezin, klas)
Gedragsgenetisch onderzoek met tweelingen en adoptiekinderen
- Een-eiige (monozygotische) en twee-eiige (dizygotische) tweelingen
Gedragsgenetisch onderzoek met adoptiekinderen
- Adoptiekinderen en hun biologisch niet-verwante broertjes en zusjes
- Gedeelde omgeving (c2): overeenkomst adoptiekinderen met biologisch niet-
verwante broertjes-zusje in het adoptiegezin
- Erfelijkheid (h2): overeenkomst geadopteerde kinderen met biologisch verwante
maar niet-geadopteerde broertjes-zusjes
Schoolprestaties en erfelijkheid
- In een recente onderzoeksstudie schat op basis van internationaal
tweelingenonderzoek de invloed van erfelijke factoren (h2) op schoolprestaties:
- Effecten van de gedeelde omgeving (gezin, klas, school) zijn klein
- Effecten van erfelijkheid zijn groter (en van de gedeelde omgeving kleiner) in
schoolsystemen die minder vroeg selecteren en minder gedifferentieerd zijn naar
niveau
Head start = massaal programma op grote schaal uitgezet
- ‘war on poverty’ – achterstanden beleid
- Halve dagen, een paar dagen per week, naar een peuterspeelzaal maar zonder een
duidelijk programma
- Opvoedingsondersteuning van ouders, gezinsstimuleringsprogramma’s
Gericht op verhoging van het IQ en de taalvaardigheid, niet altijd professioneel uitgevoerd
Head Start slaagt niet helemaal, er zijn nauwelijks effecten op IQ die blijvend zijn (er zijn wel
andere positieve gevolgen)
Genetica & intelligentie: een beladen debat
- Arhur Jansen – Head Start kon niet slagen, want intelligentie (‘g-factor’), als grotendeels
erfelijke eigenschap, is niet wezenlijk veranderbaar
, - g-factor = de gemeenschappelijke kern van uiteenlopende tests voor intelligentie
en verwante cognitieve capaciteiten
- Harvard-psychologen Hernstein & Murray (1994): the bell-curve … waarom sociale
ongelijkheid te rechtvaardigen is
- Discussie bestaat nog steeds – bijv. werk van Wouter Duyk
Bezwaren tegen het gedragsgenetische model
- Geen ‘inhoudelijke’ theorie over manier waarop de genen (=genotype) worden
omgezet in intelligentie (IQ), schoolprestaties, persoonlijkheid, politieke voorkeur,
gedrag … (=fenotype)
- Afwijkende bevindingen
- Epigenese = het proces waardoor de genen tot uitdrukking komen in het fenotype
2e deel van dit college (Bronfenbrenner)
- GxE
Meta-analyse effecten adoptie: hogere intelligentie, betere schoolprestaties. Het voordeel
komt overeen met het verschil tussen VMBO en VWO.
Het ‘Flynn-effect’
- IQ-testgegevens van psychologische keuring voor militaire dienst (toen er nog
dienstplicht was)
- IQ-tests moeten steeds opnieuw genormeerd worden om op gemiddeld 100 uit te
komen
- Testnormering van t1 toegepast op scores van tn
- Onderzoek in ca. 40 landen in alle werelddelen
Verklaringen?
- Veranderingen van de ‘genenpool’ van de populatie- niet waarschijnlijk
- Stijgend IQ ook gevonden van de ene op de andere generatie
- Stijgend IQ na migratie van arm naar rijk land
Waarschijnlijker:
- Toegenomen educatie en mediagebruik, toegenomen complexiteit van de beroepen, en
veranderingen in het curriculum op school
Flynn-effect lijkt uit te doven (geen verdere stijging) – waarom?
- Geen grote, brede culturele veranderingen sinds eind vorige eeuw, of veranderingen
die juist negatief uitpakken op IQ?
- Toegenomen differentiatie in onderwijs, afnemende kwaliteit van het onderwijs voor
sommige groepen?
Effecten op IQ te zien van veranderingen in:
- Gezinsomgeving (bv. adoptie)
- Schoolsysteem (bv. curriculum)
- Maatschappelijke veranderingen (bv. culturele veranderingen, technologie)
Nature-nurture paradox
- IQ (en andere persoonskenmerken) is in hoge mate erfelijk (nature), maar tegelijkertijd
sterk afhankelijk van de omgeving (nurture)
- Hoe ondersteunender de omgeving, hoe hoger het IQ en hoe sterker de
erfelijkheidscomponent
- Woordenschat: zowel sterk genetisch bepaald als sterk afhankelijk van de taalomgeving
- GxE
Genetisch-biologisch determinisme: is dit waar?
kindertijd
College 1: Introductiecollege
Wat is ‘Pedagogische Wetenschappen’?
PW houdt zich bezig met de wetenschappelijke bestudering van de ontwikkeling en opvoeding
van, en het onderwijs aan kinderen, jongeren en volwassenen in een brede context, en
preventie, diagnostiek en behandeling van de problemen die daarbij kunnen ontstaan.
De pedagogische relatie staat centraal en de invloed die de omgeving en genetische en
neurobiologische aanlegfactoren daarop hebben speelt een belangrijke rol
Het terrein betreft het continuüm van normale tot problematische/pathologische ontwikkeling
en opvoedingssituaties, op zowel individueel, groeps-, als beleidsniveau.
Wat is dan opvoeding?
Opvoeding gaat over het aanleren of onderwijzen van vaardigheden, gedrag, normen en
waarden en het stimuleren van interesses opdat kinderen competent kunnen functioneren
binnen de cultuur en maatschappij waarin ze opgroeien.
Sterk gelinkt aan socialisatie = ‘het proces waardoor individuen de kennis,
vaardigheden en kenmerken verkrijgen zodat ze effectief kunnen participeren in de
samenleving (ouders & familie, vrienden, docenten, buurt, overheid, cultuur, werk,
social media)’
Cultuur sensitiviteit = het bewustzijn dat de eigen normen, waarden en behoeften niet voor
iedereen gelden (opvoeding, onderwijs en socialisatie vanuit onze Westerse bril)
Wat doen pedagogen?
- Pedagogen zijn betrokken bij een breed spectrum van ontwikkelings-, opvoedings-, en
onderwijs gerelateerde vragen: van vragen over alledaagse situaties die bedreigend
zijn voor een kind of zijn omgeving, op het vlak van zowel preventie als interventie
- De pedagoog heeft daarbij niet altijd direct contact met opvoeders en kinderen, maar
kan ook ondersteuning bieden aan de professional die dat directe contact wel heeft. In
alle hoedanigheden leveren pedagogen een bijdrage aan de optimale ontwikkeling van
het kind
Stromingen binnen pedagogische wetenschappen
Geesteswetenschappelijke stroming
- Focus: uitgangspunt is het beschrijven en werkelijk begrijpen van de dagelijkse
werkelijkheid van het opvoeden, de opvoedingspraktijk en door te dringen in de wereld
van het kind en de opvoeder om te komen tot een dieper inzicht van het
opvoedingsproces
- Kind moet kind zijn, opvoeders zijn gidsen en begeleiders normatief
- Link met filosofie
- Onderzoek: bijv. anti-pestprojecten; hoe beleeft het kind dit?
- Onderwijs: vrije scholen, Montessori onderwijs
Empirisch analytische stroming
- Focus: op gedrag van kinderen en de omgeving
- Bewijs is belangrijk, meetbaarheid is belangrijk
- Overeenkomst tussen kinderen voorspelbaar (opvoed)theorieën
- Link met natuurwetenschappelijk onderzoek
- Onderzoek: empirisch, kwantitatief onderzoek met statistische onderbouwing en
hypotheses
- Onderwijs: cito-toetsen
,Kritisch emancipatorische stroming
- Commentaar: beide stromingen hebben verdieping nodig: waar is de maatschappij?
Waar doen we dit voor? Maatschappelijke engagement! Betere algemene
omstandigheden voor kinderen!
- Onderzoek: hoe onderwijsachterstanden te verkleinen? Wat kunnen we leren van de
schooluitsluiting door Covid-19?
- Onderwijs: inclusief onderwijs, bv. alle talen welkom in de school, antiracisme-
campagnes
- Ook een taak voor pedagogen en onderzoekers: spreek je uit!
Micha de Winter – pedagogiek van Hoop
- Kritiek op zowel geesteswetenschappelijke als empirisch-analytische stroming: ‘De
academische pedagogiek is zichzelf de laatste twee decennia steeds meer als een
individuele gedragswetenschap gaan profileren, eigenlijk als een soort
opvoedingspsychologie. Daarnaast is het vakgebied ook steeds klinischer geworden.
We zijn ons vooral op individuele problemen en stoornissen gaan richten
De kwaliteit van samenleven is uit de pedagogiek verdwenen
- Jonge mensen hebben hoop en optimisme nodig. […] Als je kinderen van jongs af aan
weet mee te geven dat ze ertoe doen, dat ze erbij horen, dat de samenleving ook op
hen zit te wachten, dan wakker je de motivatie aan om zich te willen inspannen, te
werken aan doelen, te willen leren en zich te willen ontwikkelen’
Invalshoeken: Deficit Thinking en Medical model
- Deflicit thinking = denkwijze van docenten/professionals: sommige studenten hebben
bepaalde gebreken of tekorten die de achterstanden verklaren
- ‘Kwetsbare kinderen hebben niet de mogelijkheid om te slagen op school’
Benadrukken van de tekortkomingen
Excuus om ongelijkheid in stand te houden; de oorzaak ligt bij het kind
- Medical model = vaak binnen speciaal of passend onderwijs. Focus ligt op de stoornis
of handicap, niet op de behoeften van het kind
‘Een kind met een leerstoornis kan het beste in een afgezonderde ruimte les krijgen’
Behandeling van specifiek de handicap/stoornis, meer niet
Kind wordt gereduceerd tot zijn/haar ‘gebreken’
De omgeving/meerderheid hoeft niet te veranderen
Nu: Positive Youth Development = positieve blik op ontwikkeling
- Focus op diverse behoeften van kinderen, hun mogelijkheden en potenties
- Terminologie en interventies blijven nodig om groepen kinderen de juiste hulp te
bieden!
- Uitgangspunt: alle kinderen en jongeren zouden optimaal moeten kunnen participeren
in deze samenleving; hoe gaan we dat voor elkaar krijgen?
Scheiding tussen de drie stromingen minder strikt; Het beste uit iedere stroming nemen we
mee:
- Belangen van het individuele kind zijn belangrijk (thema’s als kinderparticipatie)
- Degelijk onderzoek en goede theorieën zijn belangrijk
- Kwesties uit de maatschappij zijn belangrijk; hoe kan een kind participeren in deze
maatschappij?
Nu: Positive Youth Development
Pedagogische invalshoek verschuift in twee opzichten:
, College 2: Het bio-socio-ecologische model
In ontwikkeling het resultaat van genetische of omgevingsfactoren: nature vs nurture
debat
- Nature = Aangeboren, rijping, biologisch, evolutie, genetisch (19 e eeuw, ’80 en ’90,
nog steeds belangrijk)
- Nurture = aangeleerd, omgeving, opvoeding, ervaring, belonen en straffen (’50 en
’60, nog steeds belangrijk)
‘’Het misverstand opvoeding’’
- Sterke effecten van erfelijkheid op uiteenlopende menselijke eigenscahppen
- Intelligentie, schoolsucces, persoonlijkheid, beroepskeuze, politieke voorkeur
- Slechts heel kleine effecten van de gedeelde omgeving (gezin, klas)
Gedragsgenetisch onderzoek met tweelingen en adoptiekinderen
- Een-eiige (monozygotische) en twee-eiige (dizygotische) tweelingen
Gedragsgenetisch onderzoek met adoptiekinderen
- Adoptiekinderen en hun biologisch niet-verwante broertjes en zusjes
- Gedeelde omgeving (c2): overeenkomst adoptiekinderen met biologisch niet-
verwante broertjes-zusje in het adoptiegezin
- Erfelijkheid (h2): overeenkomst geadopteerde kinderen met biologisch verwante
maar niet-geadopteerde broertjes-zusjes
Schoolprestaties en erfelijkheid
- In een recente onderzoeksstudie schat op basis van internationaal
tweelingenonderzoek de invloed van erfelijke factoren (h2) op schoolprestaties:
- Effecten van de gedeelde omgeving (gezin, klas, school) zijn klein
- Effecten van erfelijkheid zijn groter (en van de gedeelde omgeving kleiner) in
schoolsystemen die minder vroeg selecteren en minder gedifferentieerd zijn naar
niveau
Head start = massaal programma op grote schaal uitgezet
- ‘war on poverty’ – achterstanden beleid
- Halve dagen, een paar dagen per week, naar een peuterspeelzaal maar zonder een
duidelijk programma
- Opvoedingsondersteuning van ouders, gezinsstimuleringsprogramma’s
Gericht op verhoging van het IQ en de taalvaardigheid, niet altijd professioneel uitgevoerd
Head Start slaagt niet helemaal, er zijn nauwelijks effecten op IQ die blijvend zijn (er zijn wel
andere positieve gevolgen)
Genetica & intelligentie: een beladen debat
- Arhur Jansen – Head Start kon niet slagen, want intelligentie (‘g-factor’), als grotendeels
erfelijke eigenschap, is niet wezenlijk veranderbaar
, - g-factor = de gemeenschappelijke kern van uiteenlopende tests voor intelligentie
en verwante cognitieve capaciteiten
- Harvard-psychologen Hernstein & Murray (1994): the bell-curve … waarom sociale
ongelijkheid te rechtvaardigen is
- Discussie bestaat nog steeds – bijv. werk van Wouter Duyk
Bezwaren tegen het gedragsgenetische model
- Geen ‘inhoudelijke’ theorie over manier waarop de genen (=genotype) worden
omgezet in intelligentie (IQ), schoolprestaties, persoonlijkheid, politieke voorkeur,
gedrag … (=fenotype)
- Afwijkende bevindingen
- Epigenese = het proces waardoor de genen tot uitdrukking komen in het fenotype
2e deel van dit college (Bronfenbrenner)
- GxE
Meta-analyse effecten adoptie: hogere intelligentie, betere schoolprestaties. Het voordeel
komt overeen met het verschil tussen VMBO en VWO.
Het ‘Flynn-effect’
- IQ-testgegevens van psychologische keuring voor militaire dienst (toen er nog
dienstplicht was)
- IQ-tests moeten steeds opnieuw genormeerd worden om op gemiddeld 100 uit te
komen
- Testnormering van t1 toegepast op scores van tn
- Onderzoek in ca. 40 landen in alle werelddelen
Verklaringen?
- Veranderingen van de ‘genenpool’ van de populatie- niet waarschijnlijk
- Stijgend IQ ook gevonden van de ene op de andere generatie
- Stijgend IQ na migratie van arm naar rijk land
Waarschijnlijker:
- Toegenomen educatie en mediagebruik, toegenomen complexiteit van de beroepen, en
veranderingen in het curriculum op school
Flynn-effect lijkt uit te doven (geen verdere stijging) – waarom?
- Geen grote, brede culturele veranderingen sinds eind vorige eeuw, of veranderingen
die juist negatief uitpakken op IQ?
- Toegenomen differentiatie in onderwijs, afnemende kwaliteit van het onderwijs voor
sommige groepen?
Effecten op IQ te zien van veranderingen in:
- Gezinsomgeving (bv. adoptie)
- Schoolsysteem (bv. curriculum)
- Maatschappelijke veranderingen (bv. culturele veranderingen, technologie)
Nature-nurture paradox
- IQ (en andere persoonskenmerken) is in hoge mate erfelijk (nature), maar tegelijkertijd
sterk afhankelijk van de omgeving (nurture)
- Hoe ondersteunender de omgeving, hoe hoger het IQ en hoe sterker de
erfelijkheidscomponent
- Woordenschat: zowel sterk genetisch bepaald als sterk afhankelijk van de taalomgeving
- GxE
Genetisch-biologisch determinisme: is dit waar?