Onderzoeksmethode en statistiek
Algemene begrippenlijst
Empirisch: Het is gebaseerd op systematische waarnemingen
Controleerbaar: Onderzoekers controleren elkaar, benoemen verbeterpunten
voordat het wordt gepubliceerd: peer review.
Probabilistisch: Onderzoek heeft altijd te maken dat je iets onderzoekt wat voor
bepaalde mensen wel klopt maar voor het grote plaatje klopt het niet, dus het klopt
niet voor de hele samenleving. Er is een bepaalde mate van kans dat je optie 1
observeert terwijl optie 2 waar is. Het is niet deterministisch.
Falsifieerbaar: Een goede theorie voldoet altijd aan het kenmerk dat je het kunt
weerleggen.
Kwalitatief: Alles dat je kunt observeren of bevragen
Kwantitatief: cijfermatige data
Sociale fenomenen:
Inductief onderzoek: vanuit de data die verzameld wordt, worden er theorieën
ontwikkeld of aangepast
Kwalitatief interview: een op een gesprek tussen een interviewer en de
geïnterviewde waar open vragen worden gesteld zodat motieven kunnen worden
toegelicht.
Focusgroep: Ook een soort interview maar met een grotere groep mensen, er is ook
interactie tussen de mensen
Informant: Iemand die heel veel weet over een bepaald onderwerp (specialist,
ervaringsdeskundige)
Moderator: is de interviewer maar heeft meer taken, zorgt er ook voor dat het
gesprek niet afdwaalt en dat iedereen de kans krijgt om actief deel te nemen aan het
gesprek
Doelgerichte steekproef (purposive sample): Hier gaat de onderzoeker opzoek naar
mensen uit een populatie die voldoen aan hele specifieke voorwaarden.
Verstandhouding (rapport): is heel belangrijk bij dataverzameling. Tussen de groep
en de moderator moet de connectie goed zijn.
Transcript: Een letterlijke uitgetypte versie van wat er gezegd is tijdens het gesprek.
, Field notes: Staat in met wie erin wordt gesproken, de sfeer van het gesprek, de
houding van de geondervraagde etc.
Observatie: Waarnemen en registreren van gedragingen, gebeurtenissen en
interacties.
Participerend onderzoek (klassiek etnografisch onderzoek): De onderzoeker is deel
van de groep die bestudeerd wordt.
Verhuld onderzoek: De mensen weten niet dat ze bestudeerd/geobserveerd worden
voor onderzoek
Systematisch onderzoek: de fenomenen waarnaar wordt gekeken zijn van tevoren
vastgelegd
Site: locatie waar de onderzoeker wil dat het onderzoek plaats vindt
Gatekeeper: Moet je toestemming geven om op de locatie te mogen onderzoeker.
Bijv. de directeur van een school.
Key informant: Degene die het meeste contact heeft met de onderzoeker. Geeft veel
informatie aan de onderzoeker. Bijv. de juf van een klas.
Reactiviteit (hawthtorne effect): Zodra je weet dat je wordt onderzocht zal je je
anders gaan gedragen.
Secundaire data: data die oorspronkelijk gebruikt is voor een ander onderzoek, maar
die je nu gebruikt voor je eigen onderzoek.
Triangulatie: Het combineren van verschillende datamethoden, of het gebruik maken
van verschillende onderzoekers die dezelfde onderzoeksvraag beantwoorden vanuit
hun eigen perspectief.
Informed consent: Deelnemer wordt vooraf geïnformeerd over het onderzoek, welke
gegevens wel en niet worden verzameld, en mogelijke risico’s en/of voordelen er zijn
bij deelname
Codes: Labels die jij zelf geeft aan een bepaald stuk uit een tekst
Attribute codes
Index codes
Analytic codes
Datamanagement
, Inconvenience sample
Sample for range: zoveel mogelijk verschillende ervaringen binnen een dezelde groep.
Iteratief proces/cyclisch proces
Saturatie
Memo’s: aantekeningen die de onderzoeker tijdens het onderzoeksproces voor
zichzelf maakt.
Causaliteit
CAPS
Correlationeel onderzoek
Conceptuele definitie
Operationele definitie
Schaalscore
Categorische variabelen
Kwantitatieve variabelen
Inferentie
Aselecte steekproef
Enkelvoudige aselecte steekproef
Dekkingsfout
Non-response
Begripsvaliditeit: de mate waarin je met je meetinstrument je theoretische begrip
goed gevangen hebt.
Hoorcollege 1, 6 september
, Producent voert zelf onderzoek uit, consument gebruikt sociaalwetenschappelijk onderzoek
en moet dit dus kunnen evalueren en interpreteren.
Bronnen van informatie:
1. Intuïtie
2. Ervaring
3. Autoriteit
4. Wetenschap
Kenmerken wetenschappelijk onderzoek:
1. Empirisch, gebaseerd op systematische waarnemingen
2. Controleerbaar, peer review
3. Probabilistisch, wetenschappelijk onderzoek is gebaseerd op kansen. Nooit zeggen
dat het zo is, het is WAARSCHIJNLIJK of een KANS van …..
Kenmerken van een goede wetenschappelijke theorie:
1. Ondersteund door data, data uit wetenschappelijk onderzoek
2. Falsifieerbaar, een theorie moet weerlegd kunnen worden aan de hand van
verzamelde gegevens
3. Spaarzaam, als een eenvoudige theorie voldoet, hoef je hem niet complexer te maken
Onderzoeksvragen:
Twee soorten onderzoeksvragen in wetenschappelijk onderzoek:
1. Fundamenteel (basic), je bent opzoek naar nieuwe informatie
2. Toegepast (applied), het evalueren van kennis
Onderzoeksontwerp:
Kwalitatief onderzoek
Waarom kwalitatief?
1. Sociale fenomenen te begrijpen vanuit natuurlijke context
2. Om empirische patronen te vinden
3. Kunnen een startpunt zijn voor theorievorming
Ontwikkeling nieuwe theorie
Aanpassing of uitbreiding van bestaande theorie
Algemene begrippenlijst
Empirisch: Het is gebaseerd op systematische waarnemingen
Controleerbaar: Onderzoekers controleren elkaar, benoemen verbeterpunten
voordat het wordt gepubliceerd: peer review.
Probabilistisch: Onderzoek heeft altijd te maken dat je iets onderzoekt wat voor
bepaalde mensen wel klopt maar voor het grote plaatje klopt het niet, dus het klopt
niet voor de hele samenleving. Er is een bepaalde mate van kans dat je optie 1
observeert terwijl optie 2 waar is. Het is niet deterministisch.
Falsifieerbaar: Een goede theorie voldoet altijd aan het kenmerk dat je het kunt
weerleggen.
Kwalitatief: Alles dat je kunt observeren of bevragen
Kwantitatief: cijfermatige data
Sociale fenomenen:
Inductief onderzoek: vanuit de data die verzameld wordt, worden er theorieën
ontwikkeld of aangepast
Kwalitatief interview: een op een gesprek tussen een interviewer en de
geïnterviewde waar open vragen worden gesteld zodat motieven kunnen worden
toegelicht.
Focusgroep: Ook een soort interview maar met een grotere groep mensen, er is ook
interactie tussen de mensen
Informant: Iemand die heel veel weet over een bepaald onderwerp (specialist,
ervaringsdeskundige)
Moderator: is de interviewer maar heeft meer taken, zorgt er ook voor dat het
gesprek niet afdwaalt en dat iedereen de kans krijgt om actief deel te nemen aan het
gesprek
Doelgerichte steekproef (purposive sample): Hier gaat de onderzoeker opzoek naar
mensen uit een populatie die voldoen aan hele specifieke voorwaarden.
Verstandhouding (rapport): is heel belangrijk bij dataverzameling. Tussen de groep
en de moderator moet de connectie goed zijn.
Transcript: Een letterlijke uitgetypte versie van wat er gezegd is tijdens het gesprek.
, Field notes: Staat in met wie erin wordt gesproken, de sfeer van het gesprek, de
houding van de geondervraagde etc.
Observatie: Waarnemen en registreren van gedragingen, gebeurtenissen en
interacties.
Participerend onderzoek (klassiek etnografisch onderzoek): De onderzoeker is deel
van de groep die bestudeerd wordt.
Verhuld onderzoek: De mensen weten niet dat ze bestudeerd/geobserveerd worden
voor onderzoek
Systematisch onderzoek: de fenomenen waarnaar wordt gekeken zijn van tevoren
vastgelegd
Site: locatie waar de onderzoeker wil dat het onderzoek plaats vindt
Gatekeeper: Moet je toestemming geven om op de locatie te mogen onderzoeker.
Bijv. de directeur van een school.
Key informant: Degene die het meeste contact heeft met de onderzoeker. Geeft veel
informatie aan de onderzoeker. Bijv. de juf van een klas.
Reactiviteit (hawthtorne effect): Zodra je weet dat je wordt onderzocht zal je je
anders gaan gedragen.
Secundaire data: data die oorspronkelijk gebruikt is voor een ander onderzoek, maar
die je nu gebruikt voor je eigen onderzoek.
Triangulatie: Het combineren van verschillende datamethoden, of het gebruik maken
van verschillende onderzoekers die dezelfde onderzoeksvraag beantwoorden vanuit
hun eigen perspectief.
Informed consent: Deelnemer wordt vooraf geïnformeerd over het onderzoek, welke
gegevens wel en niet worden verzameld, en mogelijke risico’s en/of voordelen er zijn
bij deelname
Codes: Labels die jij zelf geeft aan een bepaald stuk uit een tekst
Attribute codes
Index codes
Analytic codes
Datamanagement
, Inconvenience sample
Sample for range: zoveel mogelijk verschillende ervaringen binnen een dezelde groep.
Iteratief proces/cyclisch proces
Saturatie
Memo’s: aantekeningen die de onderzoeker tijdens het onderzoeksproces voor
zichzelf maakt.
Causaliteit
CAPS
Correlationeel onderzoek
Conceptuele definitie
Operationele definitie
Schaalscore
Categorische variabelen
Kwantitatieve variabelen
Inferentie
Aselecte steekproef
Enkelvoudige aselecte steekproef
Dekkingsfout
Non-response
Begripsvaliditeit: de mate waarin je met je meetinstrument je theoretische begrip
goed gevangen hebt.
Hoorcollege 1, 6 september
, Producent voert zelf onderzoek uit, consument gebruikt sociaalwetenschappelijk onderzoek
en moet dit dus kunnen evalueren en interpreteren.
Bronnen van informatie:
1. Intuïtie
2. Ervaring
3. Autoriteit
4. Wetenschap
Kenmerken wetenschappelijk onderzoek:
1. Empirisch, gebaseerd op systematische waarnemingen
2. Controleerbaar, peer review
3. Probabilistisch, wetenschappelijk onderzoek is gebaseerd op kansen. Nooit zeggen
dat het zo is, het is WAARSCHIJNLIJK of een KANS van …..
Kenmerken van een goede wetenschappelijke theorie:
1. Ondersteund door data, data uit wetenschappelijk onderzoek
2. Falsifieerbaar, een theorie moet weerlegd kunnen worden aan de hand van
verzamelde gegevens
3. Spaarzaam, als een eenvoudige theorie voldoet, hoef je hem niet complexer te maken
Onderzoeksvragen:
Twee soorten onderzoeksvragen in wetenschappelijk onderzoek:
1. Fundamenteel (basic), je bent opzoek naar nieuwe informatie
2. Toegepast (applied), het evalueren van kennis
Onderzoeksontwerp:
Kwalitatief onderzoek
Waarom kwalitatief?
1. Sociale fenomenen te begrijpen vanuit natuurlijke context
2. Om empirische patronen te vinden
3. Kunnen een startpunt zijn voor theorievorming
Ontwikkeling nieuwe theorie
Aanpassing of uitbreiding van bestaande theorie