Leerdoelen Beginselen staatsrecht
Week 1: ALGEMENE INLEIDING, STAAT EN STAATSVORMING, BRONNEN EN
WERKING VAN HET STAATSRECHT, RECHTSSTAAT
1. U hebt inzicht in de verschillende kenmerken van een staat;
Kenmerken van een staat zijn:
1. Gemeenschap van mensen: een groep mensen, vaak met gedeelde
cultuur/taal, maar dit is niet strikt noodzakelijk.
2. Territoriale grenzen: een afgebakend grondgebied, meestal
aaneengesloten.
3. Rechtsgemeenschap: de aanwezigheid van vastgestelde regels
(recht) die via een effectief dwangmiddel (het geweldsmonopolie)
worden gehandhaafd door een soevereine organisatie.
4. Erkenning door andere staten: dit wordt genoemd, maar is niet
noodzakelijk om te spreken van een staat. Het is een praktisch,
maar geen juridisch kenmerk.
2. U weet wat de verschillende bronnen van staatsrecht zijn in Nederland;
De bronnen van het Nederlandse staatsrecht zijn:
1. Het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden (hoogste
regeling).
2. De Grondwet.
3. Organieke wetten (bijv. Provinciewet, Gemeentewet, Awb).
4. Verdragen, Europese Unie (EU) recht en besluiten van
volkenrechtelijke organisaties.
5. Reglementen van Orde van de TK en EK der Staten-Generaal en de
ministerraad.
6. Gewoonterecht (bijv. de vertrouwensregel).
7. Jurisprudentie
3. U kunt reflecteren over het verschil tussen een ‘rigid constitution’ en een
‘flexible constitution’;
Rigid constitution (Nederland):
Kan niet eenvoudig worden gewijzigd via een gewone wet.
Er is een aparte en langdurige procedure nodig voor een wijziging
van de Grondwet.
Voordelen van een rigide grondwet:
o Ze kan niet zomaar worden aangepast.
o Dit zorgt voor stabiliteit en beschermt de fundamenten van het
staatsbestel.
o Het biedt rechtszekerheid.
Nadeel van een rigide grondwet:
o Door maatschappelijke veranderingen kan een kloof
ontstaan tussen de geschreven tekst en het rechtsbewustzijn
van de burgers.
Flexible constitution (Groot-Brittannië):
Hier kan de staatsregeling via een gewone wet worden aangepast.
Dit biedt meer flexibiliteit en maakt het makkelijker om de
grondwet aan te passen aan veranderingen in de samenleving.
4. U kent de structuur (hoofdstukindeling) van de Grondwet en kunt u deze
hanteren bij de beantwoording van vragen;
Sinds de Grondwetswijziging van 1983 is de Grondwet als volgt
ingedeeld:
Hoofdstuk 1: Grondrechten.
, Leerdoelen Beginselen staatsrecht
Hoofdstuk 2, 3 en 4: Omschrijving van de centrale organen
(Regering, Staten-Generaal, Raad van State, Algemene
Rekenkamer) en regels over de organisatie.
Hoofdstuk 5: De functies van de centrale organen (o.a.
wetgevingsprocedure).
Hoofdstuk 6: Rechtspraak.
Hoofdstuk 7: Decentrale overheden (provincies, gemeenten,
waterschappen en andere openbare lichamen).
Hoofdstuk 8: Herziening van de Grondwet.
5. U heeft kennis van het ontstaan, de evolutie en de structuur van het
Koninkrijk der Nederlanden en de verhouding tussen het Statuut van het
Koninkrijk der Nederlanden en de Nederlandse Grondwet;
Ontstaan en evolutie:
o Historisch gezien had het Koninkrijk andere delen, zoals
Nederlands-Indië (nu onafhankelijk als Indonesië), Suriname
(onafhankelijk sinds 1975) en de Nederlandse Antillen.
o In 1954 werd het Statuut voor het Koninkrijk der
Nederlanden ingesteld, een federaal verband tussen Nederland,
Suriname en de Nederlandse Antillen.
o Aruba kreeg in 1986 een aparte status binnen het Koninkrijk,
met een oorspronkelijke onafhankelijkheidsdatum in 1996. Na
een beleidswijziging in 1990 bleef Aruba deel uitmaken van het
Koninkrijk.
o In 2010 werd de structuur herzien: de Nederlandse Antillen
werden opgeheven. Curaçao en Sint Maarten werden autonome
landen, terwijl Bonaire, Sint-Eustatius en Saba onderdeel
werden van Nederland als ‘bijzondere gemeenten’ of openbare
lichamen (art. 1 Statuut).
o Het Koninkrijk der Nederlanden bestaat sinds 10 oktober 2010
uit vier landen: Nederland (Europees gebied en de openbare
lichamen Bonaire, Sint-Eustatius en Saba),
Aruba, Curaçao en Sint Maarten.
Structuur: het Koninkrijk heeft een unieke, federale structuur.
De verhouding tussen het Statuut en de Grondwet:
o Het Statuut is de hoogste regeling voor het gehele Koninkrijk
en heeft voorrang boven de Nederlandse Grondwet.
o De Grondwet geldt alleen voor het land Nederland (inclusief het
Caribische deel).
o Het Statuut regelt de federale verhoudingen tussen de vier
landen, maar bevat geen volledige regeling van het
koninkrijksrecht. Ontbrekende onderdelen worden aangevuld
via de Nederlandse Grondwet (bijv. troonopvolging).
6. U kent de belangrijkste staatsvormen en kunt u reflecteren over de
staatsvorm van het Koninkrijk der Nederlanden en het land Nederland;
Staatsvormen:
o Eenheidsstaat (bijv. Nederland, Frankrijk): centraal gezag
delegeert bevoegdheden naar lagere overheden.
o Federatie (bijv. Duitsland, VS, België): machtsverdeling tussen
centrale staat en deelstaten.
Staatsvorm Koninkrijk: constitutionele monarchie met een
parlementair stelsel. Het Koninkrijk heeft kenmerken van een
federatie.
Week 1: ALGEMENE INLEIDING, STAAT EN STAATSVORMING, BRONNEN EN
WERKING VAN HET STAATSRECHT, RECHTSSTAAT
1. U hebt inzicht in de verschillende kenmerken van een staat;
Kenmerken van een staat zijn:
1. Gemeenschap van mensen: een groep mensen, vaak met gedeelde
cultuur/taal, maar dit is niet strikt noodzakelijk.
2. Territoriale grenzen: een afgebakend grondgebied, meestal
aaneengesloten.
3. Rechtsgemeenschap: de aanwezigheid van vastgestelde regels
(recht) die via een effectief dwangmiddel (het geweldsmonopolie)
worden gehandhaafd door een soevereine organisatie.
4. Erkenning door andere staten: dit wordt genoemd, maar is niet
noodzakelijk om te spreken van een staat. Het is een praktisch,
maar geen juridisch kenmerk.
2. U weet wat de verschillende bronnen van staatsrecht zijn in Nederland;
De bronnen van het Nederlandse staatsrecht zijn:
1. Het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden (hoogste
regeling).
2. De Grondwet.
3. Organieke wetten (bijv. Provinciewet, Gemeentewet, Awb).
4. Verdragen, Europese Unie (EU) recht en besluiten van
volkenrechtelijke organisaties.
5. Reglementen van Orde van de TK en EK der Staten-Generaal en de
ministerraad.
6. Gewoonterecht (bijv. de vertrouwensregel).
7. Jurisprudentie
3. U kunt reflecteren over het verschil tussen een ‘rigid constitution’ en een
‘flexible constitution’;
Rigid constitution (Nederland):
Kan niet eenvoudig worden gewijzigd via een gewone wet.
Er is een aparte en langdurige procedure nodig voor een wijziging
van de Grondwet.
Voordelen van een rigide grondwet:
o Ze kan niet zomaar worden aangepast.
o Dit zorgt voor stabiliteit en beschermt de fundamenten van het
staatsbestel.
o Het biedt rechtszekerheid.
Nadeel van een rigide grondwet:
o Door maatschappelijke veranderingen kan een kloof
ontstaan tussen de geschreven tekst en het rechtsbewustzijn
van de burgers.
Flexible constitution (Groot-Brittannië):
Hier kan de staatsregeling via een gewone wet worden aangepast.
Dit biedt meer flexibiliteit en maakt het makkelijker om de
grondwet aan te passen aan veranderingen in de samenleving.
4. U kent de structuur (hoofdstukindeling) van de Grondwet en kunt u deze
hanteren bij de beantwoording van vragen;
Sinds de Grondwetswijziging van 1983 is de Grondwet als volgt
ingedeeld:
Hoofdstuk 1: Grondrechten.
, Leerdoelen Beginselen staatsrecht
Hoofdstuk 2, 3 en 4: Omschrijving van de centrale organen
(Regering, Staten-Generaal, Raad van State, Algemene
Rekenkamer) en regels over de organisatie.
Hoofdstuk 5: De functies van de centrale organen (o.a.
wetgevingsprocedure).
Hoofdstuk 6: Rechtspraak.
Hoofdstuk 7: Decentrale overheden (provincies, gemeenten,
waterschappen en andere openbare lichamen).
Hoofdstuk 8: Herziening van de Grondwet.
5. U heeft kennis van het ontstaan, de evolutie en de structuur van het
Koninkrijk der Nederlanden en de verhouding tussen het Statuut van het
Koninkrijk der Nederlanden en de Nederlandse Grondwet;
Ontstaan en evolutie:
o Historisch gezien had het Koninkrijk andere delen, zoals
Nederlands-Indië (nu onafhankelijk als Indonesië), Suriname
(onafhankelijk sinds 1975) en de Nederlandse Antillen.
o In 1954 werd het Statuut voor het Koninkrijk der
Nederlanden ingesteld, een federaal verband tussen Nederland,
Suriname en de Nederlandse Antillen.
o Aruba kreeg in 1986 een aparte status binnen het Koninkrijk,
met een oorspronkelijke onafhankelijkheidsdatum in 1996. Na
een beleidswijziging in 1990 bleef Aruba deel uitmaken van het
Koninkrijk.
o In 2010 werd de structuur herzien: de Nederlandse Antillen
werden opgeheven. Curaçao en Sint Maarten werden autonome
landen, terwijl Bonaire, Sint-Eustatius en Saba onderdeel
werden van Nederland als ‘bijzondere gemeenten’ of openbare
lichamen (art. 1 Statuut).
o Het Koninkrijk der Nederlanden bestaat sinds 10 oktober 2010
uit vier landen: Nederland (Europees gebied en de openbare
lichamen Bonaire, Sint-Eustatius en Saba),
Aruba, Curaçao en Sint Maarten.
Structuur: het Koninkrijk heeft een unieke, federale structuur.
De verhouding tussen het Statuut en de Grondwet:
o Het Statuut is de hoogste regeling voor het gehele Koninkrijk
en heeft voorrang boven de Nederlandse Grondwet.
o De Grondwet geldt alleen voor het land Nederland (inclusief het
Caribische deel).
o Het Statuut regelt de federale verhoudingen tussen de vier
landen, maar bevat geen volledige regeling van het
koninkrijksrecht. Ontbrekende onderdelen worden aangevuld
via de Nederlandse Grondwet (bijv. troonopvolging).
6. U kent de belangrijkste staatsvormen en kunt u reflecteren over de
staatsvorm van het Koninkrijk der Nederlanden en het land Nederland;
Staatsvormen:
o Eenheidsstaat (bijv. Nederland, Frankrijk): centraal gezag
delegeert bevoegdheden naar lagere overheden.
o Federatie (bijv. Duitsland, VS, België): machtsverdeling tussen
centrale staat en deelstaten.
Staatsvorm Koninkrijk: constitutionele monarchie met een
parlementair stelsel. Het Koninkrijk heeft kenmerken van een
federatie.