Jeugdcriminaliteit is:
a. In strijd met het strafrecht
b. Sociale constructie: samenleving bepaalt wat strafbaar is (bijv. vroeger was
corrigerende tik toegestaan)
c. Wisselende taxatie: op de ene plek is gedrag wel toegestaan, in ander land
misschien weer niet
Profielen jeugdige delinquenten:
Experimenteerder: doet het eens maar nooit weer
Risicojongere: meer dan 1x maar niet heel heftig
Veel pleger
Zeer actieve veelpleger: verstoort echt de openbare orde
Politie- en justitie data zeggen niet altijd veel over daadwerkelijke toe/afname van
jeugddelinquentie. Worden beïnvloed door aangiftebereidheid van slachtoffers en
getuigen en beleidsprioriteiten (als er veel aandacht is voor diefstal, dan veel meer politie
op straat dus ook meer aanhoudingen automatisch). Daarnaast is het ‘dark number’
hoog: slechts 6 a 7% van jongeren die aangeven over de schreef te zijn gegaan komt in
aanraking met de politie.
Hulpverleners wachten vaak met melden van kindermishandeling, omdat ze niet zeker
zijn of melding terecht is en uit angst om de hulpverleningsrelatie op het spel te zetten.
Hendriks et al. (2020) – Hoofdstuk 2 Forensische Orthopedagogiek: een
juridisch kader
Participatie van jongeren in het jeugdhulptraject essentieel omdat het goed is voor
zelfvertrouwen en autonomie van het kind.
Ultimum remedium: opnemen van jongeren mag alleen onder zwaarwegende redenen
en dient ten goede te komen aan hun ontwikkeling.
Bevindingen uit Eerste evaluatie van de Jeugdwet:
Meer tijd nodig om doelen van de Jeugdwet te realiseren
Jeugdhulp is niet voor iedereen toegankelijk
Cliënten tevreden over de hulp, maar er moet betere informatievoorziening komen
om weg naar juiste hulp toegankelijker te maken
Gemeenten leggen niet genoeg verbindingen tussen jeugdhulp en andere
domeinen zoals schuldhulpverlening en onderwijs
Jeugdrecht
Civiele kader (Burgerlijk wetboek en Jeugdwet): uithuisplaatsing (UHP) en
ondertoezichtstelling (OTS): instelling mag toezicht houden op het gezin en er
komt een gezinsvoogd.
Strafrechtelijk kader: jongere kan worden aangehouden op grond van
verdenking van strafbaar feit.
o Adolescentenstrafrecht: jongeren tussen 18-23 kunnen volgens het
jeugdrecht worden berecht, omdat sprake kan zijn van onvoldoende
emotionele, sociale, morele en intellectuele ontwikkeling
Hendriks et al. (2020) – Hoofdstuk 29 Geschiedenis van de residentiële
jeugdhulp?
Residentiële jeugdhulp: jongeren blijven dag en nacht (tijdelijk) buiten hun eigen
omgeving.
,verschillende vormen: kortdurend tot long-stay-leefgroepen, open (gezinshuizen) of
gesloten (Jeugdzorgplus of justitiële jeugdinrichting)
Doel: veilige basis creëren en toewerken naar zelfstandigheid, deelnemen aan
maatschappij.
In IVRK staat dat primaire opvoedtaak bij ouders ligt en kind alleen van hen gescheiden
mag worden als dit in belang van de jongere is.
JeugdzorgPlus: kan vrijwillig of gedwongen.
In 1491 eerste weeshuis opgericht, vanaf toen is residentiële jeugdhulp constant in
beweging door maatschappelijke en politieke ontwikkeling, veranderend kindbeeld en
wetenschappelijke inzichten. Daardoor steeds meer professionalisering.
Weijers (2020) – Hoofdstuk 1 Jeugdcriminaliteit: wetenschap, media en politiek
1. Hoewel er al een aantal jaren een dalende trend zichtbaar is in
jeugdcriminaliteit, kan de media toch een gevoel van urgentie creëren.
Welke biases in de berichtgeving zijn hierin zichtbaar?
* terwijl criminaliteit daalt, neemt de berichtgeving hierover niet af
* disproportionele aandacht voor high impact crimes zoals straatroof of geweld
terwijl die juist zijn afgenomen
* associatie tussen Marokkaanse jeugd en ‘straatterreur’
2. Leg uit wat er bedoeld wordt met de ‘prestatieparadox’.
Hoe beter de politie haar werk doet, des te meer criminaliteit er lijkt te zijn.
3. Leg de notie ‘veilige plaats’ uit.
Jongeren mogen experimenteren, fouten maken en leren zonder dat dit direct
strafrechtelijke gevolgen heeft. veiligheid betekent niet alleen ‘’afwezigheid van
criminaliteit’’, maar ook aanwezigheid van kansen enz.
Weijers (2020) – Hoofdstuk 3 Ontwikkeling in jeugdcriminaliteit in het begin
van de eenentwintigste eeuw
1. Om de ontwikkeling van jeugdcriminaliteit beter in kaart te brengen
wordt vaak een combinatie van verschillende bronnen gebruikt. In dit
hoofdstuk wordt gesproken over zowel zelfrapportage als politie- en
justitiestatistieken. Wat zijn beperkingen van het gebruik van deze
bronnen?
Rapportage: steekproef (dus niet alle jongeren), onderrapportage/overrapportage
Politie- en justitiestatistieken: zonder aangifte geen gegevens. Ook worden zaken
geseponeerd wegens gebrek aan bewijs (technisch sepot) of omdat verder
vervolging niet zinvol wordt geacht (beleidssepot)
2. Er wordt een aantal veel genoemde verklaringen voor gedaalde
(jeugd)criminaliteit gegeven. Wat is de conclusie van de auteurs?
Is algemene trend (landelijk en internationaal). Daling is vooral in offline
criminaliteit, wel ws steeds meer online criminaliteit (weinig zicht op).
Verklaringen voor daling:
Beleid
Toename politie, toename gevangenispopulatie, afname alcohol, groei
inkomen enz.
Onderzoek: verschil tussen factoren ‘die Nederland zijn overkomen’ en
‘factoren die zijn bevochten’. NL is welvarender enz. geworden, daardoor
lichte daling, maar kan vooral worden verklaard door inspanningen vanuit
NL.
Hoorcollege 2 – Ontwikkeling- en levensloopcriminologie
, Risicofactoren worden door Andrews en Bonta (2010) geclassificeerd in 8 overkoepelende
domeinen. Daarbinnen worden vier domeinen de ‘big four’ genoemd, omdat deze
domeinen het sterkst zijn gerelateerd aan recidive. De andere 4 worden de ‘moderate
four’ genoemd, vanwege de wat minder sterke verbanden met recidive.
8 risicodomeinen:
1.Geschiedenis van antisociaal gedrag
2.Antisociale persoonlijkheid
3.Antisociale gedachten
4.Deviante vrienden
5.Gezinsproblemen
6.School en werkproblemen
7.Drugs
8.Problematische vrijetijdsbesteding
Statische criminogene factoren zijn niet veranderbaar, bijv.
geslacht/delictgeschiedenis.
Dynamische criminogene factoren zijn veranderbaar, beïnvloedbaar via interventies,
zoals opvoedingsproblemen/verkeerde vrienden.
De mate van impact van factoren op crimineel gedrag hangt af van leeftijd -> bijv.
gezinsfactoren hebben de meeste impact op jonge leeftijd vóór 12 jaar en
school/werkfactoren worden belangrijker als jongeren ouder worden (Van der Put).
Ontwikkelingscriminologie: 12- en 12-18 jaar. Riscofactoren en beschermende
factoren
Levensloopcriminologie: 18+. Delinquentie verklaren vanuit turning points (bijv. vaste
baan uit criminaliteit, of scheiding erin terecht komen)
Populatieheterogeniteit: verschillen tussen mensen
Ontwikkelingsheterogeniteit: verschillen binnen mensen
3 gebieden probleemgedragingen (Loeber):
Conflict met autoriteitspersonen
Openlijke probleemgedragingen
Heimelijke probleemgedragingen
Meeste kinderen die openlijke of heimelijke probleemgedragingen vertonen hebben eerst
het pad van conflict met autoriteit afgelegd.
Groepsprocessen: