Werkgroep week 4 – Geschillenbeslechting
Alle materialen (waaronder syllabi, tentamenvragen, opdrachten) die vanwege de UvA voor
onderwijsdoeleinden ter beschikking worden gesteld, zijn uitsluitend bedoeld voor eigen
(studie-)gebruik. Alle auteursrechten, naburige rechten en databankrechten worden door de
UvA voorbehouden.
Studiemateriaal:
· Boek:
o Hoofdstuk 12: Geschillenbeslechting
o Hoofdstuk 9.6: Reikwijdte (van verplichtingen van staten in extraterritoriale
context i.v.m. de bevoegdheid van het EHRM, zoals ook benoemd in
Hoofdstuk 12, randnummer 656)
· Regelgeving (o.a.):
o Statute of the International Court of Justice (1945)
o Convention for the Protection of Human Rights and Fundamental Freedoms
(1950)
o Statute of the International Criminal Court (1998)
· Jurisprudentie:
o International Court of Justice, Norwegian Loans (France v. Norway),
Judgment, 6 juli 1957
o International Court of Justice, LaGrand (Germany v. United States),
Judgment, 27 juni 2001 (Essentie: par. 98-102, 108-110)
o European Court of Human Rights, Al-Skeini and others v. United Kingdom
(Judgment), 7 juli 2011 (Essentie: par. 45-83)
o European Court of Human Rights, KlimaSeniorinnen and others v.
Switzerland (Judgment), 9 April 2024, Essentie: par. 410-414, 478-487, 489,
502, 523, 527-535).
Vragen
1. De internationale rechtsorde kent verschillende procedures voor de beslechting van
geschillen.
a. Wat is het belangrijkste verschil tussen diplomatieke conflictbeslechting
aan de ene kant en arbitrage en rechtspraak aan de andere kant?
Diplomatieke geschillenbeslechting: staten proberen het geschil zelf op te lossen via overleg,
bemiddeling, verzoening of onderhandelingen. Er komt géén bindende juridische beslissing,
maar een politiek/diplomatiek compromis.
1
, Arbitrage en rechtspraak: onafhankelijke derde (scheidsgerecht of internationaal hof) geeft
een bindende beslissing op basis van internationaal recht. Staten moeten zich daaraan houden.
Kortom: verschil zit in de niet-bindende politieke oplossing vs. bindende juridische uitspraak.
b. Stel dat een staat de aansprakelijkheid van een andere staat wil inroepen
voor de schending van een verdragsverplichting. Wat zou een reden
kunnen zijn voor die staat om het geschil niet voor een internationale
rechter te brengen maar gebruik te maken van diplomatieke
geschillenbeslechting? En welke andere mogelijkheden staan eventueel ter
beschikking van de gelaedeerde staat om aansprakelijkheid te
implementeren?
Een staat kan afzien van internationale rechtspraak omdat:
Het proces bij een hof/arbitrage langdurig en kostbaar is.
De staat de uitkomst niet in eigen hand heeft (risico van bindend verlies).
Een staat de bilaterale relatie met de ander niet verder wil beschadigen.
Er geen rechtsmacht is (geen instemming met het Hof of scheidsgerecht).
Andere mogelijkheden voor implementatie van aansprakelijkheid:
Retorsies (niet-illegale tegenmaatregelen, bv. verbreken diplomatieke betrekkingen).
Tegenmaatregelen (anders onrechtmatige handelingen, maar tijdelijk toegestaan om
naleving af te dwingen).
Politieke druk via internationale organisaties (VN, EU).
Publieke opinie/mensenrechtenfora mobiliseren.
c. Bij verschillende multilaterale verdragen zijn instituties opgericht die
toezicht uitoefenen op de naleving van verdragsverplichtingen. Deze
toezichtsprocedures voorzien doorgaans niet in bindende beslissingen. Op
welke wijze leveren dergelijke procedures een bijdrage aan internationale
geschillenbeslechting?
Dergelijke mechanismen (zoals comités bij mensenrechtenverdragen):
Leiden tot ‘naming and shaming’ en politieke druk.
Helpen bij interpretatie van verdragen en geven guidance.
Zorgen voor dialoog tussen staten en organen, wat naleving kan verbeteren.
2
Alle materialen (waaronder syllabi, tentamenvragen, opdrachten) die vanwege de UvA voor
onderwijsdoeleinden ter beschikking worden gesteld, zijn uitsluitend bedoeld voor eigen
(studie-)gebruik. Alle auteursrechten, naburige rechten en databankrechten worden door de
UvA voorbehouden.
Studiemateriaal:
· Boek:
o Hoofdstuk 12: Geschillenbeslechting
o Hoofdstuk 9.6: Reikwijdte (van verplichtingen van staten in extraterritoriale
context i.v.m. de bevoegdheid van het EHRM, zoals ook benoemd in
Hoofdstuk 12, randnummer 656)
· Regelgeving (o.a.):
o Statute of the International Court of Justice (1945)
o Convention for the Protection of Human Rights and Fundamental Freedoms
(1950)
o Statute of the International Criminal Court (1998)
· Jurisprudentie:
o International Court of Justice, Norwegian Loans (France v. Norway),
Judgment, 6 juli 1957
o International Court of Justice, LaGrand (Germany v. United States),
Judgment, 27 juni 2001 (Essentie: par. 98-102, 108-110)
o European Court of Human Rights, Al-Skeini and others v. United Kingdom
(Judgment), 7 juli 2011 (Essentie: par. 45-83)
o European Court of Human Rights, KlimaSeniorinnen and others v.
Switzerland (Judgment), 9 April 2024, Essentie: par. 410-414, 478-487, 489,
502, 523, 527-535).
Vragen
1. De internationale rechtsorde kent verschillende procedures voor de beslechting van
geschillen.
a. Wat is het belangrijkste verschil tussen diplomatieke conflictbeslechting
aan de ene kant en arbitrage en rechtspraak aan de andere kant?
Diplomatieke geschillenbeslechting: staten proberen het geschil zelf op te lossen via overleg,
bemiddeling, verzoening of onderhandelingen. Er komt géén bindende juridische beslissing,
maar een politiek/diplomatiek compromis.
1
, Arbitrage en rechtspraak: onafhankelijke derde (scheidsgerecht of internationaal hof) geeft
een bindende beslissing op basis van internationaal recht. Staten moeten zich daaraan houden.
Kortom: verschil zit in de niet-bindende politieke oplossing vs. bindende juridische uitspraak.
b. Stel dat een staat de aansprakelijkheid van een andere staat wil inroepen
voor de schending van een verdragsverplichting. Wat zou een reden
kunnen zijn voor die staat om het geschil niet voor een internationale
rechter te brengen maar gebruik te maken van diplomatieke
geschillenbeslechting? En welke andere mogelijkheden staan eventueel ter
beschikking van de gelaedeerde staat om aansprakelijkheid te
implementeren?
Een staat kan afzien van internationale rechtspraak omdat:
Het proces bij een hof/arbitrage langdurig en kostbaar is.
De staat de uitkomst niet in eigen hand heeft (risico van bindend verlies).
Een staat de bilaterale relatie met de ander niet verder wil beschadigen.
Er geen rechtsmacht is (geen instemming met het Hof of scheidsgerecht).
Andere mogelijkheden voor implementatie van aansprakelijkheid:
Retorsies (niet-illegale tegenmaatregelen, bv. verbreken diplomatieke betrekkingen).
Tegenmaatregelen (anders onrechtmatige handelingen, maar tijdelijk toegestaan om
naleving af te dwingen).
Politieke druk via internationale organisaties (VN, EU).
Publieke opinie/mensenrechtenfora mobiliseren.
c. Bij verschillende multilaterale verdragen zijn instituties opgericht die
toezicht uitoefenen op de naleving van verdragsverplichtingen. Deze
toezichtsprocedures voorzien doorgaans niet in bindende beslissingen. Op
welke wijze leveren dergelijke procedures een bijdrage aan internationale
geschillenbeslechting?
Dergelijke mechanismen (zoals comités bij mensenrechtenverdragen):
Leiden tot ‘naming and shaming’ en politieke druk.
Helpen bij interpretatie van verdragen en geven guidance.
Zorgen voor dialoog tussen staten en organen, wat naleving kan verbeteren.
2