1
Samenvatting hulpverlening aan jeugd en gezin H3,5,8
Hoofdstuk 3 Ouders: noodzakelijke partners in de residentiële jeugdzorg
3.1 kennismaking met het werkveld
Wat is residentiële jeugdzorg?
Residentiële jeugdzorg is een vorm van hulpverlening waarbij kinderen en jongeren niet
thuis wonen maar door hulpverleners worden opgevangen en begeleid. Er zijn drie sectoren:
- Gespecialiseerde jeugdhulp
- Geestelijke gezondheidszorg voor jeugdigen
- Zorg voor licht verstandelijk gehandicapte jongeren
Binnen deze drie sectoren bestaan verschillende typen residentiële zorg, zoals leefgroepen,
pleegzorg en gezinshuizen. Ook varieert de duur en de vorm van verblijf. Dit hoofdstuk richt
zich alleen op de gespecialiseerde jeugdhulp, ook wel tweedelijns zorg genoemd. Het gaat
om jongeren tussen de 12 en 18 jaar die op een open leefgroep verblijven en die:
- Behoefte hebben aan een tijdelijke vervangende opvoedsituatie, behandeling van
hun problematiek en het systeem en verheldering van toekomstperspectief; of die
- Behoefte hebben aan een tijdelijke vervangende opvoedsituatie, gericht op het
herstel van de opvoedsituatie thuis.
Doelen van residentiële jeugdzorg
In de eerste plaats is het zaak om de jongeren een goede verzorging en opvoeding te bieden,
zodat ze zich op een gezonde manier kunnen ontwikkelen (care). Daarnaast is het de taak
van de hulpverlener om consequente feedback te geven en individuele gesprekken met de
jongeren te voeren (cure).
Geschiedenis residentiële jeugdzorg
Sinds de zestiende eeuw kennen we weeshuizen. In de tweede helft van de negentiende
ontstond een nieuwe categorie tehuizen, bedoeld voor verwaarloosde kinderen die dreigden
te ontsporen. Door middel van de Kinderwetten kon de overheid ingrijpen als ouders niet
goed voor hun kinderen konden zorgen, daarmee ontstond een nieuwe groep
, 2
Samenvatting hulpverlening aan jeugd en gezin H3,5,8
tehuiskinderen. Pas na de Tweede Wereldoorlog komt een inhoudelijk verdieping van de
zorg voor kinderen in te huizen op gang. In de jaren zeventig van de vorige eeuw komt de
ambulante hulpverlening op gang. Dit levert een laatste groep tehuiskinderen op: kinderen
die samen met hun ouders geholpen worden.
Last resort
In 1989 wordt een Wet op de Jeugdhulpverlening van kracht. Deze wet gaat over het ‘zo-zo-
zo’-beleid: hulpverlening dient zo dicht mogelijk bij huis, zo kort mogelijk en zo licht als
verantwoord is te worden verleend. Uithuisplaatsingen moeten zoveel mogelijk worden
beperkt. Redenen hiervoor:
- Problemen moeten daar worden aangepakt waar ze zich het duidelijkst voordoen.
- Uithuisplaatsing heeft verstrekkende gevolgen voor de band tussen jongere en
ouders.
- Een leefgroep biedt beperkte mogelijkheden tot hechting.
- Er wordt getwijfeld aan de effectiviteit van residentiële jeugdzorg.
- De residentiële jeugdzorg brengt relatief hoge kosten met zich mee.
Daarnaast moest er meer afstemming komen tussen verschillende soorten zorg. Dit alles
leidde ertoe dat de residentiële jeugdzorgcapaciteit werd afgebroken of omgebouwd tot
ambulante zorgvormen.
Het gevolg van het ‘zo-zo-zo-beleid’ is dat de huidige residentiële jeugdzorg een soort last
resort is geworden voor jeugdigen met ernstige problematiek.
Samen verantwoordelijk voor gezinnen in problemen
In 2015 is de Wet op de Jeugdzorg (2005) vervangen door de nieuwe jeugdwet. Dit heeft
ervoor gezorgd dat de gemeenten nu verantwoordelijk zijn voor alle vormen van jeugdzorg.
In de nieuwe jeugdwet wordt de focus vooral gelegd op het netwerk om het gezin heen. Dit
gaat samen met een beroep op de samenleving.
Van kindgericht naar gezinsgericht
De laatste jaren is er een verandering van kindgerichte benadering naar gezinsgerichte
benadering. De hulp die geboden wordt, is gericht op empowerment. Samenwerking tussen
hulpverleners en gezin is noodzakelijk geworden. Het is onmogelijk om een jongere goed te
helpen zonder rekening te houden met het gezin waaruit hij afkomstig is.
Van gezinsgericht naar netwerkgericht
Niet alleen het gezin staat centraal in de hulpverlening, maar ook het netwerk eromheen.
Sinds 2015 wordt in een gesprek met de jeugdige, ouders en het netwerk in beeld gebracht
wat de hulpvraag is, wat de persoonlijke situatie is en welke eigen kracht inzetbaar is.
In de nieuwe jeugdwet is ook een vlotte doorstroom tussen gesloten, open en ambulante
zorg voorgesteld.
3.2 De gezinnen
Problematiek van de jongeren
Bij de meeste jongeren in de residentiële jeugdzorg staat externaliserende
gedragsproblematiek op de voorgrond. De problemen van jongeren in de residentiële
Samenvatting hulpverlening aan jeugd en gezin H3,5,8
Hoofdstuk 3 Ouders: noodzakelijke partners in de residentiële jeugdzorg
3.1 kennismaking met het werkveld
Wat is residentiële jeugdzorg?
Residentiële jeugdzorg is een vorm van hulpverlening waarbij kinderen en jongeren niet
thuis wonen maar door hulpverleners worden opgevangen en begeleid. Er zijn drie sectoren:
- Gespecialiseerde jeugdhulp
- Geestelijke gezondheidszorg voor jeugdigen
- Zorg voor licht verstandelijk gehandicapte jongeren
Binnen deze drie sectoren bestaan verschillende typen residentiële zorg, zoals leefgroepen,
pleegzorg en gezinshuizen. Ook varieert de duur en de vorm van verblijf. Dit hoofdstuk richt
zich alleen op de gespecialiseerde jeugdhulp, ook wel tweedelijns zorg genoemd. Het gaat
om jongeren tussen de 12 en 18 jaar die op een open leefgroep verblijven en die:
- Behoefte hebben aan een tijdelijke vervangende opvoedsituatie, behandeling van
hun problematiek en het systeem en verheldering van toekomstperspectief; of die
- Behoefte hebben aan een tijdelijke vervangende opvoedsituatie, gericht op het
herstel van de opvoedsituatie thuis.
Doelen van residentiële jeugdzorg
In de eerste plaats is het zaak om de jongeren een goede verzorging en opvoeding te bieden,
zodat ze zich op een gezonde manier kunnen ontwikkelen (care). Daarnaast is het de taak
van de hulpverlener om consequente feedback te geven en individuele gesprekken met de
jongeren te voeren (cure).
Geschiedenis residentiële jeugdzorg
Sinds de zestiende eeuw kennen we weeshuizen. In de tweede helft van de negentiende
ontstond een nieuwe categorie tehuizen, bedoeld voor verwaarloosde kinderen die dreigden
te ontsporen. Door middel van de Kinderwetten kon de overheid ingrijpen als ouders niet
goed voor hun kinderen konden zorgen, daarmee ontstond een nieuwe groep
, 2
Samenvatting hulpverlening aan jeugd en gezin H3,5,8
tehuiskinderen. Pas na de Tweede Wereldoorlog komt een inhoudelijk verdieping van de
zorg voor kinderen in te huizen op gang. In de jaren zeventig van de vorige eeuw komt de
ambulante hulpverlening op gang. Dit levert een laatste groep tehuiskinderen op: kinderen
die samen met hun ouders geholpen worden.
Last resort
In 1989 wordt een Wet op de Jeugdhulpverlening van kracht. Deze wet gaat over het ‘zo-zo-
zo’-beleid: hulpverlening dient zo dicht mogelijk bij huis, zo kort mogelijk en zo licht als
verantwoord is te worden verleend. Uithuisplaatsingen moeten zoveel mogelijk worden
beperkt. Redenen hiervoor:
- Problemen moeten daar worden aangepakt waar ze zich het duidelijkst voordoen.
- Uithuisplaatsing heeft verstrekkende gevolgen voor de band tussen jongere en
ouders.
- Een leefgroep biedt beperkte mogelijkheden tot hechting.
- Er wordt getwijfeld aan de effectiviteit van residentiële jeugdzorg.
- De residentiële jeugdzorg brengt relatief hoge kosten met zich mee.
Daarnaast moest er meer afstemming komen tussen verschillende soorten zorg. Dit alles
leidde ertoe dat de residentiële jeugdzorgcapaciteit werd afgebroken of omgebouwd tot
ambulante zorgvormen.
Het gevolg van het ‘zo-zo-zo-beleid’ is dat de huidige residentiële jeugdzorg een soort last
resort is geworden voor jeugdigen met ernstige problematiek.
Samen verantwoordelijk voor gezinnen in problemen
In 2015 is de Wet op de Jeugdzorg (2005) vervangen door de nieuwe jeugdwet. Dit heeft
ervoor gezorgd dat de gemeenten nu verantwoordelijk zijn voor alle vormen van jeugdzorg.
In de nieuwe jeugdwet wordt de focus vooral gelegd op het netwerk om het gezin heen. Dit
gaat samen met een beroep op de samenleving.
Van kindgericht naar gezinsgericht
De laatste jaren is er een verandering van kindgerichte benadering naar gezinsgerichte
benadering. De hulp die geboden wordt, is gericht op empowerment. Samenwerking tussen
hulpverleners en gezin is noodzakelijk geworden. Het is onmogelijk om een jongere goed te
helpen zonder rekening te houden met het gezin waaruit hij afkomstig is.
Van gezinsgericht naar netwerkgericht
Niet alleen het gezin staat centraal in de hulpverlening, maar ook het netwerk eromheen.
Sinds 2015 wordt in een gesprek met de jeugdige, ouders en het netwerk in beeld gebracht
wat de hulpvraag is, wat de persoonlijke situatie is en welke eigen kracht inzetbaar is.
In de nieuwe jeugdwet is ook een vlotte doorstroom tussen gesloten, open en ambulante
zorg voorgesteld.
3.2 De gezinnen
Problematiek van de jongeren
Bij de meeste jongeren in de residentiële jeugdzorg staat externaliserende
gedragsproblematiek op de voorgrond. De problemen van jongeren in de residentiële