Waar vind je het recht?
In rechtsbronnen kun je terugvinden welke regels er op dit moment gelden = het positieve recht. Dit zijn bronnen die voor iedereen
gelden. Dit zijn dus geen overeenkomsten tussen bepaalde personen.
De 4 belangrijkste rechtsbronnen:
De wet -> een wet is pas een wet als het woord ‘wet’ erin staan.
Wetgevers:
Centraal: regering + staten generaal -> wetten
Decentraal: provincie en gemeente (gemeenteraad) -> verordeningen
Wat te doen bij strijd:
Hogere regels gaan boven lagere regels
Jongere (nieuwe) regels gaan boven oudere regels
Bijzondere regels gaan boven algemene regels.
Wet in formele zin: tot stond gekomen door de nationale
wetgever (regering en Staten-Generaal). Zijn voor iedereen. ->
komt de wet tot stand door de regering en Staten-Generaal?
Wet in materiële zin: regelgeving voor een onbeperkt aantal
personen door een daartoe bevoegd orgaan (Vb: een wet van
gemeente Enschede -> dat heeft niks te maken met Deventer).
Voorbeelden materieel/formele zin
Algemene plaatselijke verordening -> materiële zin
Burgerlijk wetboek -> formele zin
Gemeente wet -> formele zin
Bouwvergunning -> materiele zin
Rechtspraak (jurisprudentie)
-> niet alles staat zwart op wit in de wet. Sommige dingen
moeten worden uitgelegd. Bij uitzonderingen bijvoorbeeld. Het is afkomstig van een
rechter.
Nederland heeft 11 rechtbanken met verschillende sectoren: straf, kanton, civiel en
bestuur. Daarna gerechtshof, daarna hoge raad.
Arrest: uitspraak van gerechtshof of hoge raad.
Vonnis: uitspraak van de rechtbank.
De gewoonte
Gewoonterecht zijn bindende rechtsregels welke niet in onze wet vastgelegd zijn maar welk degelijk gelden binnen een bepaalde
groep. 2 eisen:
1. Vaste gedragslijn
2. Moreel verplicht de regel te volgen
Het verdrag
De allerhoogte rechtsbron in Nederland is het verdrag:
EU-verdrag
Verdrag betreffende status vluchtelingen
Europees verdrag voor rechten van de mens
Verdrag gaat altijd voor Nederlandse wettelijke bepalingen wanneer deze niet in strijd zijn.
Verschil tussen bepaalde rechten:
Objectief recht: is het geheel van geschreven en ongeschreven rechtsregels. Deze gelden voor iedereen
Subjectief recht: een individueel recht in het concrete geval aan de objectieve rechtsregels ontleent kan worden.
Voorbeeld: je hebt 20 dagen vakantie (wettelijk = objectief), maar je krijgt vanuit je CAO 27 dagen (subjectief).
Formeel recht: Rechtsregels die aangeven op welke wijze je het materiële recht kunt handhaven. (procesrecht)
Materieel recht: Rechtsregels die betrekking hebben op de inhoud van rechten en plichten/ geboden en verboden.
,Dwingend recht (moeten): recht waarvan men niet (ook niet met onderling goedvinden) mag afwijken). Waarom ->
Bescherming openbare orde en goede zeden
Bewaren van rechtszekerheid
Recht dient ter bescherming van mensen tegen zichzelf
Aanvullende recht (kunnen): Recht dat van toepassing is voor zo ver er anders is overeengekomen.
Geschreven recht: ligt vast in officiële teksten zoals wetten. Het eerst geschreven recht vormde een codificatie (kennis, regels, wetten
samengebracht in een gestructureerd, schriftelijk document, zoals een wetboek.)
Ongeschreven recht: bestaat uit algemeen erkende normen, waarden en gewoonten die niet in een wet staan, maar wel als geldend
recht worden beschouwd, zoals gewoonterecht en rechtsbeginselen.
Publiekrecht: tussen overheden onderling en tussen overheid en de burger.
Privaatrecht: tussen burgers onderling. Soms valt de overheid in sommige gevallen ook onder privaatrecht (zoals de gemeente die
grond koopt om gebouwen op te bouwen. Behalve als de gemeente een onteigeningsrecht heeft) (WNA is ook privaatrecht).
Nationaal recht is recht dat geldt binnen een bepaald land.
Internationaal recht is recht dat geldt tussen verschillende staten en tussen burgers uit de verschillende staten.
Rechtshandeling: een handeling waarbij we willen dat het juridische gevolgen heeft/handeling met beoogd rechtsgevolg.
Rechtsfeit: een handeling die zorgt voor rechtsgevolgen maar deze waren niet beoogd.
Verschillende rechtsfeiten:
Rechtshandelingen -> Eenzijdig (testament)/meerzijdig (overeenkomst).
Feitelijke handelingen -> Onrechtmatige/rechtmatig daad
Blote rechtsfeiten -> een feit waarvoor niks is gedaan maar het heeft juridische gevolgen, zoals
overlijden/geboorte/stemrecht bij 18 jaar oud/pensioen.
Schenking is een meerzijdige rechtshandeling. De schenking moet namelijk worden geaccepteerd.
Rechtshandelingen kunnen worden gedaan door rechtssubjecten (rechtspersonen).
Natuurlijke personen: mensen van vlees en bloed.
Rechtspersonen: BV, NV etc. Een eenmanszaak is geen rechtspersoon.
Een boek kopen en een voorbeeld van een rechtshandeling, je wil namelijk eigenaar worden.
Handelingsonbekwaam: minderjarigen/onder curatele gestelden. Ongeschikt om eigen rechtshandelingen te verrichten.
Hoofdregel: rechtshandeling is vernietigbaar
Handelingsonbevoegd: je bent niet bevoegd tot het verrichten van bepaalde rechtshandelingen.
Hoofdregel: rechtshandeling is nietig
Beschikkingsbevoegdheid: is iemand bevoegd om ergens over te beschikkend.
Een nietige rechtshandeling heeft bij voorbaat het beoogde rechtsgevolg niet, terwijl bij een vernietigbare rechtshandeling het
rechtsgevolg wel wordt geachte te bestaand, zolang de vernietiging ervan niet wordt aangevraagd. Nietig: het heeft nooit bestaan.
Kadaster: om te zien wat de wet bepaald. De notaris schrijft je in bij het kadaster, dan pas ben je eigenaar van een registergoed
(zeeschepen, vliegtuigen en vastgoed). Ook staan er landgrenzen in.
Negatief stelsel: de werkelijke toestand van een registergoed kan afwijken van wat in de openbare registers vermeld is. Het kadaster
kan dus afwijkingen omvatten.
Negatief betekent ‘onvolledig’ - Eigendom kan worden verkregen zonder publicatie/registratie: erfopvolging, verjaring, huwelijk in
gemeenschap van goederen
Taken kadaster: registratie, landinrichting, rijksdriehoekmeting, topografische dienst/GBKN, informatieproducten en internationale
activiteiten
Notariële akte = transportakte = eigendomsakte = leveringsakte – eigendomsbewijs
Rechercheren = onderzoeken
Een geldige titel: de juridische reden waardoor iemand eigenaar is geworden. Bijvoorbeeld: koop, schenking, ruil.
Huur is nooit een geldige titel, want je wordt nooit eigenaar!
, Wet op notarisambt (WNA): deze geven definities van begrippen.
Een notaris is een persoon die bevoegd is om authentieke akten op te maken, in gevallen waarin:
De wet aan hem of haar die bevoegdheid toekent.
Een partij dit van hem verlangt.
Authentieke akte: een document door een openbaar ambtenaar, als regel een notaris is opgesteld en gewaarmerkt
Onderhandse akte: een akte die door eenieder kan worden opgesteld.
College 2 Juridische Aspecten
Het objectieve recht gaat over de verhoudingen tussen personen in termen van
bevoegdheden (rechten) en verplichtingen (plichten).
-Rechtsobject: goederen/diensten/producten waar rechten en plichten op rusten
(bijv. huis, schilderwerk).
-Rechtssubject: drager van rechten en plichten.
Natuurlijke personen (mensen van vlees en bloed, Boek 1 BW).
Rechtspersonen (organisaties, BV, NV, stichting – Boek 2 BW).
Het materiële recht regelt de bevoegdheden en de verplichtingen van de
rechtssubjecten.
-Rechten: recht op goederen en vorderingen zoals eigendom fiets, vordering huur,
schadevergoeding.
-Plichten: schulden zoals huur betalen, schade vergoeden.
Vastgelegd in Boek 3 BW = vermogensrecht.
Feit: gebeurtenis of omstandigheid waarvan de werkelijkheid vaststaat, doordat het ofwel zintuiglijk waargenomen ofwel
instrumenteel gemeten kan worden.
Kun je bewijzen/controleren/opzoeken
Iets wat zeker is gebeurd of dat echt waar is
Een ander kan hier niet anders over denken.
Het is zo
Rechtsfeit: feit/handeling met juridisch gevolg (18 jaar worden, huur niet betalen, ongeluk veroorzaken).
Een feit dat geen rechtsfeit is heeft geen rechtsgevolg
Een feit dat een rechtsfeit is, is een handeling of een gebeurtenis met een gevolg, en dan wel een gevolg voor het recht, een
rechtsgevolg.
Bloot rechtsfeit: gebeurtenissen die een rechtsgevolg hebben (en daarom dus ook een rechtsfeit zijn), maar welke niet specifieke door
menselijke handelingen zijn ontstaan. Het gebeurt gewoon, het heeft niets om het lijf (= bloot). Toetsvraag!
Voorbeeld: Geboorte, doodgaan, 18 jaar worden, ziekte, blikseminslag, overstroming, naburigheid, et cetera.
Rechtshandeling: handeling met beoogd rechtsgevolg. Dit vereist een wil + verklaring (art. 3:33 BW).
Soorten rechtshandelingen:
Eenzijdig: verklaring van één persoon is genoeg (bv. testament, ontslagaanzegging).
Meerzijdig: meerdere partijen nodig (bv. schenking,
koopovereenkomst).
Gericht vs. ongericht.
Onder tijdsbepaling (zeker toekomstig moment): de
werking van de rechtshandeling is afhankelijk van een
zekere toekomstige gebeurtenis waarvan het moment
van intreden in dit geval vaststa
Onder voorwaarde (onzekere gebeurtenis): de werking
van de rechtshandeling is afhankelijk van een onzekere
toekomstige gebeurtenis.
Opschortend: de rechtshandeling (schenking) krijgt pas
werking op het moment dat de toekomstige gebeurtenis
plaatsvindt Bij een opschortende voorwaarde ontstaat
pas concreet een overeenkomst als een toekomstige
onzekere gebeurtenis intreedt.
Ontbindend: de rechtshandeling krijgt onmiddellijk
werking, maar deze werking vervalt op het moment dat
de toekomstige gebeurtenis plaatsvindt.