Lichaam en mond
Tereinverkenning
Anatomie of ontleedkunde: wetenschap die de bouw van het menselijk
lichaam onderzoekt.
Fysiologie: wetenschap over de functies van het levende lichaam, door
fysiologisch onderzoek bekomt men fysiologische gegevens zoals
spierkracht, bloeddruk
Functionele anatomie: wetenschap die verbanden legt tussen bouw en
functie
Je hebt verschillende onderzoekmethodes:
Voor de juiste methode te gebruiken, eerst onderzoeken daarna juiste
methode kiezen
Inspectie
Palpatie
Percussie
Auscultatie
Röntgenstraling (x-staling)
Röntgenfoto
Bitewing
Peri-aspicale ix
OPG of orthopantomogram
Computermografie
Ct-scan
Cone beam computer tomorgrafie (CBCT)
Angiogram van de hersenen
Magnetic resonance imaging (MRI)
Echografie (ATM = kaakgewricht)
Endografie (ATM)
ECG (electrocardiogram) EEG (elektro-encefalogram)
,We voeren anatomie uit op een ‘gezonde man’
- Man
- 25 jaar
- Gezond
- Gemiddelde lichaamsbouw
- 1,75 lang
- 70 kg
Belangrijke termen te kennnen in de wetenschap
A. = ateria = slagader
V. = vena = ader
N. =Nervus = zenuw
M. = musculus = spier
Cellen
Menselijke cel (=eucarioot) groter dan bacterie <—> bacterie (daarin kan
de wetenschap makkelijker in manipuleren)
Ons voedsel kunnen we onderverdelen in 6 categorieën dit gaat de cel
gebruiken om te kunnen overleven en energie te produceren
Water
Koolhydraten
Water
Vitaminen
Mineralen
Lipeden
Katabole reactie gaat grote moleculen in kleine moleculen
afbreken hierbij komt er energie vrij (ATP), kunnen met of
zonder zuurstof plaatsvinden
Met zuurstof = aerobe
o In de lever liggen reserve suiker, glycogeen (in spieren
mindere mate glycogeen)
o Lichaam gebruikt liever suiker omdat dit dan vetzuur
Zonder zuurstof = anaerobe
o Hierbij creeër je een afvalstof = melkzuur (geeft het branderig
gevoel in spieren)
, AT
P:
Opslaan van energie
ADP + P + energie —> ATP
ADP: adenosinedifosfaat afgeladen batterij
P= phosfaat
ATP= opgeladen batterij
Vrijmaken van ernergie
ATP —> ADP = P energie
ATP : adenosinetrifosfaat
Ale biochemische reacties vinden plaats met behulp van reactieversnellers
= enzymen
Dit gaat er voorzorgen dat moleculen zoals ‘glucose’ snellen
afgebroken worden
Enzymen = eiwitten (eiwitten blijven zichzelf, die veranderen niet
van structuur, die zorgt dat een chemische reactie versnelt maar
neemt zelf niet deel van die reactie
Enzym werkt op zijn eigen molecule
Temperatuurspecifiek (meeste enzymen werken best bij 37° , dus als
je koorst hebt verloopt dit moeilijker
De ph-waarde moet een goed zijn voor optimale werking
Zie verdere powerpoint voor enzymeigenschappen
Anabole reacties gaat kleine moleculen naar grote moleculen,
hierbij heeft dit energie nodig
Tereinverkenning
Anatomie of ontleedkunde: wetenschap die de bouw van het menselijk
lichaam onderzoekt.
Fysiologie: wetenschap over de functies van het levende lichaam, door
fysiologisch onderzoek bekomt men fysiologische gegevens zoals
spierkracht, bloeddruk
Functionele anatomie: wetenschap die verbanden legt tussen bouw en
functie
Je hebt verschillende onderzoekmethodes:
Voor de juiste methode te gebruiken, eerst onderzoeken daarna juiste
methode kiezen
Inspectie
Palpatie
Percussie
Auscultatie
Röntgenstraling (x-staling)
Röntgenfoto
Bitewing
Peri-aspicale ix
OPG of orthopantomogram
Computermografie
Ct-scan
Cone beam computer tomorgrafie (CBCT)
Angiogram van de hersenen
Magnetic resonance imaging (MRI)
Echografie (ATM = kaakgewricht)
Endografie (ATM)
ECG (electrocardiogram) EEG (elektro-encefalogram)
,We voeren anatomie uit op een ‘gezonde man’
- Man
- 25 jaar
- Gezond
- Gemiddelde lichaamsbouw
- 1,75 lang
- 70 kg
Belangrijke termen te kennnen in de wetenschap
A. = ateria = slagader
V. = vena = ader
N. =Nervus = zenuw
M. = musculus = spier
Cellen
Menselijke cel (=eucarioot) groter dan bacterie <—> bacterie (daarin kan
de wetenschap makkelijker in manipuleren)
Ons voedsel kunnen we onderverdelen in 6 categorieën dit gaat de cel
gebruiken om te kunnen overleven en energie te produceren
Water
Koolhydraten
Water
Vitaminen
Mineralen
Lipeden
Katabole reactie gaat grote moleculen in kleine moleculen
afbreken hierbij komt er energie vrij (ATP), kunnen met of
zonder zuurstof plaatsvinden
Met zuurstof = aerobe
o In de lever liggen reserve suiker, glycogeen (in spieren
mindere mate glycogeen)
o Lichaam gebruikt liever suiker omdat dit dan vetzuur
Zonder zuurstof = anaerobe
o Hierbij creeër je een afvalstof = melkzuur (geeft het branderig
gevoel in spieren)
, AT
P:
Opslaan van energie
ADP + P + energie —> ATP
ADP: adenosinedifosfaat afgeladen batterij
P= phosfaat
ATP= opgeladen batterij
Vrijmaken van ernergie
ATP —> ADP = P energie
ATP : adenosinetrifosfaat
Ale biochemische reacties vinden plaats met behulp van reactieversnellers
= enzymen
Dit gaat er voorzorgen dat moleculen zoals ‘glucose’ snellen
afgebroken worden
Enzymen = eiwitten (eiwitten blijven zichzelf, die veranderen niet
van structuur, die zorgt dat een chemische reactie versnelt maar
neemt zelf niet deel van die reactie
Enzym werkt op zijn eigen molecule
Temperatuurspecifiek (meeste enzymen werken best bij 37° , dus als
je koorst hebt verloopt dit moeilijker
De ph-waarde moet een goed zijn voor optimale werking
Zie verdere powerpoint voor enzymeigenschappen
Anabole reacties gaat kleine moleculen naar grote moleculen,
hierbij heeft dit energie nodig