Literatuur
- Jongman, E., & Schaafsma, K. (2016). Jong en antisociaal: Over de doelgroep. In Gevoel is explosief
materiaal: Ambulante behandeling van jonge veelplegers. H3
- Van der Laan, A. M., & Goudriaan, H. (2016). Monitor Jeugdcriminaliteit. Ontwikkelingen in de
jeugdcriminaliteit 1997 tot 2015. H6
- Assink, M., Van der Put, C. E., Hoeve, M., De Vries, S. L. A., Stams, G. J. J. M., & Oort, F. J. (2015). Risk
factors for persistent delinquent behavior among juveniles: A meta-analytic review
- Farrington, D. P., & Ttofi, M. (2015). Developmental and life-course theories of offending. In The
development of criminal and antisocial behavior: Theory, research and practical applications. (pp. 19-33)
- Harder, A. T., Knorth, E. J., Kalverboer, M. E. (2014). Risky or Needy? Dynamic Risk Factors and
Delinquent Behavior of Adolescents in Secure Residential Youth Care
- Loeber, R., & Burke, J. D. (2011). Developmental Pathways in Juvenile Externalizing and Internalizing
Problems
- Odgers, C. L., Moffitt, T. E., Broadbent, J. M., Dickson, N., Hancox, R. J., Harrington, H., Poulton, R.,
Sears, M. R., Thomson, W. M., & Caspi, A. (2008). Female and male antisocial trajectories: From
childhood origins to adult outcomes.
Structuuropzet
Leerdoel 1 Leerdoel 2 Leerdoel 3
Hoe heeft jeugdcriminaliteit zich Hoe verloopt de ontwikkeling van antisociaal gedrag Wat zijn de risicofactoren voor het
over de afgelopen jaren en welke paden en groepen kunnen hierbij ontwikkelen van (ernstig) delinquent
ontwikkeld in Nederland? onderscheiden worden? gedrag?
Jeugdcriminaliteit in Nederland Externaliserend en delinquent gedrag (Loeber & Burke) Risicodomeinen (Assink)
(Van der Laan & Goudriaan) - Ontwikkelingspaden van ODD naar CD naar APD - Theorie van Moffitt
- Begrippen - Ontwikkelingspaden van minder externaliserend - Domeinen van risicofactoren + effect
- Algemene ontwikkeling gedrag naar ernstige vermogensdelicten, - Moderator effecten van
- Korte en lange termijn geweldsdelicten en moord risicofactorenkarakteristieken
ontwikkelingen - Ontwikkelingspaden tussen externaliserende en - Moderator effecten van steekproef-
o Twaalfminners (10-11) internaliserende problematiek en onderzoeksontwerp
o Minderjarigen (12-17) - Vroege markers voor emotionele en - Conclusie en limitaties
o Jongvolwassenen (18-22) gedragsdysregulatie
Risicofactoren in residentiële zorg
- Onlinecriminaliteit - Limitaties en implicaties van ontwikkelingspaden
(Harder)
- Zeven signaleringen over de
Antisociaal gedrag - Prevalentie van dynamische
jeugdcriminaliteit in
- Ontwikkelingspaden antisociaal gedrag (Odgers) risicofactoren
Nederland
- Jongens met antisociaal gedrag (Jongman) - Verschillen in hoeveelheid en type
o Definitie veelplegers en achtergrond risicofactoren
o Deactiverende hechtingsstijl/koele jongens/ - Subgroepen
echte antisocialen - Conclusie en limitaties
o Hyperactiverende hechtingsstijl/borderliners
o ADHD
o Antisociale persoonlijkheidsproblematiek
o Functie van gevoel
Ontwikkeling- en life-course theorieën (Farrington)
- DLC-theorieën van psychologisch naar sociologisch
- ICAP-theorie: antisociaal potentieel (AP)
- Samenvatting en toekomstig onderzoek
,Hoe heeft jeugdcriminaliteit zich over de afgelopen jaren ontwikkeld?
Jeugdcriminaliteit in Nederland
Van der Laan, A. M., & Goudriaan, H. (2016). Monitor Jeugdcriminaliteit. Ontwikkelingen in de
jeugdcriminaliteit 1997 tot 2015. H6
Doel bron; de ontwikkelingen in de jeugdcriminaliteit in de periode 1997 tot 2015 zijn onderzocht waarbij
met name is ingegaan op de ontwikkelingen in de laatste vijf jaren. In dit hoofdstuk maken de auteurs de
balans op. Ze brengen de bevindingen uit de empirische hoofdstukken samen en proberen duiding te
geven aan de ontwikkeling van de jeugdcriminaliteit in Nederland tot aan 2015.
- Jeugddelicten; delicten als geweld, vermogen, openbare orde en vernieling, drugs en wapenbezit.
- Volwassendelicten; delicten als rijden onder invloed en economische delicten.
Methode; om de ontwikkelingen over de tijd te beschrijven worden de volgende indicatoren gebruikt:
- Zelfgerapporteerd daderschap; zelfrapportagecijfers bieden onder andere zicht in het percentage
jongeren dat zegt in een bepaalde periode een of meerdere typen delicten te hebben gepleegd.
- Geregistreerde verdachten; door de politie aangehouden verdachten van een misdrijf, exclusief
niet-ingezetenen (o.a. vreemdelingen en toeristen). Politiestatistieken bieden onder meer inzicht
in jeugdige verdachten en de misdrijven waarvan ze worden verdacht.
- Strafrechtelijke daders; alle daders van een misdrijf tegen wie het OM strafvervolging zinvol
achtte, inclusief niet-ingezetenen. Met justitiestatistieken krijg je grip op jongeren tegen wie het
OM strafvervolging noodzakelijk achtte en tegen wie een strafzaak is afgedaan.
- Afdoeningen op het niveau van politie, OM (Openbaar Ministerie) en ZM (rechter).
Algemene ontwikkelingen (1997-2015); het aandeel geregistreerde verdachten en strafrechtelijke daders
in de algemene bevolking piekt rond 2007 en daalt sinds 2008 jaarlijks. Er is sprake van een afname van
het aandeel verdachten onder alle leeftijdsgroepen, dus zowel bij de minderjarigen, de jongvolwassenen
als de volwassenen van 23 jaar en ouder. Bij de jeugdigen is de daling het sterkst.
,Leeftijdsgroep Korte termijn ontwikkelingen (2010-2015) Lange termijn
ontwikkelingen (1997-
2015)
Twaalfminners Op basis van zelfrapportage, omdat jongeren onder 12 jaar strafrechtelijk niet
(10 en 11 jaar) aansprakelijk zijn en er daardoor landelijk geen betrouwbare registraties bij
politie/justitie van hun regelovertredend gedrag is.
- Het regelovertredende gedrag is onder de twaalfminners minder ernstig dan de
oudere groepen. Dat gaat met name op voor geweldsincidenten.
- Frequent en ernstig regelovertredend gedrag is zeldzaam; vaak beperkt tot een
enkele keer.
- Slechts een klein deel komt in aanraking met politie omdat ze zich misdragen;
naar schatting nog geen 1%.
- Het percentage zelfgerapporteerd daderschap verandert niet significant. In 2015
zegt 20% betrokken te zijn bij regelovertredend gedrag in het voorafgaande jaar.
- Het gaat vooral om lichte feiten, zoals iemand slaan zonder verwonding, diefstal
van producten onder €10 uit een winkel of iets van iemand anders beschadigen.
- De prevalenties van de afzonderlijke delicten zijn stabiel over de tijd. Alleen
zelfgerapporteerde winkeldiefstal (onder €10) neemt bij meisjes en
autochtonen toe.
- Het verschil in zelfgerapporteerd daderschap tussen jongens en meisjes wordt
kleiner. 2x zoveel jongens in 2005, 1.5x in 2015.
- De prevalenties van zelfgerapporteerd daderschap onder autochtone en
allochtone twaalfminners verschillen niet van elkaar.
- Prevalentie van zelfgerapporteerde van jeugddelicten is 20%.
Minderjarigen Op basis van zelfrapportage-, politie- en justitiestatistieken. Ten opzichte van het
(12 t/m 17 jaar) - Er is sprake van een daling. De sterkte verschilt per bron: piekjaar in 2007:
o Zelfgerapporteerd: van 38% naar 35% (-9%). - Daling aantal
o Geregistreerde verdachten: van 31/1000 naar 19/1000 (-39%). verdachten per
o Strafrechtelijke daders: van 15/1000 naar 8/1000 (-48%). 1.000
- De daling doet zich voor in de meeste delictscategorieën behalve drugsdelicten, leeftijdsgenoten
maar die komen nauwelijks voor. met 64%.
- Bij jongens doet de daling zich voor ongeacht type databron; zg -13%, gv -39% - Daling aantal
en sd -48%. strafrechtelijke
- Bij meisjes neemt alleen relatieve aantal gv (-42%) en sd (-49%) af. daders per 1.000
- Er is nauwelijks een verschil tussen autochtonen (34%) en allochtonen (38%) in leeftijdsgenoten
zelfgerapporteerd daderschap. Er zijn wel verschillen in geregistreerde met 61%
verdachten. Met name jongeren van Antilliaanse/Arubaanse en Marokkaanse
herkomst zijn oververtegenwoordigd (aandeel 5x zo hoog).
- Bij autochtone jongeren is een afname in zg en gv.
- Bij allochtone jongeren is alleen een afname in gv.
- De afname in geregistreerde verdachten is ongeacht individuele- of
gezinskenmerken (met uitzondering van jongeren in instellingen).
- De afname is veelal het sterkst onder sociaaleconomische groepen met de
kleinste kans om als verdachte te zijn geregistreerd; havo/vwo, schoolgaand of
werk, hoog inkomensniveau en thuiswonend in tweeoudergezin.
- De afname is veelal het zwakst onder sociaaleconomische groepen met de
grootste kans om als verdachte te zijn geregistreerd; laag inkomensniveau,
uitwonend in instelling.
- Het relatieve aantal verdachten per 1.000 is in alle gemeenten gedaald. Bij de
G4 (Adam, Rdam, Den Haag en Utrecht) met 35%.
- Het aantal verdachten ten opzichte van de totale populatie verdachten is in de
G4 toegenomen. In totaal is in 2014 bijna 22% woonachtig in de G4.
- Het relatieve aantal afdoeningen door het OM (5,1) en de ZM (6,5) is gedaald
per 1.000 strafrechtelijk minderjarigen.
- Hoewel het totale aantal absolute en relatieve afdoeningen (werkstraffen,
leerprojecten en boetes) bij het OM fors afneemt, zijn er verhoudingsgewijs
meer strafbeschikkingen, beleids- en voorwaardelijke sepots.
, - De daling in het (absolute en relatieve) aantal afdoeningen met een sanctie door
de ZM continueert; verhoudingsgewijs zijn er meer afdoeningen zonder sanctie
(technische uitspraken en vrijspraken).
- Prevalentie van zelfgerapporteerde jeugddelicten is 35%.
Jongvolwassenen Op basis van politie- en justitiestatistieken. Voor 2015 zijn er voor het eerst ook Ten opzichte van het
(18 t/m 22 jaar) zelfrapportagecijfers beschikbaar. piekjaar in 2007:
- De prevalentie van zelfgerapporteerd daderschap neemt toe met de leeftijd, - Daling aantal
bereikt een piek tussen het 16e en 18e levensjaar en daalt vervolgens. De piek in verdachten per
zelfgerapporteerd daderschap treedt iets eerder op dan de piek bij 1.000
geregistreerde verdachten. leeftijdsgenoten
- In 2015 zegt 37% van de jongvolwassenen in het voorafgaande jaar een (of met 45%.
meerdere) delict(en) te hebben gepleegd. Als we specifieke - Daling aantal
volwassenendelicten (rijden onder invloed en economische delicten) ook strafrechtelijke
meetellen dan gaat het om 44% van de jongvolwassenen. Hiermee is de daders per 1.000
prevalentie van zelfgerapporteerde jeugddelicten het hoogst onder leeftijdsgenoten
jongvolwassenen (37%). Wat betreft volwassendelicten wordt rijden onder met 31%
invloed relatief vaak gerapporteerd (14%).
- Er is een daling in geregistreerde verdachten en strafrechtelijke daders ongeacht Voor volwassenen
achtergrondkenmerken; met uitzondering van vmbo als hoogst gevolgde (23+) geldt ten
opleiding (gelijk). In 2014 zijn er 30 per 1.000 geregistreerd als verdachte en 25 opzichte van het
per 1.000 geregistreerd als strafrechtelijke dader (respectievelijk een afname piekjaar in 2007:
van 31% en 15%). - Daling aantal
- De afname is veelal het sterkst onder sociaaleconomische groepen met de verdachten per
kleinste kans om als verdachte te zijn geregistreerd; havo/vwo, schoolgaand of 1.000
werk, hoog inkomensniveau en thuiswonend in tweeoudergezin. leeftijdsgenoten
- De afname is veelal het zwakst onder sociaaleconomische groepen met de met 32%.
grootste kans om als verdachte te zijn geregistreerd; laag inkomensniveau,
uitwonend in instelling).
- De daling in het relatieve aantal geregistreerde verdachten en strafrechtelijke
daders onder mannen (32% en 17%) is sterker dan onder vrouwen (25% en 4%).
- De relatieve aantallen OM- en ZM-afdoeningen tegen jongvolwassenen halveren
in deze periode. De OM-afdoeningen laten na een initiële toename sinds 2013
weer een daling zien, met uitzondering van (technische en beleids-) sepots. In
2014 zijn er 20/1000 zaken afgedaan door het OM en 17/1000 foor ZM. Het
aantal voorwaardelijke sepots onder jongvolwassenen is toegenomen van 15%
in 2010 naar 34% in 2014.
Onlinecriminaliteit; onlinedelicten kunnen worden onderscheiden in:
- Cyberdelicten; hierbij gaat het om feiten waarbij de ICT doelwit is, zoals hacken of het versturen
van DDoS-aanvallen.
- Gedigitaliseerde delicten; hierbij gaat het om traditionele delicten die online worden gepleegd,
zoals onlinebedreiging of het niet leveren van spullen die via een webwinkel zijn gekocht.
Politie- en justitiestatistieken bieden weinig informatie over het aantal jeugdige verdachten en
strafrechtelijke daders van onlinecriminaliteit. De informatie die beschikbaar is, geeft geen goed landelijk
beeld van het aantal jeugdigen dat onlinedelicten pleegt. Op basis van zelfrapportage:
- Het percentage jongeren dat zegt onlinedelicten te plegen, is het hoogst onder de minderjarigen
en het laagst onder de twaalfminners. Van de minderjarigen in 2015 zegt 31% in het
voorafgaande jaar een (of meerdere) onlinedelict(en) te hebben gepleegd, bij de
jongvolwassenen is dit 28% en bij de twaalfminners 10%.
- Wat betreft cyberdelicten kwam vanuit zelfrapportage in 2015 naar voren dat jongvolwassenen
(22%) relatief vaker betrokken zijn geweest bij cyberdelicten in het voorafgaande jaar dan
minderjarigen (17%).
- Wat betreft gedigitaliseerde delicten kwam vanuit zelfrapportage in 2015 naar voren dat
minderjarigen (22%) relatief vaker betrokken zijn geweest bij één of meerdere gedigitaliseerde
delicten over het voorafgaande jaar dan jongvolwassenen (14%).