De sportwereld voor het HBO hoofdstuk 2 samenvatting
2.2 De negentiende eeuw: opkomst van de moderne sport
2.2.1 De herkomst van de moderne sport
Twee landen kunnen worden gezien als de bekermat van de moderne sport: Engeland en Duistland.
-Engeland: begin 19e eeuw werd er gesport op kostscholen en kazernes. Elite samenleving zat op de
kostscholen, ze hielden zich bezig met sporten als voetbal, tennis, polo, cricket en atletiek (Engelse
sporten).
In het kapitalisme (concurrentie tussen aanbieders), spelen waarden als wedijver, competitiedrang,
willen winnen etc. een rol.
In de kazernes werd sport door de hogere militairen doorgegeven aan de lagere standen en klassen.
Aan deze groepen werden waarden bijgebracht als teamgeest, opofferingsgezindheid etc.
Mensen die mee mochten doen aan de Olympische spelen waren mensen van de hogere sociale
klassen. Ze konden dit zich permitteren in tijd en geld.
De Engelse sporten werden in de 19e en begin 20e eeuw verspreid over veel delen van de wereld. Dit
hield verband met het feit dat het Britse rijk in die tijd economisch en politiek de dominante macht
was en veel koloniën omvatte.
-In begin 19e eeuw ontstond in Duitsland een beweging om de bevolking aan het turnen te krijgen.
Friedrich Ludwig Jahn was de voorganger van turnbeweging. Hij beweerde dat lichaamsbeweging en
versterking van het lichaam een belangrijke waarde om jongeren weerbaar te maken. De
turnbeweging was niet alleen een sportorganisatie, maar ook een politieke beweging met een sterk
nationalistisch-conservatief gedachtegoed. Het was een middel om sterkere soldaten te maken, maar
ook een politieke beweging.
2.2.2 De opkomst van sport in Nederland
De Nederlandse sportcultuur van einde 19 e eeuw was opgebouwd uit 3 bronnen:
1. Duitse sportcultuur
2. Engelse sprotcultuur
3. Oudhollandse sportcultuur (schaatsen, kegelen, handboogschieten, roeien etc.
Handboogschieten, kaatsen, kolven en klootschieten was regionaal)
Belangrijk was schaatsen (middeleeuwen) en handboogschieten.
Midden 19e werd handboogschieten georganiseerd door de moderne sociëteiten, hier was de hogere
burgerij lid van. Dit was exclusief voor mannen en het lidmaatschap was alleen mogelijk via
ballotage.
In 19e en begin 20e eeuw is er in Europa sprake van sportificering (vesporting) = een proces waarbij
volkse, sportachtige vermaken en militaire activiteiten door middel van organisatie worden
omgebouwd tot sport.
Duitsland had invloed op Nederland door turnen. Turnen was er om het volk te verheffen en te
beschaven. 1863 kwam het vak LO in het onderwijs.
Introductie en organisatie Engelse sporten: horeca en media speelde hier een belangrijke rol in. Zij
namen initiatieven om zelf wedstrijden te organiseren. Hiermee werd ook direct en indirect geld
verdiend.
Vooral de jongeren van de hogere standen speelden de Engelse sporten om zich te onderscheiden
van de lagere klassen, die zich bezighielden met Hollandse sporten.
Wielrennen was in zijn ontstaansfase een exclusieve bezigheid voor de gegoede burgers. De ANWB
werd hieruit opgericht, dit was belangrijk voor aanleg van fietspaden.
2.2 De negentiende eeuw: opkomst van de moderne sport
2.2.1 De herkomst van de moderne sport
Twee landen kunnen worden gezien als de bekermat van de moderne sport: Engeland en Duistland.
-Engeland: begin 19e eeuw werd er gesport op kostscholen en kazernes. Elite samenleving zat op de
kostscholen, ze hielden zich bezig met sporten als voetbal, tennis, polo, cricket en atletiek (Engelse
sporten).
In het kapitalisme (concurrentie tussen aanbieders), spelen waarden als wedijver, competitiedrang,
willen winnen etc. een rol.
In de kazernes werd sport door de hogere militairen doorgegeven aan de lagere standen en klassen.
Aan deze groepen werden waarden bijgebracht als teamgeest, opofferingsgezindheid etc.
Mensen die mee mochten doen aan de Olympische spelen waren mensen van de hogere sociale
klassen. Ze konden dit zich permitteren in tijd en geld.
De Engelse sporten werden in de 19e en begin 20e eeuw verspreid over veel delen van de wereld. Dit
hield verband met het feit dat het Britse rijk in die tijd economisch en politiek de dominante macht
was en veel koloniën omvatte.
-In begin 19e eeuw ontstond in Duitsland een beweging om de bevolking aan het turnen te krijgen.
Friedrich Ludwig Jahn was de voorganger van turnbeweging. Hij beweerde dat lichaamsbeweging en
versterking van het lichaam een belangrijke waarde om jongeren weerbaar te maken. De
turnbeweging was niet alleen een sportorganisatie, maar ook een politieke beweging met een sterk
nationalistisch-conservatief gedachtegoed. Het was een middel om sterkere soldaten te maken, maar
ook een politieke beweging.
2.2.2 De opkomst van sport in Nederland
De Nederlandse sportcultuur van einde 19 e eeuw was opgebouwd uit 3 bronnen:
1. Duitse sportcultuur
2. Engelse sprotcultuur
3. Oudhollandse sportcultuur (schaatsen, kegelen, handboogschieten, roeien etc.
Handboogschieten, kaatsen, kolven en klootschieten was regionaal)
Belangrijk was schaatsen (middeleeuwen) en handboogschieten.
Midden 19e werd handboogschieten georganiseerd door de moderne sociëteiten, hier was de hogere
burgerij lid van. Dit was exclusief voor mannen en het lidmaatschap was alleen mogelijk via
ballotage.
In 19e en begin 20e eeuw is er in Europa sprake van sportificering (vesporting) = een proces waarbij
volkse, sportachtige vermaken en militaire activiteiten door middel van organisatie worden
omgebouwd tot sport.
Duitsland had invloed op Nederland door turnen. Turnen was er om het volk te verheffen en te
beschaven. 1863 kwam het vak LO in het onderwijs.
Introductie en organisatie Engelse sporten: horeca en media speelde hier een belangrijke rol in. Zij
namen initiatieven om zelf wedstrijden te organiseren. Hiermee werd ook direct en indirect geld
verdiend.
Vooral de jongeren van de hogere standen speelden de Engelse sporten om zich te onderscheiden
van de lagere klassen, die zich bezighielden met Hollandse sporten.
Wielrennen was in zijn ontstaansfase een exclusieve bezigheid voor de gegoede burgers. De ANWB
werd hieruit opgericht, dit was belangrijk voor aanleg van fietspaden.