1.1
Zonnestelsel
De aarde is deel van het zonnestelsel en is een van de acht planeten die rond de zon
draaien. De afstand tussen de zon en aarde is 150 miljoen km. De zon zorgt voor licht en
warmte en zonder dat is er geen leven op aarde mogelijk. Het zonnestelsel maakt deel uit
van het melkwegstelsel en dit sterrenstelsel bestaat uit miljarden sterren. De binnenplaten
zijn Mercurius en Venus, want hun baan ligt rond de zon binnen de baan van de aarde. De
buitenplaten zijn Mars, Jupiter, Saturnus, Uranus en Neptunus. De 4 het dichtst bij de aarde
bestaan uit steen en de andere zijn gasplaneten.
Tijdschalen
De aarde is ongeveer 4,6 miljard jaar oud. Het is moeilijk te bevatten in maanden of jaren,
dus hebben we een geologische tijdschaal. De tijdschaal is onderverdeeld in tijdperken,
perioden en tijdvakken en is gekoppeld aan gesteentelagen die in deze periode zijn
ontstaan. In die tijd waren er nog geen technieken waarmee de werkelijke ouderdom van
gesteente in jaren kon worden vastgelegd, dus dat was op basis van verschillende soorten
gesteentelagen en kenmerkende fossielen van planten en dieren. De relatieve geologische
tijdschaal is tijdschaal op basis van volgorde van karakteristieke gesteentelagen en
fossielen. De absolute geologische tijdschaal zijn jaartallen gekoppeld aan de relatieve
tijdschaal (d.m.v radioactieve verval van gesteenten)
Kennis over de opbouw van de aarde
Aardwetenschappers zijn erg benieuwd naar de opbouw van de aarde. Het is nog nooit
gelukt om een boorgat te maken en een kijkje te nemen. De aarde is bijna 6400 km diep van
het aardoppervlak naar het middelpunt van de aarde. Niemand heeft het ooit gezien, maar
we weten wel dingen door aardbevingsgolven. De snelheid waarmee die bewegen, hangt af
van de dichtheid van het materiaal waar ze doorheen gaan, dus of het vloeibaar of vast is.
Opbouw van de aarde
Aardwetenschappers delen de aarde op 2 manieren in zones:
1. De kern, de mantel en de aardkorst. Van binnen naar buiten wordt de samenstelling
steeds lichter van gewicht.
2. Het materiaal verschilt in viscositeit, de maat voor de stroperigheid van een stof.
Het is afhankelijk van de druk en temperatuur in de aarde.
- Kern: bestaat uit nikkel en ijzer. 4700 graden. Hoge druk, dus vast.
Buitenkern is wel vloeibaar.
- Mantel: ligt om de kern. Aan elkaar gebonden zuurstof, silicium, magnesium
en ijzer. Ondermantel is plastisch
- Asthenosfeer: bovenste deel van de mantel tot aan de lithosfeer. Plastisch,
maar iets vloeibaarder. Makkelijker stromen dan in ondermantel.
- Lithosfeer: gevormd door het afgekoelde buitenste deel van de mantel en de
aardkorst. Vast en breekbaar en drijft op asthenosfeer. 60-150 km dik.
Continentale korst: 35km tot 70km, 2,8 soortelijke massa, graniet (relatief licht)
Oceanische korst: 7km tot 10km, 3,0 soortelijke massa, basalt (zwaarder gesteente)
, 1.2
Catastrofe of niet?
Wetenschappers konden geen goede verklaring vinden voor de catastrofetheorie:
geologen gingen ervan uit dat ingrijpende veranderingen aan het aardoppervlak vrij
plotseling en op rampzalige wijze tot stand kwamen. Door andere wetenschappers kwamen
mensen erachter dat de aarde ouder was dan dat ze dachten en dat gebeurtenissen in het
heden niet zoveel verschillen als die van het verleden. Er kwam het actualiteitsprincipe:
het heden is de sleutel tot het verleden. Processen herhalen zich. Sommige natuurlijke
gebeurtenissen kunnen wel een geologische kringloop doorbreken. Bijv. een meteorietinslag
verwoest landschappen die in duizenden jaren waren gevormd.
Alfred Wegener
Alfred Wegener kwam met deze aanwijzingen:
1. Hij vond dezelfde fossielen op plekken op de wereld die nu ver uit elkaar liggen.
Fossielen van dieren die niet konden zwemmen op plekken die waren gescheiden
door oceanen.
2. Sporen van vroegere ijskappen met een ouderdom van tussen de 200 en 300 miljoen
jaar in Afrika, Zuid Amerika, India en Australië.
3. Gesteenten en gebergten die bij de kusten van Afrika en Zuid-Amerika waren
afgebroken sloten op elkaar aan.
Pangea
Volgens Wegener moesten de huidige continenten ooit een supercontinent zijn geweest,
omgeven door een oeroceaan. Het supercontinent noemde hij Pangaea en de oeroceaan
panthalassa. Zijn theorie staat bekend als de theorie van de continentverschuiving, maar
veel geologen waren het er niet mee eens omdat niemand enig idee had wat de drijvende
kracht achter dit verschijnsel kon zijn. Wegener was klaar met de kritiek, maar bleef zijn
theorie onderzoeken.
Onderzeese bergruggen
Er kwamen feiten omhoog die aantoonden dat er iets was. Door dieptemetingen in de
oceanen werd ontdekt dat de oceaanbodem niet vlak is, maar bestaat uit ravijnen, greppels
en spleten. Door alle oceanen lopen bergketens van duizenden kilometers lang, dat noem je
mid-oceanische ruggen. Soms steken ze boven het water uit. De mid-oceanische rug
groeit vanuit het midden aan en de oceaan wordt naar 2 kanten toe steeds breder. Het
oosten en westen van de mid-oceanische rug was geleidelijk ouder.
Bewijzen
Er was bewijs nodig en daarbij werd gebruikgemaakt van ijzer. IJzer richt zich op de
magnetische noord- en zuidpool. In lava kunnen ijzerdeeltjes bewegen en als lava stolt,
liggen de deeltjes vast. Het blijkt dat de magnetische polen niet altijd op dezelfde plaats
hebben gelegen. De zeebodem spreidt. De verschuiving komt door oceanische platen zelf
die zich horizontaal bewegen en zo andere planten meesleuren.
Zonnestelsel
De aarde is deel van het zonnestelsel en is een van de acht planeten die rond de zon
draaien. De afstand tussen de zon en aarde is 150 miljoen km. De zon zorgt voor licht en
warmte en zonder dat is er geen leven op aarde mogelijk. Het zonnestelsel maakt deel uit
van het melkwegstelsel en dit sterrenstelsel bestaat uit miljarden sterren. De binnenplaten
zijn Mercurius en Venus, want hun baan ligt rond de zon binnen de baan van de aarde. De
buitenplaten zijn Mars, Jupiter, Saturnus, Uranus en Neptunus. De 4 het dichtst bij de aarde
bestaan uit steen en de andere zijn gasplaneten.
Tijdschalen
De aarde is ongeveer 4,6 miljard jaar oud. Het is moeilijk te bevatten in maanden of jaren,
dus hebben we een geologische tijdschaal. De tijdschaal is onderverdeeld in tijdperken,
perioden en tijdvakken en is gekoppeld aan gesteentelagen die in deze periode zijn
ontstaan. In die tijd waren er nog geen technieken waarmee de werkelijke ouderdom van
gesteente in jaren kon worden vastgelegd, dus dat was op basis van verschillende soorten
gesteentelagen en kenmerkende fossielen van planten en dieren. De relatieve geologische
tijdschaal is tijdschaal op basis van volgorde van karakteristieke gesteentelagen en
fossielen. De absolute geologische tijdschaal zijn jaartallen gekoppeld aan de relatieve
tijdschaal (d.m.v radioactieve verval van gesteenten)
Kennis over de opbouw van de aarde
Aardwetenschappers zijn erg benieuwd naar de opbouw van de aarde. Het is nog nooit
gelukt om een boorgat te maken en een kijkje te nemen. De aarde is bijna 6400 km diep van
het aardoppervlak naar het middelpunt van de aarde. Niemand heeft het ooit gezien, maar
we weten wel dingen door aardbevingsgolven. De snelheid waarmee die bewegen, hangt af
van de dichtheid van het materiaal waar ze doorheen gaan, dus of het vloeibaar of vast is.
Opbouw van de aarde
Aardwetenschappers delen de aarde op 2 manieren in zones:
1. De kern, de mantel en de aardkorst. Van binnen naar buiten wordt de samenstelling
steeds lichter van gewicht.
2. Het materiaal verschilt in viscositeit, de maat voor de stroperigheid van een stof.
Het is afhankelijk van de druk en temperatuur in de aarde.
- Kern: bestaat uit nikkel en ijzer. 4700 graden. Hoge druk, dus vast.
Buitenkern is wel vloeibaar.
- Mantel: ligt om de kern. Aan elkaar gebonden zuurstof, silicium, magnesium
en ijzer. Ondermantel is plastisch
- Asthenosfeer: bovenste deel van de mantel tot aan de lithosfeer. Plastisch,
maar iets vloeibaarder. Makkelijker stromen dan in ondermantel.
- Lithosfeer: gevormd door het afgekoelde buitenste deel van de mantel en de
aardkorst. Vast en breekbaar en drijft op asthenosfeer. 60-150 km dik.
Continentale korst: 35km tot 70km, 2,8 soortelijke massa, graniet (relatief licht)
Oceanische korst: 7km tot 10km, 3,0 soortelijke massa, basalt (zwaarder gesteente)
, 1.2
Catastrofe of niet?
Wetenschappers konden geen goede verklaring vinden voor de catastrofetheorie:
geologen gingen ervan uit dat ingrijpende veranderingen aan het aardoppervlak vrij
plotseling en op rampzalige wijze tot stand kwamen. Door andere wetenschappers kwamen
mensen erachter dat de aarde ouder was dan dat ze dachten en dat gebeurtenissen in het
heden niet zoveel verschillen als die van het verleden. Er kwam het actualiteitsprincipe:
het heden is de sleutel tot het verleden. Processen herhalen zich. Sommige natuurlijke
gebeurtenissen kunnen wel een geologische kringloop doorbreken. Bijv. een meteorietinslag
verwoest landschappen die in duizenden jaren waren gevormd.
Alfred Wegener
Alfred Wegener kwam met deze aanwijzingen:
1. Hij vond dezelfde fossielen op plekken op de wereld die nu ver uit elkaar liggen.
Fossielen van dieren die niet konden zwemmen op plekken die waren gescheiden
door oceanen.
2. Sporen van vroegere ijskappen met een ouderdom van tussen de 200 en 300 miljoen
jaar in Afrika, Zuid Amerika, India en Australië.
3. Gesteenten en gebergten die bij de kusten van Afrika en Zuid-Amerika waren
afgebroken sloten op elkaar aan.
Pangea
Volgens Wegener moesten de huidige continenten ooit een supercontinent zijn geweest,
omgeven door een oeroceaan. Het supercontinent noemde hij Pangaea en de oeroceaan
panthalassa. Zijn theorie staat bekend als de theorie van de continentverschuiving, maar
veel geologen waren het er niet mee eens omdat niemand enig idee had wat de drijvende
kracht achter dit verschijnsel kon zijn. Wegener was klaar met de kritiek, maar bleef zijn
theorie onderzoeken.
Onderzeese bergruggen
Er kwamen feiten omhoog die aantoonden dat er iets was. Door dieptemetingen in de
oceanen werd ontdekt dat de oceaanbodem niet vlak is, maar bestaat uit ravijnen, greppels
en spleten. Door alle oceanen lopen bergketens van duizenden kilometers lang, dat noem je
mid-oceanische ruggen. Soms steken ze boven het water uit. De mid-oceanische rug
groeit vanuit het midden aan en de oceaan wordt naar 2 kanten toe steeds breder. Het
oosten en westen van de mid-oceanische rug was geleidelijk ouder.
Bewijzen
Er was bewijs nodig en daarbij werd gebruikgemaakt van ijzer. IJzer richt zich op de
magnetische noord- en zuidpool. In lava kunnen ijzerdeeltjes bewegen en als lava stolt,
liggen de deeltjes vast. Het blijkt dat de magnetische polen niet altijd op dezelfde plaats
hebben gelegen. De zeebodem spreidt. De verschuiving komt door oceanische platen zelf
die zich horizontaal bewegen en zo andere planten meesleuren.