100% tevredenheidsgarantie Direct beschikbaar na je betaling Lees online óf als PDF Geen vaste maandelijkse kosten 4.2 TrustPilot
logo-home
Samenvatting

Samenvatting Taal en meertaligheid (T&M)

Beoordeling
-
Verkocht
-
Pagina's
32
Geüpload op
01-10-2025
Geschreven in
2024/2025

Deze samenvatting bevat alles wat je voor het examen moet kennen. Hij is gemaakt o.b.v. de ppts en cursus geschreven door de lesgevers. Ik was van de 1ste keer geslaagd.

Instelling
Vak











Oeps! We kunnen je document nu niet laden. Probeer het nog eens of neem contact op met support.

Geschreven voor

Instelling
Studie
Vak

Documentinformatie

Geüpload op
1 oktober 2025
Aantal pagina's
32
Geschreven in
2024/2025
Type
Samenvatting

Onderwerpen

Voorbeeld van de inhoud

SAMENVATTING
TAAL & MEERTALIGHEID
WAT IS TAAL

= een systeem van communicatie dat mensen gebruiken om gedachten,
gevoelens, ideeën en informatie uit te wisselen. Het kan gesproken, geschreven
of gebarentaal zijn.

Eigenschappen van taal:

 Taal produceert betekenis
 Taal is arbitrair
o De relatie tussen een woord en zijn betekenis is meestal niet
natuurlijk of logisch
 Het aantal klanken is gelimiteerd
 Taal is generatief
o Letters en woorden kunnen een ongelimiteerd aantal zinnen
genereren

TAALBOUWSTENEN IN HET NEDERLANDS


TAALSYSTEEM Teksten


Klanken (fonologie) Spellingvormen


Woorden (morfologie) Betekenissen
(semantiek)
Woordgroepen en Woordenschat
zinnen (lexicologie)


TAALGEBRUIK EN TAALGEDRAG


Nadenken over het eigen Nadenken over taalgedrag: Wie zegt/schrijft
taalgebruik: bewust bepaalde iets? Wat? Aan wie? Waarover? Met welke
spreek-, luister-, lees- en schrijf- bedoeling? Hoe? In welke context? Via
strategieën inzetten en daarop welke weg/middelen? Met welk effect?
reflecteren, en nadenken over  9 vragen van het communicatiemodel
het taalgebruik van anderen




Verschillen en gelijkenissen
tussen talen en
taalvariëteiten

, =
TAALBESCHOUWING

BESCHOUWEN VAN WOORDEN

ZELFSTANDIG NAAMWOORD (ZN)

= een woord dat verwijst naar een persoon, dier, ding, plaats, idee of gevoel

 Eigennamen: Jonas, Eveline, …
 Soortnamen: appel, stoel, …

Kenmerken:

 Je kan er ‘de’ of ‘het’ voor zetten
o De: mannelijk of vrouwelijk
o Het: onzijdig
 Kunnen een meervoud hebben
 Kunnen een verkleinwoord hebben
 Kunnen het onderwerp of lijdend voorwerp zijn in een zin

BIJVOEGLIJK NAAMWOORD (BN)

= duidt een eigenschap aan van een ander zelfstandig gebruikt woord

 Attributief gebruik: een rode bloem
 Predicatief gebruik: de bloem is rood
 Zelfstandig gebruik: de rode bloem en de gele

Trappen van vergelijking: stellende, vergrotende, overtreffende trap

LIDWOORD (LW)

= een woord dat altijd bij een zelfstandig naamwoord hoort en aangeeft of het
om iets bepaalds of onbepaalds gaat

 Bepaalde lidwoorden
o De
o Het
 Onbepaalde lidwoorden
o Een

WERWOORD (WW)

= een woord dat een actie of toestand uitdrukt

 Je kan een werkwoord vervoegen
o Infinitief/ stam/ uitgang/ persoonsvorm/ imperatief (gebiedende
wijs)/ persoon en getal
o Werkwoordstijd: Verleden, tegenwoordige of toekomende tijd
o Met of zonder klankverandering in de VT

,Werkwoordsoorten:

 Zelfstandig werkwoord: ze schildert graag
 Hulpwerkwoord: ze zal morgen schilderen
 Koppelwerkwoord (betekenis ‘zijn’), ZWoBBeLS: de brief is romantisch
 Wederkerend werkwoord: zich vervelen
 Samengesteld werkwoord:
o Scheidbaar: weggaan  ze gaat weg
o Niet-scheidbaar  de poetsvrouw stofzuigt

VOORNAAMWOORD (VNW)

= een woord dat verwijst naar een persoon, dier, ding of begrip zonder het bij
naam te noemen

 Persoonlijk voornaamwoord (pvnw) (ond of voorwerp): ik - mij, jij - jou,
hij - hem, wij, - ons,…
 Wederkerend voornaamwoord (wkvnw): ik was me, hij wast zich, jullie
wassen je, …
 Wederkerig voornaamwoord (wzvnw): We maken elkaar niets wijs.
 Bezittelijk voornaamwoord (bvnw): mijn, jouw, haar, ons, het mijne,
het jouwe, …
 Aanwijzend voornaamwoord (avnw): die, deze, dat, dit, diegene,
dezelfde, …
 Vragend voornaamwoord (vvnw): wie, wat, waar, welke, hoe, hoeveel,

 Uitroepend voornaamwoord (uvnw): Wat een grappig filmpje!
 Betrekkelijk voornaamwoord (btvnw): die, dat, wie, wat + bijzin (betr.
vnw verwijst naar antecedent)
 Onbepaald voornaamwoord (ovnw): men, iemand, niemand, iets, …

VOORZETSEL (VZ)

= een woord dat een relatie aangeeft tussen een zelfstandig naamwoord (of
voornaamwoord) en een ander deel van de zin

 Voorzetsel: naar, van, bij, door, met, naast, op, …
 Voorzetseluitdrukking: met behulp van, in tegenstelling tot, omwille van
 Achterzetsel: De fietser reed de straat in

TELWOORD (TELW)

= een woord dat een hoeveelheid of volgorde aanduid

 Hoofdtelwoord: één, twee, honderd, …
 Rangtelwoord: eerste, vierde, dertiende, duizendste, …
 Bepaald: tien, honderd, vijftiende, …
 Onbepaald: sommige, enkele, zoveel, honderden, …

, VOEGWOORD (VW)

= een woord dat woorden, woordgroepen of zinnen met elkaar verbindt

 Nevenschikkende voegwoorden
o Deze verbinden gelijkwaardige zinnen of zinsdelen
o en, of, maar, want, dus
 Ik ga naar de winkel en ik koop brood.
 Hij wil komen, maar hij is ziek.
 Onderschikkende voegwoorden
o Deze verbinden een hoofdzin met een bijzin
o omdat, terwijl, als, hoewel, dat, zodra, voordat
 Ik blijf thuis omdat het regent.
 Als je klaar bent, gaan we weg.

BIJWOORD (BW)

= een woord dat iets zegt over een werkwoord, bijvoeglijk naamwoord, een ander
bijwoord of de hele zin

 Geeft vaak extra informatie over tijd, plaats, wijze, hoeveelheid, zekerheid of
ontkenning

In lagere school: ‘verbindingswoord’  Meestal onveranderlijk

 Bij een werkwoord: ‘Hij speelt prachtig blokfluit.
 Bij een BN: Ik heb een opvallend luide stem.
 Bij een ander bijwoord: De hond zat heel hongerig te bedelen.
 Als zelfstandige bijwoordelijke bepaling: daar, nu, immers, bijna, …

Soorten bijwoorden:

 Gewone bijwoorden van tijd, plaats, oorzaak , hoedanigheid, graad, …
 Voornaamwoordelijk bijwoord: er/daar/hier/waar + vz
o Ernaartoe, erop, daardoor, waarmee, …
 Voegwoordelijk bijwoord: daarentegen, immers, dus, kortom,
bovendien, vervolgens,…

Verschil tussen bijvoeglijke naamwoorden en bijwoorden:

 Bijvoeglijke naamwoorden: = verbogen vorm
o Ik heb gisteren een prachtige jurk gekocht
 Bijwoorden: ≠ verbogen vorm
o Het is al behoorlijk laat

TUSSENWERPSEL

Maak kennis met de verkoper

Seller avatar
De reputatie van een verkoper is gebaseerd op het aantal documenten dat iemand tegen betaling verkocht heeft en de beoordelingen die voor die items ontvangen zijn. Er zijn drie niveau’s te onderscheiden: brons, zilver en goud. Hoe beter de reputatie, hoe meer de kwaliteit van zijn of haar werk te vertrouwen is.
janneverhaegen Arteveldehogeschool
Volgen Je moet ingelogd zijn om studenten of vakken te kunnen volgen
Verkocht
9
Lid sinds
6 maanden
Aantal volgers
0
Documenten
9
Laatst verkocht
16 uur geleden

4,5

2 beoordelingen

5
1
4
1
3
0
2
0
1
0

Recent door jou bekeken

Waarom studenten kiezen voor Stuvia

Gemaakt door medestudenten, geverifieerd door reviews

Kwaliteit die je kunt vertrouwen: geschreven door studenten die slaagden en beoordeeld door anderen die dit document gebruikten.

Niet tevreden? Kies een ander document

Geen zorgen! Je kunt voor hetzelfde geld direct een ander document kiezen dat beter past bij wat je zoekt.

Betaal zoals je wilt, start meteen met leren

Geen abonnement, geen verplichtingen. Betaal zoals je gewend bent via iDeal of creditcard en download je PDF-document meteen.

Student with book image

“Gekocht, gedownload en geslaagd. Zo makkelijk kan het dus zijn.”

Alisha Student

Veelgestelde vragen