MICROBIOLOGIE
HOOFDSTUK 1: bacteriële celstructuur en bacteriofagen
Prof. Dr. Piet Cools
CELSTRUCTUREN
Celmorfologie
1.1 kokken
1. staphylokok-> staphyl: samen voor komen in
groep
Foto 1: is het aureus: kunnen we niet weten
adhv foto
Donkerpaars = bacteriële cellen
2. streptococcus: ketting, allemaal kokken aan
elkaar
Verschil tussen de 2: strepto: delen op dezelfde
plaats in 2 -> ketting
: staphyl: delen in alle
richtingen -> trosjes
3. diplokok: altijd in paren
1.2 bacillen of staafjes
Roze = epitheelcellen
Paars = staafjes/bacillen
1. lactobacillus: melkzuur bacteriën
-> zorgen voor vaginale becherming
2. salmonella: darminfectes
3. pseudomonas: korte staafjes
4. E. coli
1.3 andere morfotypes
1. vibrio cholera: zorgt voor cholera
-> gebogen staafjes
2. Heamophilus influena: kokobacille
-> net niet lang genoeg voor bacillen
-> net niet bol genoeg voor kokken
,Cytoplasmatische membraan
2.1 prokaryote cytoplasmatische membraan
Hopanoïden: bacteriële tegenstanders van
cholesterol
-> zonder dit: dubbele laag zou weinig structuur
hebben
-> zit niet in mens, doelwit van antibiotica
Membraanversterkende moleculen
• Prokaryoten: hopanoïden
• Mens: sterolen (cholesterol)
2.2 hoofdfuncties cytoplasmatische membraan
1) energieconservatie:
Energie wordt opgewekt in gradiënten
=> bacteriën zorgen ervoor dat er aan de buitenkant van het membraan protonen gepompt worden,
als het energie nodig heeft dan gaat de bacterie die protonen, gecontroleerd door bepaalde kanalen
laten stromen en kan men zo eiwitten aansturen
Functie membraan: protonrijke kant scheiden van protonarme kant
2) permeabiliteitsbarrière:
Onderscheiden van buiten en binnenkant
3) verankering van transport EW
Prokaryote celwand
-> mens heeft dit niet
3.1 gram-positieve celwand • Peptidoglycaan (niet bij ons)
-> belangrijkste moleculen
-> gram + = heel dik
• Lipoteichoïnezuur: enkel bij gram +
,3.1.1 peptidoglycaan
Bouwstenen: NAG en NAM
-> aan NAM hangt tetra-peptide ketting
-> gebasseerd op glucose
-> verbonden via glycosidische binding
= belangrijk target van ons eigen immuunsysteem
-> lysozymen: beschermen ons lichaam op eerste
lijn (innate immuunsysteem)
: targetten de glycosidische binding
Lysozymen komen voor in - melk
- traanvocht
- speeksel
- bloed
3.2 de gram-negatieve celwand
Peptidoglycaan is veel dunner
LPS -> zorgt ervoor dat wij heel hard gaan
reageren op bacteriën, zelfs als zijn ze dood
, 3.2.1 lipopolysacchariden
3.3 gram- kleuring
-> laat toe om bacteriën te kleuren op basis van hun gram +/- celwand
Andere celoppervlaktestructuren
4.1 clycocalyx
2 soorten:
• Kapsel: vast aan celwand en afgebakende grenzen
• Slijmlaag: - losjes geassocieerd met bacterie
- niet te zien op gram – stain
- polysacchariden of EW
- geen deel van celwand
- vasthechting
- bescherming fagocytose
- resistentie uitdroging
- kleuring: india ink
4.2 fimbriae of pili
• Niet flagellaire filamenteuze aanhangsels
- type IV pili
- chaperone-usher pili
- gram + pili
• Polymeren van piline
• Aanhechting
HOOFDSTUK 1: bacteriële celstructuur en bacteriofagen
Prof. Dr. Piet Cools
CELSTRUCTUREN
Celmorfologie
1.1 kokken
1. staphylokok-> staphyl: samen voor komen in
groep
Foto 1: is het aureus: kunnen we niet weten
adhv foto
Donkerpaars = bacteriële cellen
2. streptococcus: ketting, allemaal kokken aan
elkaar
Verschil tussen de 2: strepto: delen op dezelfde
plaats in 2 -> ketting
: staphyl: delen in alle
richtingen -> trosjes
3. diplokok: altijd in paren
1.2 bacillen of staafjes
Roze = epitheelcellen
Paars = staafjes/bacillen
1. lactobacillus: melkzuur bacteriën
-> zorgen voor vaginale becherming
2. salmonella: darminfectes
3. pseudomonas: korte staafjes
4. E. coli
1.3 andere morfotypes
1. vibrio cholera: zorgt voor cholera
-> gebogen staafjes
2. Heamophilus influena: kokobacille
-> net niet lang genoeg voor bacillen
-> net niet bol genoeg voor kokken
,Cytoplasmatische membraan
2.1 prokaryote cytoplasmatische membraan
Hopanoïden: bacteriële tegenstanders van
cholesterol
-> zonder dit: dubbele laag zou weinig structuur
hebben
-> zit niet in mens, doelwit van antibiotica
Membraanversterkende moleculen
• Prokaryoten: hopanoïden
• Mens: sterolen (cholesterol)
2.2 hoofdfuncties cytoplasmatische membraan
1) energieconservatie:
Energie wordt opgewekt in gradiënten
=> bacteriën zorgen ervoor dat er aan de buitenkant van het membraan protonen gepompt worden,
als het energie nodig heeft dan gaat de bacterie die protonen, gecontroleerd door bepaalde kanalen
laten stromen en kan men zo eiwitten aansturen
Functie membraan: protonrijke kant scheiden van protonarme kant
2) permeabiliteitsbarrière:
Onderscheiden van buiten en binnenkant
3) verankering van transport EW
Prokaryote celwand
-> mens heeft dit niet
3.1 gram-positieve celwand • Peptidoglycaan (niet bij ons)
-> belangrijkste moleculen
-> gram + = heel dik
• Lipoteichoïnezuur: enkel bij gram +
,3.1.1 peptidoglycaan
Bouwstenen: NAG en NAM
-> aan NAM hangt tetra-peptide ketting
-> gebasseerd op glucose
-> verbonden via glycosidische binding
= belangrijk target van ons eigen immuunsysteem
-> lysozymen: beschermen ons lichaam op eerste
lijn (innate immuunsysteem)
: targetten de glycosidische binding
Lysozymen komen voor in - melk
- traanvocht
- speeksel
- bloed
3.2 de gram-negatieve celwand
Peptidoglycaan is veel dunner
LPS -> zorgt ervoor dat wij heel hard gaan
reageren op bacteriën, zelfs als zijn ze dood
, 3.2.1 lipopolysacchariden
3.3 gram- kleuring
-> laat toe om bacteriën te kleuren op basis van hun gram +/- celwand
Andere celoppervlaktestructuren
4.1 clycocalyx
2 soorten:
• Kapsel: vast aan celwand en afgebakende grenzen
• Slijmlaag: - losjes geassocieerd met bacterie
- niet te zien op gram – stain
- polysacchariden of EW
- geen deel van celwand
- vasthechting
- bescherming fagocytose
- resistentie uitdroging
- kleuring: india ink
4.2 fimbriae of pili
• Niet flagellaire filamenteuze aanhangsels
- type IV pili
- chaperone-usher pili
- gram + pili
• Polymeren van piline
• Aanhechting