WEEK 1: OORSPRONG VAN DE GEHECHTHEIDSTHEORIE
HECHTEN: H1- INLEIDING
Het aangaan van relaties heeft te maken met de ervaringen die we vanaf jonge leeftijd
meekrijgen. Deze vroege relaties --> hechting.
Het gelijktijdig streven naar verbondenheid en autonomie, en het vinden van balans hiertussen
is van groot belang in de ontwikkeling. Hierbij ligt de nadruk op de eigen ontwikkeling in
relatie tot anderen, want: zelfstandigheid van het individu wordt gebouwd op de ervaringen in
relaties met belangrijke anderen. Als de opvoeder dient als een veilige basis en veilige haven
--> veilige hechting.
Vroege relaties worden geïnternaliseerd in een intern werkmodel:
Enerzijds bevat dit de verwachting over anderen (dus hun beschikbaarheid).
Anderzijds bevat dit de overtuiging van het gevoel van eigenwaarde.
Gehechtheid gaat over menselijke ontwikkeling, relaties en emoties. Emotieregulatie -->
constructief omgaan met gevoelens. Dit wordt vaak gezien als een individuele vaardigheid,
maar dit is niet altijd zo.
Dyadische regulatie --> reguleren van emoties in de interactie met een ander. Bijv. een
baby kan overstuur raken, maar dit niet zelf reguleren. De ouder helpt dan door
bijvoorbeeld te wiegen.
Zorgen en onzekerheden horen bij het opvoeden --> continuüm van opvoedproblemen en de
trap van pedagogische ondersteuning.
,HECHTEN: H2 – HISTORISCHE WORTELS VAN DE GEHECHTHEIDSTHEORIE
Aan het eind van de 19e eeuw vond er een verbetering van de volksgezondheid plaatst. Het
sterfte aantal bij kinderen liep terug, en de aandacht voor de geestelijke gezondheid van
kinderen nam toe (Mental Hygiene Movement). Het idee: als kinderen ‘gezond van geest’
opgroeien, betekent dat het problemen in de volwassenheid kan voorkomen.
Blatz--> kinderen zijn onderhevig aan een voortdurende cyclus van verlangens die bevredigd
moeten worden. Daarvoor moeten ze inspanning doen, zo leren ze en ontwikkelen ze. Daarbij
is belangrijk dat ze kunnen vertrouwen op hun ouders. Dit is ook wel de Security Theory.
3 kernpunten:
De rol van de stabiele en betrouwbare moederfiguur is heel belangrijk.
Moeder is een secure base voor het kind om te verkennen.
Er zijn verschillende typen van security.
Ontwikkeling van security:
Kind is eerst afhankelijk van de ouder --> infantile or immature dependent security
Als het kind voelt dat de ouder er altijd voor hem is, dan wordt de afhankelijkheid
‘secure’ --> kind kan de ouder nu als secure base gebruiken en gaan ontdekken.
Door ontdekken leert en ervaart het kind, wat zorgt dat het kind zelf dingen kan -->
“independent security”.
Kan ook “adult dependent secure” zijn, dan ben je als volwassene afhankelijk van
bijvoorbeeld je partner.
Einddoel is dus dat independent security.
,Bowbly--> Benadrukt het belang van de invloed van omgeving van het kind.
“Scheiding van het kind en ouders heeft grote gevolgen voor de ontwikkeling”.
Gehechtheidsgedragingen zijn aangeboren en evolutionair. Dit verklaard de moeder-
kind relatie.
Dit wordt onderbouwd met het aapjesonderzoek van Harlow.
Ainsworth --> ontwikkeld een schaal voor meten van ‘security’. Onder haar komt er dus
steeds een vastere vorm van de gehechtheidstheorie.
Gehechtheidssysteem:
Elk kind heeft een aangeboren neiging tot het zoeken van nabijheid. Dit systeem wordt
ingeschakeld bij stress en uitgeschakeld bij troost.
4 fasen:
o Periode waarin het kind geen onderscheid maakt tussen volwassenen ( tot
ongeveer 2 maanden).
o Start eenkennigheidsperiode (twee tot zes maanden).
o Echte hechtingssignalen (zes maanden tot vier jaar).
o Opvoed-kindrelatie (vanaf vier jaar).
Interactie met ouder schept verwachtingen in het interne werkmodel. Deze
verwachtingen zijn veranderbaar, maar hoe ouder een kind wordt hoe moeilijker dit is.
Vier gehechtheid categorieën:
o Veilig gehecht: vertrouwen, safe haven & secure base
o Onveilig-ambivalent: bij stress gericht op de opvoeder, slecht te troosten en
verzekeren van de nabijheid van de opvoeder.
o Onveilig-vermijdend: juist de opvoeder vermijden, toenadering zoeken heeft
geen zin.
o Onveilig-gedesorganiseerd: geen enkele strategie voor het omgaan met stress,
vaak bij een onvoorspelbare opvoeder.
, HOORCOLLEGE 1 EN 2
Voedingsbodem van de gehechtheidstheorie:
19e eeuw: verbetering volksgezondheid en hygiene --> hogere levensverwachting en
meer medische kennis zorgt voor daling in zuigelingensterfte.
Hierdoor meer interesse in ontwikkeling van kinderen.
o Voor 1900: opvoeding stuurt gedrag van kind bij. Belang was overleven en
kind moest luisteren.
o Na 1900: Opvoeding is van invloed op de mentale gezondheid. Het idee dat
opvoeding misschien wel effect heeft op hoe het kind zich later vormt als
volwassene. Moeder nog steeds gezien als verantwoordelijk voor uitkomst.
1880 – Child Study Movement --> Stanley Hall: vragenlijsten aan ouders en leraren en
congressen voor moeders. Veel informatie verzamelen en verspreiden.
Eind 19e eeuw – Psychoanalyse Freud --> Idee dat kinderen emotionele ervaringen
naar het onderbewuste verdringen.
Begin 20e eeuw – Mental Hygiene movement --> liever voorkomen dan genezen,
aandacht voor de ontwikkeling van kinderen.
Jaren 30 - Behaviorisme --> mens is maakbaar. Komt voort uit conditioneren.
Jaren 60 – Sociale Leertheorie --> mensen kijken om zich heen, is een cognitief wezen
en wordt beinvloed door denkprocessen en verwachtingen. Nadruk op leerprocessen in
het gedrag, observatie, reactie op gedrag en imitatie.
Cupboard love theorie: de band met (of liefde voor) moeder is aangeleerd, als gevolg
van het feit dat moeder de baby voedt. Het gaat dus echt om de actie van het voeden.
Die actie zorgt ervoor dat het kind van de moeder gaat houden.
Ontstaan hechtingstheorie:
William Emet Blatz:
Studeerde psychologie en geneeskunde
1924: Child Study Project, University of Toronto --> focus op normale ontwikkeling
in kaart brengen.
Doel: de ontwikkeling van kinderen die goed in hun vel zitten (well adjusted) in kaart
brengen. Dit zijn eigenlijk gewoon normale, gelukkige kinderen.
Windy Ridge day school, was eigenlijk een normale school waar tegelijkertijd werd
geobserveerd.
o Observatie van normaal gedrag
o Niet individueel en retrospectief
o Wel empirisch en longitudinaal
o In een natuurlijk omgeving
o Deze school bood ook oudercursussen aan.
Hij schreef veel boeken voor ouders en professionals.