Urban education
Diversiteit en gelijke kansen in grootstedelijke context of eigen samenleving
Begripsbepaling
Grootstedelijkheid?!
● Extensive urban: steden met meer dan 1 000 000 inwoners.
○ In België: Brussel
○ Ook belangrijk om te kijken naar de bevolkingsdichtheid.
Het begrip ‘urban’ of grootstedelijke context gaat niet alleen over grootte.
➔ Mate van diversiteit (en superdiversiteit) vd bevolking en de aanwezigheid van een
uitgebreid, divers en rijk netwerk van politieke, culturele, sport en andere instellingen
met bijhorende professionals.
Opgroeien in de (grote) stad voor jeugdigen opgroeien in een wereld vol verschillen. Scholen
in de stad tellen soms meer dan 100 nationaliteiten.
➔ De grote stad (nationaal en internationaal): eigen dynamiek bij opvoeden en leren.
In veel landen doen llngn in de stad het beter dan in niet-stedelijke gebieden, maar in enkel
landen (oa België) zien we een omgekeerd patroon.
We leven in een grote, rijke, diverse en meertalige kosmopolitische omgeving.
➔ Leerkrachten in een grootstedelijke, diverse en meertalige omgeving hebben een
aanpak nodig die even rijk en gevarieerd is. Een standaardopleiding volstaat niet,
daarom is het belangrijk dat ze ondersteuning en opleiding krijgen om niet alleen
startbekwaam, maar ook stadsbekwaam te worden.
1
,Leerkrachten in een grootstedelijke context moeten inzichten en vaardigheden
ontwikkelen op oa volgende vlakken:
● Inzicht verwerven en leren omgaan met superdiversiteit in de klas, kunnen inspelen
op grote verschillen in voorkennis, taalvaardigheid… en het leren inzetten van een
rijke waaier aan differentiërende maatregelen;
● Verbinding kunnen maken met kinderen en jongeren met heel verschillende
achtergronden, ervaringen, verwachtingen en interesses;
● Opbouwen van educatieve partnerschappen met een superdiverse ouderpopulatie in
functie van opvoeden en het versterken van het leren;
● Samenwerking kunnen aangaan met professionals uit het uitgebreid en complex
buurtnetwerk waarbinnen de leerlingen zich bewegen;
● Kennis en vaardigheden ontwikkelen op het vlak van taalverwerving en omgaan met
meertaligheid;
● Inzicht verwerven over de impact van armoede op onderwijs en de onderwijskundige
en didactische maatregelen die genomen kunnen worden.
Superdiversiteit?
● Term om complexiteit in grootstedelijke situaties te beschrijven.
● ‘super’ = combinatie van verschillen meer dan de afzonderlijke delen.
○ Combinatie van kenmerken vragen een nieuwe kijk.
○ Diversiteit in de diversiteit.
Het opzetten van de superdiverse bril leidt tot een meer open benadering dat bestaande
integratietheorieën, die enkel uitgaan van het verschil op basis van etniciteit.
➔ Interculturaliteit
Wat wordt er verwacht van de leerkracht?
● Leren kijken vanuit een breed en genuanceerd kader.
● Culturele stereotypen of zwart-wit tegenstellingen vermijden.
● Relaties kunnen aangaan met verschillende culturele achtergronden.
● Positief klimaat scheppen met oog op verschillen en gemeenschappelijkheid.
2
,Uitdagingen voor Lkr:
Scholen met lage SES Scholen met veel hoogopgeleide ouders en
hoge SES
● Veel zorgnoden ● Omgaan met kritische veeleisende
● Taalbarrière ouders
● Differentiatie ● Differentiatie
● Onderwijskwaliteit → inspectie ● Grotere groepen
● Verschillende waarden en normen
● Grotere groepen
Basiscompetenties leerkracht
● De leraar als opvoeder kan
○ een positief klimaat creëren voor de lerende in de groep en in de
onderwijsinstelling.
○ de lerende ondersteunen bij hun individuele ontplooiing en maatschappelijke
participatie door aandacht te hebben voor hun attitudevorming, hun
sociaal-emotionele vorming en hun waardeontwikkeling.
○ actuele maatschappelijke gebeurtenissen en tendensen opvolgen en vertalen
naar een pedagogische context.
○ communiceren met lerende met diverse taalachtergronden in diverse talige
situaties.
● De leraar als innovator en onderzoeker kan
○ de kwaliteit van zijn onderwijs verder ontwikkelen
○ zijn eigen onderwijspraktijk in vraag stellen en bijsturen
● De leraar als cultuurparticipant kan
○ actuele maatschappelijke thema’s en ontwikkelingen herkennen en kritisch
benaderen op verschillende domeinen.
● Als beroepshouding heeft de leerkracht
○ beslissingsvermogen, relationele gerichtheid, kritische ingesteldheid,
leergierigheid, organisatievermogen, zin voor samenwerking,
verantwoordelijkheidszin, flexibiliteit…
Systeemdenken
● Kennis is meer dan feiten en weetjes kunnen reproduceren.
● Inzicht te verwerven in de samenhang van feiten, in oorzaken en gevolgen.
● Niet te strak binnen leerdomeinen te blijven en door de inzichten van verschillende
domeinen met elkaar te verbinden.
● Samenhang ontdek je door te leren denken in ‘systemen’. We zijn omringd door
systemen.
3
, 3 vaardigheden binnen systeemdenken om de wereld te analyseren:
● Kijk naar oorzaak en gevolg en dan verder wat daar de oorzaak van is. Bv. migratie,
klimaatopwarming (gevolg zeespiegel)
● Kijk vanuit verschillende perspectieven (multiperspectiviteit).
● In- en uitzoomen: onderdleen bekijken → geheel bekijken
Beeldvorming
● Als de lkr heb je beter een goed inzicht in het begrip ‘cultuur’, het ontstaan van
beelden over andere mensen en de valkuilen die hierbij optreden.
● Beelden over andere groepen en culturen ontstaan door een veelheid aan indrukken
die bij ons binnenkomen langs diverse kanalen
● Wat beïnvloedt onze beelden?
○ Bewust w van je eigen kijk.
○ Begrijpen van andere culturen.
○ Meervoudige identiteit.
Sociaal-emotionele vaardigheden
● Sociaal-emotionele vaardigheid: echtheid
● Interculturele vaardigheden:
○ verschillen zien als rijkdom
○ omgaan met gelijke kansen
○ handelingsvaardigheden
○ model staan en ondersteunen
○ pedagogisch standpunt innemen
Diversiteit = MEER dan afkomst/etniciteit!
Diversiteit is niet enkel het resultaat van etnische verschillen. Veel personen willen niet
geïdentificeerd worden met hun afkomst. Verscheidenheid/diversiteit in een klas wordt
veroorzaakt door allerlei verschillen:
● nationaliteit
● etniciteit
● socio-economische status
● religie/levensbeschouwing
● taal (inclusief dialect, accenten, enz.)
● woonplaats (stedelijk/platteland…)
● belangstelling/aanleg
● fysieke factoren (bv. handicaps)
● begaafdheid
● sekse
● seksuele voorkeur
● leeftijd
● persoonlijke geschiedenis
● …
4
Diversiteit en gelijke kansen in grootstedelijke context of eigen samenleving
Begripsbepaling
Grootstedelijkheid?!
● Extensive urban: steden met meer dan 1 000 000 inwoners.
○ In België: Brussel
○ Ook belangrijk om te kijken naar de bevolkingsdichtheid.
Het begrip ‘urban’ of grootstedelijke context gaat niet alleen over grootte.
➔ Mate van diversiteit (en superdiversiteit) vd bevolking en de aanwezigheid van een
uitgebreid, divers en rijk netwerk van politieke, culturele, sport en andere instellingen
met bijhorende professionals.
Opgroeien in de (grote) stad voor jeugdigen opgroeien in een wereld vol verschillen. Scholen
in de stad tellen soms meer dan 100 nationaliteiten.
➔ De grote stad (nationaal en internationaal): eigen dynamiek bij opvoeden en leren.
In veel landen doen llngn in de stad het beter dan in niet-stedelijke gebieden, maar in enkel
landen (oa België) zien we een omgekeerd patroon.
We leven in een grote, rijke, diverse en meertalige kosmopolitische omgeving.
➔ Leerkrachten in een grootstedelijke, diverse en meertalige omgeving hebben een
aanpak nodig die even rijk en gevarieerd is. Een standaardopleiding volstaat niet,
daarom is het belangrijk dat ze ondersteuning en opleiding krijgen om niet alleen
startbekwaam, maar ook stadsbekwaam te worden.
1
,Leerkrachten in een grootstedelijke context moeten inzichten en vaardigheden
ontwikkelen op oa volgende vlakken:
● Inzicht verwerven en leren omgaan met superdiversiteit in de klas, kunnen inspelen
op grote verschillen in voorkennis, taalvaardigheid… en het leren inzetten van een
rijke waaier aan differentiërende maatregelen;
● Verbinding kunnen maken met kinderen en jongeren met heel verschillende
achtergronden, ervaringen, verwachtingen en interesses;
● Opbouwen van educatieve partnerschappen met een superdiverse ouderpopulatie in
functie van opvoeden en het versterken van het leren;
● Samenwerking kunnen aangaan met professionals uit het uitgebreid en complex
buurtnetwerk waarbinnen de leerlingen zich bewegen;
● Kennis en vaardigheden ontwikkelen op het vlak van taalverwerving en omgaan met
meertaligheid;
● Inzicht verwerven over de impact van armoede op onderwijs en de onderwijskundige
en didactische maatregelen die genomen kunnen worden.
Superdiversiteit?
● Term om complexiteit in grootstedelijke situaties te beschrijven.
● ‘super’ = combinatie van verschillen meer dan de afzonderlijke delen.
○ Combinatie van kenmerken vragen een nieuwe kijk.
○ Diversiteit in de diversiteit.
Het opzetten van de superdiverse bril leidt tot een meer open benadering dat bestaande
integratietheorieën, die enkel uitgaan van het verschil op basis van etniciteit.
➔ Interculturaliteit
Wat wordt er verwacht van de leerkracht?
● Leren kijken vanuit een breed en genuanceerd kader.
● Culturele stereotypen of zwart-wit tegenstellingen vermijden.
● Relaties kunnen aangaan met verschillende culturele achtergronden.
● Positief klimaat scheppen met oog op verschillen en gemeenschappelijkheid.
2
,Uitdagingen voor Lkr:
Scholen met lage SES Scholen met veel hoogopgeleide ouders en
hoge SES
● Veel zorgnoden ● Omgaan met kritische veeleisende
● Taalbarrière ouders
● Differentiatie ● Differentiatie
● Onderwijskwaliteit → inspectie ● Grotere groepen
● Verschillende waarden en normen
● Grotere groepen
Basiscompetenties leerkracht
● De leraar als opvoeder kan
○ een positief klimaat creëren voor de lerende in de groep en in de
onderwijsinstelling.
○ de lerende ondersteunen bij hun individuele ontplooiing en maatschappelijke
participatie door aandacht te hebben voor hun attitudevorming, hun
sociaal-emotionele vorming en hun waardeontwikkeling.
○ actuele maatschappelijke gebeurtenissen en tendensen opvolgen en vertalen
naar een pedagogische context.
○ communiceren met lerende met diverse taalachtergronden in diverse talige
situaties.
● De leraar als innovator en onderzoeker kan
○ de kwaliteit van zijn onderwijs verder ontwikkelen
○ zijn eigen onderwijspraktijk in vraag stellen en bijsturen
● De leraar als cultuurparticipant kan
○ actuele maatschappelijke thema’s en ontwikkelingen herkennen en kritisch
benaderen op verschillende domeinen.
● Als beroepshouding heeft de leerkracht
○ beslissingsvermogen, relationele gerichtheid, kritische ingesteldheid,
leergierigheid, organisatievermogen, zin voor samenwerking,
verantwoordelijkheidszin, flexibiliteit…
Systeemdenken
● Kennis is meer dan feiten en weetjes kunnen reproduceren.
● Inzicht te verwerven in de samenhang van feiten, in oorzaken en gevolgen.
● Niet te strak binnen leerdomeinen te blijven en door de inzichten van verschillende
domeinen met elkaar te verbinden.
● Samenhang ontdek je door te leren denken in ‘systemen’. We zijn omringd door
systemen.
3
, 3 vaardigheden binnen systeemdenken om de wereld te analyseren:
● Kijk naar oorzaak en gevolg en dan verder wat daar de oorzaak van is. Bv. migratie,
klimaatopwarming (gevolg zeespiegel)
● Kijk vanuit verschillende perspectieven (multiperspectiviteit).
● In- en uitzoomen: onderdleen bekijken → geheel bekijken
Beeldvorming
● Als de lkr heb je beter een goed inzicht in het begrip ‘cultuur’, het ontstaan van
beelden over andere mensen en de valkuilen die hierbij optreden.
● Beelden over andere groepen en culturen ontstaan door een veelheid aan indrukken
die bij ons binnenkomen langs diverse kanalen
● Wat beïnvloedt onze beelden?
○ Bewust w van je eigen kijk.
○ Begrijpen van andere culturen.
○ Meervoudige identiteit.
Sociaal-emotionele vaardigheden
● Sociaal-emotionele vaardigheid: echtheid
● Interculturele vaardigheden:
○ verschillen zien als rijkdom
○ omgaan met gelijke kansen
○ handelingsvaardigheden
○ model staan en ondersteunen
○ pedagogisch standpunt innemen
Diversiteit = MEER dan afkomst/etniciteit!
Diversiteit is niet enkel het resultaat van etnische verschillen. Veel personen willen niet
geïdentificeerd worden met hun afkomst. Verscheidenheid/diversiteit in een klas wordt
veroorzaakt door allerlei verschillen:
● nationaliteit
● etniciteit
● socio-economische status
● religie/levensbeschouwing
● taal (inclusief dialect, accenten, enz.)
● woonplaats (stedelijk/platteland…)
● belangstelling/aanleg
● fysieke factoren (bv. handicaps)
● begaafdheid
● sekse
● seksuele voorkeur
● leeftijd
● persoonlijke geschiedenis
● …
4