Inleiding management accounting
Aantal aspecten management accounting:
1. Het opstellen van budgetten en voortgangsrapportages.
2. Het identificeren en analyseren van opbrengsten en kosten.
3. Het beheersen van werkzaamheden door de budgetten te vergelijken met de resultaten.
Planning & control: het geheel van het opstellen van plannen en doelen en het monitoren van de
voortgang bij een organisatie (om bedrijfsdoelstellingen te realiseren).
De PDCA-cyclus:
1. Plan: langetermijndoelen (strategische planning) worden omgezet in concrete
kortetermijnactiviteiten (operationele planning). Er ontstaat een begroting en de uit te
voeren activiteiten worden overzichtelijk uitgedrukt in cijfers.
Budget: een dergelijk overzicht is meer richtinggevend van aard dan voorspellend en wordt
opgesteld voor een jaar, kwartaal of maand.
Functies van een budget:
- Planning: het goed na denken over de manier waarop de doelstellingen moeten
worden behaald.
- Coördinatie: het afstemmen van de diverse bedrijfsprocessen
(inkoop/productie/verkoop) positief beïnvloeden door de activiteiten te vertalen
in concrete kwantitatieve doelen (wensen en eisen).
- Communicatie: op een effectieve en efficiënte manier worden geïnformeerd over
de kortetermijndoelstellingen.
- Taakstelling: duidelijkheid verschaffen over wie waarvoor verantwoordelijk is en
welke bevoegdheden dat met zich meedraagt ten aanzien van uitgaven.
- Evaluatie: vaststellen in hoeverre aan de doelstellingen is voldaan en of het
bedrijf dus op koers ligt.
Basisvormen voor een budget:
- Variabel budget: de omvang van de toegestane kosten afhankelijk is van de
omvang van de bedrijfsdrukte. Wordt vooral gebruikt als er sprake is van een (min
of meer) evenredig verband tussen kosten en bedrijfsdrukte.
- Vast budget: toegestane kosten staan voor een bepaalde periode vast,
onafhankelijk van de omvang van de bedrijfsdrukte.
- Gemengd budget: een combinatie van het vaste budget en het variabele budget:
het gemengde budget.
- Flexibel budget: wordt periodiek aangepast aan de veranderende
omstandigheden. De toegestane kosten kunnen in dit geval dus na verloop van
tijd worden gewijzigd.
Deel budget: een budget waarin ieder bedrijfsonderdeel zijn eigen activiteiten
vertaald.
- Verkoopdeelbudget
- Inkoopdeelbudget
- Productiedeelbudget
- Personeelsdeelbudget
- Logistieke deelbudget
Master budget: een budget waarin alle informatie uit de deelbudgetten worden
verzameld.
- Liquiditeitsbegroting
- Resultatenrekening
- Balans
- Overige overzichten
, 2. Do: de geplande activiteiten worden uitgevoerd. Het is van belang dat een goede registratie
plaatsvindt van (de gevolgen van) deze activiteiten. Het management moet vooraf bedenken
welke gegevens van belang zijn om te registreren, wanneer dat dient te gebeuren en hoe
gedetailleerd; hierbij is een ICT-systeem zoals een ERP-pakket cruciaal.
3. Check: het bedrijf analyseert op basis van de informatie uit de do-fase in hoeverre men op
weg is om de bedrijfsdoelstellingen te realiseren, aan de hand van rapportages die regelmatig
worden opgesteld. Dit dient betrouwbaar, tijdig en goed leesbaar te zijn (geen onnodige
details, maar wel diepgang). Het is van belang dat de rapportages terechtkomen bij de juiste
personen binnen de organisatie.
4. Act: het constateren van een afwijking in de check-fase tussen de planning en de uitvoering,
dus het management beslist dat het nodig is om bij te sturen.
Dit kan een aanpassing zijn van de planning, uitvoering of doelstelling.
Management accounting: (cost accounting; beheersen van de kosten) gericht op de interne
informatievoorziening voor managers, die vaak zeer gedetailleerd is en dient te worden opgesteld
wanneer daar vraag naar is.
Financial accounting: gericht op de jaarrekening bestaande uit de balans, de winst- en verliesrekening
en een toelichting daarop. De jaarrekening dient op gezette tijden te worden opgesteld, is minder
gedetailleerd en is ook bedoeld voor de zogenaamde stakeholders (zoals aandeelhouders,
geldschieters, overheidsdiensten, medewerkers en leveranciers).
Contingency: de manier waarop de kostprijs wordt berekend kan bijvoorbeeld heel sterk afhangen
van de omvang van bedrijf en het soort bedrijf. Ook het doel waarvoor de kostprijs moet worden
berekend kan invloed hebben op die keuze, oftewel ‘different costs for different purposes’.
Kosten
Vaste kosten (C): (constante kosten) kosten die onafhankelijk zijn van de bedrijfsdrukte; het aantal
ondernemingsactiviteiten is niet van invloed op de omvang van de kosten.
Variabele kosten (V): kosten waarvan de omvang afhankelijk is van de bedrijfsdrukte; als het aantal
ondernemingsactiviteiten ↑, dan de variabele kosten ↑.
- Progressief variabel: de stijging van kosten > de stijging van productie.
- Proportioneel variabel: de stijging van kosten = de stijging van productie.
- Degressief variabel: de stijging van kosten < de stijging van productie.
Kostenfunctie: K = C + V
totale kosten (K) = totale constanten kosten (C) + totale variabele kosten (V)
- V=vxq
totale variabele kosten (V) = variabele kosten per product (v)
x aantal producten (q)
*** variabele kosten = verschil in totaalkosten tussen twee data / verschil in afzet tussen twee data
OF verschil tussen hoogste en laagste totaalkosten / verschil tussen hoogste en laagste afzet
Directe kosten: kosten die rechtstreeks kunnen worden toegerekend aan een product of dienst
(kunnen zowel vast als variabel zijn).
Indirecte kosten: kosten die gemaakt worden ten behoeve van diverse producten of diensten. Deze
kosten kunnen niet rechtstreeks worden toegerekend aan één product of dienst. Het aandeel van
indirecte kosten is bij de meeste productiebedrijven groot, doordat er meerdere producten op de
markt worden gebracht en vanwege de ontwikkeling van de technologische innovatie met als gevolg
dat veel energie wordt gestoken in de ontwikkeling en de marketing.
Kosten zijn dus niet toe te wijzen aan één product (kunnen vast en variabel zijn).