Wat is beroepsethiek?
Beroepsethiek gaat over wat goed en juist is in je werk, zoals hoe je anderen behandelt en
beslissingen neemt. Het draait om normen (regels), waarden (wat je belangrijk vindt), en ethische
dilemma's (moeilijke keuzes maken). Je moet rekening houden met je eigen overtuigingen, de regels
van je organisatie en de wet.
1. Grondwaarden in de zorg:
o Zorgverlening: Goede zorg geven, passend bij de situatie van de cliënt.
o Beschermwaardigheid: Respect voor iemands waardigheid en veiligheid.
o Autonomie: Mensen hun eigen keuzes laten maken.
o Privacy: Respect voor wat iemand privé wil houden.
o Participatie: Mensen laten meedoen in de samenleving.
o Levenskwaliteit: De algehele tevredenheid van iemand verbeteren.
o Rechtvaardigheid: Iedereen eerlijk behandelen, afhankelijk van hun behoeften.
o Vertrouwen en solidariteit: Vertrouwen opbouwen en samenwerken.
2. Ethiek in de praktijk:
o Paradigma's (manieren om naar zorg te kijken):
Traditioneel: Zorgverlener bepaalt wat goed is.
Emancipatorisch: Cliënt heeft meer autonomie.
Relationeel: Samenwerking tussen zorgverlener en cliënt is cruciaal.
o Spanningen tussen grondwaarden: Bijvoorbeeld autonomie vs.
beschermwaardigheid (wanneer beslis je voor iemand anders?).
3. Dwang in de zorg:
o Soms moet je iemand tegen zijn/haar wil beschermen, bijvoorbeeld bij gevaar voor
zichzelf of anderen.
o Dit moet altijd goed worden afgewogen en alleen als laatste redmiddel.
4. Beroepsgeheim:
o Je mag vertrouwelijke informatie niet zomaar delen.
o Er zijn uitzonderingen, bijvoorbeeld bij ernstig gevaar.
5. Praktisch ethisch model:
o Stapsgewijs nadenken bij ethische problemen:
1. Wat is het probleem?
2. Welke feiten en regels zijn er?
3. Welke waarden spelen een rol?
4. Wat kun je doen en welke effecten heeft dat?
Voorbeelden:
Privacy: Een cliënt wil niet dat zijn familie iets weet. Jij respecteert dat, tenzij er groot gevaar
is.
Autonomie vs. beschermwaardigheid: Iemand wil geen medicatie, maar zonder kan hij/zij
ernstig ziek worden. Dan weeg je af wat belangrijker is.
Beroepsethiek gaat over wat goed en juist is in je werk, zoals hoe je anderen behandelt en
beslissingen neemt. Het draait om normen (regels), waarden (wat je belangrijk vindt), en ethische
dilemma's (moeilijke keuzes maken). Je moet rekening houden met je eigen overtuigingen, de regels
van je organisatie en de wet.
1. Grondwaarden in de zorg:
o Zorgverlening: Goede zorg geven, passend bij de situatie van de cliënt.
o Beschermwaardigheid: Respect voor iemands waardigheid en veiligheid.
o Autonomie: Mensen hun eigen keuzes laten maken.
o Privacy: Respect voor wat iemand privé wil houden.
o Participatie: Mensen laten meedoen in de samenleving.
o Levenskwaliteit: De algehele tevredenheid van iemand verbeteren.
o Rechtvaardigheid: Iedereen eerlijk behandelen, afhankelijk van hun behoeften.
o Vertrouwen en solidariteit: Vertrouwen opbouwen en samenwerken.
2. Ethiek in de praktijk:
o Paradigma's (manieren om naar zorg te kijken):
Traditioneel: Zorgverlener bepaalt wat goed is.
Emancipatorisch: Cliënt heeft meer autonomie.
Relationeel: Samenwerking tussen zorgverlener en cliënt is cruciaal.
o Spanningen tussen grondwaarden: Bijvoorbeeld autonomie vs.
beschermwaardigheid (wanneer beslis je voor iemand anders?).
3. Dwang in de zorg:
o Soms moet je iemand tegen zijn/haar wil beschermen, bijvoorbeeld bij gevaar voor
zichzelf of anderen.
o Dit moet altijd goed worden afgewogen en alleen als laatste redmiddel.
4. Beroepsgeheim:
o Je mag vertrouwelijke informatie niet zomaar delen.
o Er zijn uitzonderingen, bijvoorbeeld bij ernstig gevaar.
5. Praktisch ethisch model:
o Stapsgewijs nadenken bij ethische problemen:
1. Wat is het probleem?
2. Welke feiten en regels zijn er?
3. Welke waarden spelen een rol?
4. Wat kun je doen en welke effecten heeft dat?
Voorbeelden:
Privacy: Een cliënt wil niet dat zijn familie iets weet. Jij respecteert dat, tenzij er groot gevaar
is.
Autonomie vs. beschermwaardigheid: Iemand wil geen medicatie, maar zonder kan hij/zij
ernstig ziek worden. Dan weeg je af wat belangrijker is.