inleiding recht samenvatting blok 1
leerdoelen week 1
1. Student kan aangeven wat het verschil is tussen privaatrecht en publiekrecht in termen
van rechtssubjecten.
publiekrecht → betreft regels over de inrichting van de staat, de bevoegdheden van zijn
organen en de uitvoering van exclusief aan de overheid opgedragen taken.
Rechtsverhouding tussen staat en individu.
vb: staatsrecht, bestuursrecht, strafrecht, internationaal publiek recht.
privaatrecht → onderlinge rechtsverhouding tussen individuen onderling.
2. Studenten kunnen aangeven door welke denkwijze het privaatrecht en het publiekrecht
wordt gekenmerkt.
Het publiekrecht gaat over de inrichting van de overheid en de wijze waarop exclusief aan
de overheid toegekende bevoegdheden worden uitgeoefend naar de burger toe.
Het privaatrecht daarentegen is gebaseerd een beginsel gelijkwaardige rechtsverhouding
tussen personen.
leerdoelen week 2
1. weet je in welke 3 rechtsgebieden het privaatrecht uiteenvalt. Daarbij kun je van elk
rechtsgebied een korte beschrijving geven en een bijbehorend wetsartikel noemen.
Omgekeerd kun je een wetsartikel herkennen en classificeren onder één van de
rechtsgebieden.
Onder het privaatrecht vallen: personen- en familierecht, rechtspersonenrecht en
vermogensrecht.
personen- en familierecht regelt alle persoonlijke betrekkingen binnen en buiten het gezin.
Nationaliteit, het recht op naam, afstamming, huwelijk, ouderlijk gezag, voogdij en
minderjarigheid zijn voorbeelden.
rechtspersonenrecht → een rechtspersoon is een juridische samenwerkingsvorm die
zelfstandig aan het rechtsverkeer kan deelnemen. Het gaat dan in de regel om een
vereniging, een stichting, en besloten vennootschap of een naamloze vennootschap.
vermogensrecht is het geheel van regels over het vermogen van een persoon. een
vermogen is een optelsom van alle rechten en verplichtingen van een persoon die op geld
waardeerbaar zijn en in beginsel ook overdraagbaar zijn. Het gaat dan onder meer om
eigendomsrechten en om rechten en plichten uit overeenkomsten. Denk aan
koopovereenkomst, huurovereenkomst en arbeidsovereenkomst.
2. je kunt m.b.t. het privaatrecht het onderscheid maken tussen materieel recht en
formeel recht en daarbij een voorbeeld geven van een wet en wetsartikel.
Materieel recht zijn regels die betrekking hebben op de rechten en plichten van personen
in hun onderling verkeer. Zij zijn op de inhoud gericht.
Formeel recht zijn regels over de wijze van procederen bij de rechter
3. je kunt aangeven wat met regelend/aanvullend recht en dwingend recht wordt
bedoeld.
Het komt voor dat partijen bij het sluiten van een overeenkomst ten aanzien van een aantal
specifieke onderwerpen geen afspraken hebben gemaakt. Als deze ontbreken, gelden de de
betreffende wettelijke regels. Deze regels in de wet worden regels van aanvullend recht
genoemd. Zij vullen de inhoud van de overeenkomst als het ware aan en zijn er dus voor het
, geval partijen een probleem hebben over een onderwerp waarvoor zij in de overeenkomst
zelf geen regeling hebben getroffen. Soms verbiedt de wetgever om in een overeenkomst
een ander regeling te treffen dan de in de wet voorgeschreven regeling. We spreken dan
van regels dwingende recht: de wetgever eist gehoorzaamheid aan zijn regels van
dwingend recht. Meestal zijn dat wetten in formele zin.
4. je kunt uitleggen wat met de gelaagdheid van het BW wordt bedoeld.
5. je weet wat de begrippen natuurlijk persoon en rechtspersoon betekenen en je kunt
van beide een voorbeeld geven.
Een natuurlijk persoon is een mens van vlees en bloed. Bepaalde, nauwkeurig
omschreven groepen en organisaties van mensen door het objectieve recht aangewezen als
rechtssubject noemen we rechtspersonen. Rechtspersonen worden onderscheiden in
privaatrechtelijke en publiekrechtelijke rechtspersonen 2:3 BW. Privaatrechtelijke
rechtspersonen zijn: de vereniging, de stichting, de besloten vennootschap en de naamloze
vennootschap.Voorbeelden van publiekrechtelijke rechtspersonen zijn de staat, de
provincies, de gemeenten en de waterschappen 2:1 lid 1 BW
6. je weet wat het begrip ‘verbintenis’ inhoudt m.b.t. het vermogensrecht en kun je de
twee verschillende soorten verbintenissen benoemen en herkennen.
Een verbintenis is een vermogensrechtelijke rechtsbetrekking tussen twee of meer personen
op grond waarvan de ene partij (schuldenaar) verplicht is tot een bepaalde prestatie,
waartoe de andere partij (schuldeiser) is gerechtigd.
7. je kunt uitleggen wat het begrip ‘rechtssubjectiviteit’ betekent.
In ons recht worden in de eerste plaats natuurlijke personen als rechtssubject aangemerkt.
Gedurende zijn hele leven is de mens rechtssubject, drager van rechten en plichten. Het
verschijnsel noemen we rechtssubjectiviteit. 1:1 BW
leerdoelen week 3
1. de functie van het strafrecht aangeven.
mensen vervolgen maar anderen ook gerechtigheid geven.
2. de verschillen en overeenkomsten met andere rechtsgebieden uitleggen, waaronder het
gewoonterecht, het gebruik van analogie, het initiatief van partijen, het bewijs, de
onderverdeling tussen materieel en formeel recht, de bevoegdheid van de rechtbank in
eerste aanleg, het hoger beroep en cassatie.
3. het verband tussen het gewelds- en vervolgings monopolie van de overheid en het
verbod tot eigenrichting uitleggen.
Het gewelds- en vervolgingsmonopolie van de overheid verwijst naar het idee dat alleen de
staat het recht heeft om geweld uit te oefenen en misdaden te vervolgen. Dit principe is
cruciaal voor de handhaving van de rechtsstaat en de openbare orde.
4. het begrip legaliteitsbeginsel definiëren en dit beginsel toepassen op een eenvoudige
casus.
Een gedraging is alleen strafbaar als deze uitdrukkelijk strafbaar is gesteld in een wettelijk
voorschrift die aan de gedraging is voorafgegaan. art. 1 Lid 1 Sr
leerdoelen week 1
1. Student kan aangeven wat het verschil is tussen privaatrecht en publiekrecht in termen
van rechtssubjecten.
publiekrecht → betreft regels over de inrichting van de staat, de bevoegdheden van zijn
organen en de uitvoering van exclusief aan de overheid opgedragen taken.
Rechtsverhouding tussen staat en individu.
vb: staatsrecht, bestuursrecht, strafrecht, internationaal publiek recht.
privaatrecht → onderlinge rechtsverhouding tussen individuen onderling.
2. Studenten kunnen aangeven door welke denkwijze het privaatrecht en het publiekrecht
wordt gekenmerkt.
Het publiekrecht gaat over de inrichting van de overheid en de wijze waarop exclusief aan
de overheid toegekende bevoegdheden worden uitgeoefend naar de burger toe.
Het privaatrecht daarentegen is gebaseerd een beginsel gelijkwaardige rechtsverhouding
tussen personen.
leerdoelen week 2
1. weet je in welke 3 rechtsgebieden het privaatrecht uiteenvalt. Daarbij kun je van elk
rechtsgebied een korte beschrijving geven en een bijbehorend wetsartikel noemen.
Omgekeerd kun je een wetsartikel herkennen en classificeren onder één van de
rechtsgebieden.
Onder het privaatrecht vallen: personen- en familierecht, rechtspersonenrecht en
vermogensrecht.
personen- en familierecht regelt alle persoonlijke betrekkingen binnen en buiten het gezin.
Nationaliteit, het recht op naam, afstamming, huwelijk, ouderlijk gezag, voogdij en
minderjarigheid zijn voorbeelden.
rechtspersonenrecht → een rechtspersoon is een juridische samenwerkingsvorm die
zelfstandig aan het rechtsverkeer kan deelnemen. Het gaat dan in de regel om een
vereniging, een stichting, en besloten vennootschap of een naamloze vennootschap.
vermogensrecht is het geheel van regels over het vermogen van een persoon. een
vermogen is een optelsom van alle rechten en verplichtingen van een persoon die op geld
waardeerbaar zijn en in beginsel ook overdraagbaar zijn. Het gaat dan onder meer om
eigendomsrechten en om rechten en plichten uit overeenkomsten. Denk aan
koopovereenkomst, huurovereenkomst en arbeidsovereenkomst.
2. je kunt m.b.t. het privaatrecht het onderscheid maken tussen materieel recht en
formeel recht en daarbij een voorbeeld geven van een wet en wetsartikel.
Materieel recht zijn regels die betrekking hebben op de rechten en plichten van personen
in hun onderling verkeer. Zij zijn op de inhoud gericht.
Formeel recht zijn regels over de wijze van procederen bij de rechter
3. je kunt aangeven wat met regelend/aanvullend recht en dwingend recht wordt
bedoeld.
Het komt voor dat partijen bij het sluiten van een overeenkomst ten aanzien van een aantal
specifieke onderwerpen geen afspraken hebben gemaakt. Als deze ontbreken, gelden de de
betreffende wettelijke regels. Deze regels in de wet worden regels van aanvullend recht
genoemd. Zij vullen de inhoud van de overeenkomst als het ware aan en zijn er dus voor het
, geval partijen een probleem hebben over een onderwerp waarvoor zij in de overeenkomst
zelf geen regeling hebben getroffen. Soms verbiedt de wetgever om in een overeenkomst
een ander regeling te treffen dan de in de wet voorgeschreven regeling. We spreken dan
van regels dwingende recht: de wetgever eist gehoorzaamheid aan zijn regels van
dwingend recht. Meestal zijn dat wetten in formele zin.
4. je kunt uitleggen wat met de gelaagdheid van het BW wordt bedoeld.
5. je weet wat de begrippen natuurlijk persoon en rechtspersoon betekenen en je kunt
van beide een voorbeeld geven.
Een natuurlijk persoon is een mens van vlees en bloed. Bepaalde, nauwkeurig
omschreven groepen en organisaties van mensen door het objectieve recht aangewezen als
rechtssubject noemen we rechtspersonen. Rechtspersonen worden onderscheiden in
privaatrechtelijke en publiekrechtelijke rechtspersonen 2:3 BW. Privaatrechtelijke
rechtspersonen zijn: de vereniging, de stichting, de besloten vennootschap en de naamloze
vennootschap.Voorbeelden van publiekrechtelijke rechtspersonen zijn de staat, de
provincies, de gemeenten en de waterschappen 2:1 lid 1 BW
6. je weet wat het begrip ‘verbintenis’ inhoudt m.b.t. het vermogensrecht en kun je de
twee verschillende soorten verbintenissen benoemen en herkennen.
Een verbintenis is een vermogensrechtelijke rechtsbetrekking tussen twee of meer personen
op grond waarvan de ene partij (schuldenaar) verplicht is tot een bepaalde prestatie,
waartoe de andere partij (schuldeiser) is gerechtigd.
7. je kunt uitleggen wat het begrip ‘rechtssubjectiviteit’ betekent.
In ons recht worden in de eerste plaats natuurlijke personen als rechtssubject aangemerkt.
Gedurende zijn hele leven is de mens rechtssubject, drager van rechten en plichten. Het
verschijnsel noemen we rechtssubjectiviteit. 1:1 BW
leerdoelen week 3
1. de functie van het strafrecht aangeven.
mensen vervolgen maar anderen ook gerechtigheid geven.
2. de verschillen en overeenkomsten met andere rechtsgebieden uitleggen, waaronder het
gewoonterecht, het gebruik van analogie, het initiatief van partijen, het bewijs, de
onderverdeling tussen materieel en formeel recht, de bevoegdheid van de rechtbank in
eerste aanleg, het hoger beroep en cassatie.
3. het verband tussen het gewelds- en vervolgings monopolie van de overheid en het
verbod tot eigenrichting uitleggen.
Het gewelds- en vervolgingsmonopolie van de overheid verwijst naar het idee dat alleen de
staat het recht heeft om geweld uit te oefenen en misdaden te vervolgen. Dit principe is
cruciaal voor de handhaving van de rechtsstaat en de openbare orde.
4. het begrip legaliteitsbeginsel definiëren en dit beginsel toepassen op een eenvoudige
casus.
Een gedraging is alleen strafbaar als deze uitdrukkelijk strafbaar is gesteld in een wettelijk
voorschrift die aan de gedraging is voorafgegaan. art. 1 Lid 1 Sr