Ontwikkelingsproblemen
Samenvatting colleges
College 1 ontwikkelingsproblemen, levensfases en ontwikkelingsdomeinen
Ontwikkelingsproblemen:
Waar vind je mensen met ontwikkelingsproblemen?
Speciaal onderwijs (cluster 1: visueel, cluster 2:
auditief/communicatief, cluster 3:
lichamelijk/verstandelijk), gehandicaptenzorg en
gezondheidszorg.
Je hebt veel verschillende groepen: ernstig meervoudig
beperkt, niet aangeboren hersenletsel, forensische zorg.
Maar sommige jongeren vallen ook onder jeugdzorg.
Kinderrevalidatie:
De gezondheidszorg heeft relaties met de
gehandicaptenzorg en speciaal onderwijs
Specifieke diagnose groepen:
- Cerebrale parese -> Hadders-Algra
- Niet aangeboren hersenletsel -> Hadders-Algra
- Spina biflida
- Neuromusculaire aandoeningen.
Ongeveer 50% van totale populatie van kinderrevalidatie heeft cerebrale parese -> kind heeft
problemen met bewegen en heeft minder kracht in de spieren. Precieze klachten verschillen per
kind, en er zijn ook veel subcategorieën.
Ontwikkelingsproblemen staan nooit op zichzelf:
- Comorbiditeit -> er spelen meerdere dingen tegelijkertijd, autisme
- Achtergrondkenmerken van gezin of kind, bepalen ontwikkeling en kansen die een kind in
het leven krijgt.
- Trauma -> kinderen of volwassenen met lvb
- Gedragsproblematiek
- Hechting -> krijg je een kind met een aandoening, dan reageren ouders minder sensitief.
- Depressieve gevoelens
- Ander opvoedgedrag -> heeft weer te maken met de hechting.
Dus je moet kijken naar de hele persoon en wat de persoon al heeft meegemaakt.
Levensfases
Hulpverlening is een dynamisch proces -> ontwikkelingsvragen veranderen samenhangend met
de levensfase van het kind. 0-4 jaar, 4-12 jaar, 12-25 jaar, 25+ jaar. In elke fase zijn er nieuwe
problemen waar andere hulpvragen bij horen.
Bij het ouder worden leert het kind nieuwe vaardigheden, maar hierbij kunnen ook nieuwe
problemen ontstaan.
In de loop van de tijd -> veranderen inzichten en behoeften van ouders en kind en vaak +
verandert de hulpvraag onder invloed hiervan.
- De transities naar adolescentie, volwassenheid en latere leeftijd vragen vaak om extra
aandacht bij mensen met een (verstandelijke) beperking -> lees Carr hst 2 voor extra
uitleg.
o Bijvoorbeeld: een verhuizing. Dit is van grote invloed op een mens, en nog een
grotere invloed op mensen met een beperking.
Ontwikkelingsdomeinen
- Motorische en perceptuele problemen -> hst 2 Carr: sensory and motor development +
practical skills
- Cognitieve en communicatieve ontwikkeling -> hst 2 Carr: cognitive development +
language development + conceptual development + practical development
- Sociale en emotionele ontwikkeling -> hst 2 Carr: emotional intelligence and social skills
In de casus-overleggen gaan ze ook uit vanuit deze verschillende domeinen. De colleges worden
gevolgd door de casus-overleggen waarbij je moet kijken vanuit die brillen per domein. Ook moet
je per casusoverleg kijken naar een diagnostiek bril en een interventie bril.
,Ondersteuning bij Ontwikkelingsproblemen: waarom?
AAIDD-model -> het model zegt dat het altijd gaat over de balans tussen de persoon en de
context. De eisen die de omgeving aan de persoon stelt, moeten passen bij wat de persoon kan.
Op de volgende onderdelen kan je ondersteuning nodig hebben om als individu te functioneren:
- Intellectual abilities: de manier waarop je
informatie verwerkt, je cognitieve functies.
- Adaptive abilities: wat je nodig hebt aan
vaardigheden om in de maatschappij te kunnen
leven -> zelfstandig kunnen eten, met het ov
reizen, boodschappen doen.
- Participation, interactions, social roles: kan je
een bepaalde rol vervullen in de maatschappij -
> je bent een zoon/dochter, broer/zus.
- Health & Aetiology: hoe goed je gezondheid is.
- Context: heb je ondersteuning nodig om relaties te onderhouden met familie.
Eisen omgeving = (on)mogelijkheden persoon + ondersteuning -> dit geldt voor mensen met een
beperking. Zij hebben ondersteuning nodig omdat ze uitvallen op meerdere levensdomeinen. En
kunnen dus niet zelf alles oplossen. Als er bij ons iets niet lekker loopt dan kunnen wij dat zelf
oplossen met de vaardigheden die we hebben, of we maken onze vaardigheden beter door een
cursus.
Ondersteuning bij Ontwikkelingsproblemen: wat?
Ondersteuning moet gaan over het vergroten van de kwaliteit van leven van mensen.
Er moet gefocust worden op de individuele ondersteuningsbehoefte -> aard, omvang, intensiteit
en inhoud. Wat voor een persoon fijn is, hoeft voor een ander niet fijn te zijn. Voor iedereen zijn
relaties belangrijk, maar iedereen vult dit zelf in.
Het moet via een dialoog worden opgezet en uitgevoerd, zodat elk individu wordt ondersteunt op
de gewenste manier.
Kwaliteit van leven (Shalock)
- Emotioneel welbevinden: geen depressieve gevoelens, lichamelijk welbevinden: in goed
genoegen gezondheid leven, materieel welbevinden: niks te kort komen op materieel vlak.
- Interpersoonlijke relaties: relaties met anderen is van belang, sociale inclusie: dat je deel
bent van een groep.
- Persoonlijke ontplooiing: een doel om te leven, zelfbepaling, rechten.
Ondersteuning bij Ontwikkelingsproblemen: hoe?
Methodisch handelen: een vaste, weldoordachte manier van handelen om het doel op een zo
effectief en efficiënt mogelijke manier te bereiken. Zowel doen als denken.
- Cyclisch proces met vaste stappen -> Zoveel mogelijk afgestemd op de wensen, behoeften,
mogelijkheden en beperkingen. Vastgelegd in een ondersteuningsplan. Dit is een soort
contract zodat de persoon ook weet wat hij kan verwachten van de zorginstelling.
Vraaggericht werken:
In dialoog tussen de persoon, familie/mantelzorger, observaties en andere professionals.
- Doel: een concrete omschrijving van een gewenste situatie of gewenst gedrag van een
cliënt, met een duidelijke tijdslimiet.
- Werkwijze: vaststellen en plannen van activiteiten.
Rekening houden met:
- Wensen en (on)mogelijkheden persoon & systeem -> zijn ouders overbelast, dan kan je
geen oudertraining opleggen. Dan ga je dus wat anders doen.
- Financiële mogelijkheden of indicatie -> als een cliënt een bepaald budget krijgt, pas je hier
de behandeling op aan.
- Professionele deskundigheid
Ondersteuningsplan:
, Bestaat uit de behoeftes en wensen van de persoon. De ondersteuning die daarvoor nodig is:
structurele ondersteuning, doelen met een werkwijze (dingen die ze wel nog kunnen/willen leren)
en evaluatie. Dit plan wordt minimaal jaarlijks met de persoon en/of het systeem besproken.
- Methodieken helpen je om te weten op welke momenten je dit moet doen.
Person-centred active support: doel
- Voor autisten, verstandelijke en lichamelijke gehandicapten. 4-12, 12-25 en 25+.
Kwaliteit van leven wordt bereikt als mensen betrokken zijn/meedoen aan een brede range van
betekenisvolle activiteiten en relaties. Het is belangrijk dat de persoon hier autonoom in is, zo
zelfstandig mogelijk is en zich verbonden moet voelen met de omgeving.
Dit kan op allerlei levensgebieden -> huishouding, vrije tijd, opleiding/werk, sociaal. Voor ons is
dit vanzelfsprekend, maar voor verstandelijk gehandicapten is dit wel erg lastig.
Er zijn 4 pijlers, die voor deze en meerdere methodieken gelden:
- Stap voor stap -> zo krijgt de cliënt succeservaringen en zelfvertrouwen.
- Klein en krachtig -> iemand die elke dag even met je komt praten en interesse in je toont,
heeft meer effect dat twee weken op vakantie.
- Ieder moment biedt kansen -> interventie zo dicht mogelijk bij de persoon en zijn omgeving
zelf.
- Vrijheid en regie -> de persoon zelf heeft de controle
Check bij de doelen die je gaat opstellen, of dit past binnen deze 4 pijlers.
Drie niveaus van ondersteuning:
Stel een cliënt moet meer gaan sporten, dan kan je dat op verschillende niveaus oppakken:
- Ontdekken: gelegenheidsplannen
o Je kan dan zeggen je moet dit en dat doen. Maar hoe fijn is het om zelf te ontdekken
wat bij jou past, en gastlessen te volgen. Om de persoon zelf te laten onderzoeken
wat zijn/haar voorkeuren zijn pas je gelegenheidsplannen toe.
- Leren: ontwikkelingsplannen
o Maar als je bijvoorbeeld wilt gaan boksen, want dit past goed bij je. Dan moet je
misschien ook nieuwe dingen leren. Je moet er misschien wel met de bus naar toe,
en dit heb je nog nooit gedaan. Dan is het fijn dat iemand jou ondersteunt, stap voor
stap, met de juiste technieken om te leren reizen met het ov ->
ontwikkelingsplannen.
- Doen: dagprogramma’s en planningen
o Het is belangrijk dat je de plannen gaan uitvoeren. Vaak zie je dat mensen heel
enthousiast beginnen, en dan niet doorzetten. De motivatie neemt af, dit hebben wij
ook. Het is dan belangrijk om te gaan onderzoeken waarom doet iemand iets niet
meer.
Complexiteit van het veld
Als orthopedagoog heb je met super veel factoren te maken. Je kan echt niet alles weten. Vandaar
open boek tentamen. Je moet weten wat de aandachtspunten zijn, hierop inspelen en zo een
ontwikkelplan opstellen. Waar je allemaal mee te maken krijgt is:
- Heterogeniteit: ontwikkelingsproblemen, comorbiditeit, contexten, ontwikkelingsdomeinen
en levensfasen.
- Uniciteit persoon -> niemand is hetzelfde.
- Onvoorziene omstandigheden
- Onzekerheid uitkomsten
De gevolgen van complexiteit:
Je kan in paniek raken/handelingsverlegen worden, omdat het zo complex is. De primaire reactie
is dan: ik moet meer weten. Naar dit tentamen toe, ga je als student dan de cursushandleiding
uitpluizen of je gaat alle literatuur doorspitten. Je kan hier antwoorden op krijgen, maar de
onzekerheid blijft een beetje.
- Je kan handelingsverlegenheid oplossen door meer onderzoek te gaan doen, waardoor er
meer kennis ontstaat. Maar het probleem is nu dat de kennis niet in de praktijk gebracht
wordt, want de handelingsverlegenheid blijft.
Hoe komt er kennis in de praktijk? Er komen implementatie processen: verbeterprogramma’s, e-
learnings, methodieken, databanken en trainingen. Maar de wetenschappelijke kennis sluit niet
Samenvatting colleges
College 1 ontwikkelingsproblemen, levensfases en ontwikkelingsdomeinen
Ontwikkelingsproblemen:
Waar vind je mensen met ontwikkelingsproblemen?
Speciaal onderwijs (cluster 1: visueel, cluster 2:
auditief/communicatief, cluster 3:
lichamelijk/verstandelijk), gehandicaptenzorg en
gezondheidszorg.
Je hebt veel verschillende groepen: ernstig meervoudig
beperkt, niet aangeboren hersenletsel, forensische zorg.
Maar sommige jongeren vallen ook onder jeugdzorg.
Kinderrevalidatie:
De gezondheidszorg heeft relaties met de
gehandicaptenzorg en speciaal onderwijs
Specifieke diagnose groepen:
- Cerebrale parese -> Hadders-Algra
- Niet aangeboren hersenletsel -> Hadders-Algra
- Spina biflida
- Neuromusculaire aandoeningen.
Ongeveer 50% van totale populatie van kinderrevalidatie heeft cerebrale parese -> kind heeft
problemen met bewegen en heeft minder kracht in de spieren. Precieze klachten verschillen per
kind, en er zijn ook veel subcategorieën.
Ontwikkelingsproblemen staan nooit op zichzelf:
- Comorbiditeit -> er spelen meerdere dingen tegelijkertijd, autisme
- Achtergrondkenmerken van gezin of kind, bepalen ontwikkeling en kansen die een kind in
het leven krijgt.
- Trauma -> kinderen of volwassenen met lvb
- Gedragsproblematiek
- Hechting -> krijg je een kind met een aandoening, dan reageren ouders minder sensitief.
- Depressieve gevoelens
- Ander opvoedgedrag -> heeft weer te maken met de hechting.
Dus je moet kijken naar de hele persoon en wat de persoon al heeft meegemaakt.
Levensfases
Hulpverlening is een dynamisch proces -> ontwikkelingsvragen veranderen samenhangend met
de levensfase van het kind. 0-4 jaar, 4-12 jaar, 12-25 jaar, 25+ jaar. In elke fase zijn er nieuwe
problemen waar andere hulpvragen bij horen.
Bij het ouder worden leert het kind nieuwe vaardigheden, maar hierbij kunnen ook nieuwe
problemen ontstaan.
In de loop van de tijd -> veranderen inzichten en behoeften van ouders en kind en vaak +
verandert de hulpvraag onder invloed hiervan.
- De transities naar adolescentie, volwassenheid en latere leeftijd vragen vaak om extra
aandacht bij mensen met een (verstandelijke) beperking -> lees Carr hst 2 voor extra
uitleg.
o Bijvoorbeeld: een verhuizing. Dit is van grote invloed op een mens, en nog een
grotere invloed op mensen met een beperking.
Ontwikkelingsdomeinen
- Motorische en perceptuele problemen -> hst 2 Carr: sensory and motor development +
practical skills
- Cognitieve en communicatieve ontwikkeling -> hst 2 Carr: cognitive development +
language development + conceptual development + practical development
- Sociale en emotionele ontwikkeling -> hst 2 Carr: emotional intelligence and social skills
In de casus-overleggen gaan ze ook uit vanuit deze verschillende domeinen. De colleges worden
gevolgd door de casus-overleggen waarbij je moet kijken vanuit die brillen per domein. Ook moet
je per casusoverleg kijken naar een diagnostiek bril en een interventie bril.
,Ondersteuning bij Ontwikkelingsproblemen: waarom?
AAIDD-model -> het model zegt dat het altijd gaat over de balans tussen de persoon en de
context. De eisen die de omgeving aan de persoon stelt, moeten passen bij wat de persoon kan.
Op de volgende onderdelen kan je ondersteuning nodig hebben om als individu te functioneren:
- Intellectual abilities: de manier waarop je
informatie verwerkt, je cognitieve functies.
- Adaptive abilities: wat je nodig hebt aan
vaardigheden om in de maatschappij te kunnen
leven -> zelfstandig kunnen eten, met het ov
reizen, boodschappen doen.
- Participation, interactions, social roles: kan je
een bepaalde rol vervullen in de maatschappij -
> je bent een zoon/dochter, broer/zus.
- Health & Aetiology: hoe goed je gezondheid is.
- Context: heb je ondersteuning nodig om relaties te onderhouden met familie.
Eisen omgeving = (on)mogelijkheden persoon + ondersteuning -> dit geldt voor mensen met een
beperking. Zij hebben ondersteuning nodig omdat ze uitvallen op meerdere levensdomeinen. En
kunnen dus niet zelf alles oplossen. Als er bij ons iets niet lekker loopt dan kunnen wij dat zelf
oplossen met de vaardigheden die we hebben, of we maken onze vaardigheden beter door een
cursus.
Ondersteuning bij Ontwikkelingsproblemen: wat?
Ondersteuning moet gaan over het vergroten van de kwaliteit van leven van mensen.
Er moet gefocust worden op de individuele ondersteuningsbehoefte -> aard, omvang, intensiteit
en inhoud. Wat voor een persoon fijn is, hoeft voor een ander niet fijn te zijn. Voor iedereen zijn
relaties belangrijk, maar iedereen vult dit zelf in.
Het moet via een dialoog worden opgezet en uitgevoerd, zodat elk individu wordt ondersteunt op
de gewenste manier.
Kwaliteit van leven (Shalock)
- Emotioneel welbevinden: geen depressieve gevoelens, lichamelijk welbevinden: in goed
genoegen gezondheid leven, materieel welbevinden: niks te kort komen op materieel vlak.
- Interpersoonlijke relaties: relaties met anderen is van belang, sociale inclusie: dat je deel
bent van een groep.
- Persoonlijke ontplooiing: een doel om te leven, zelfbepaling, rechten.
Ondersteuning bij Ontwikkelingsproblemen: hoe?
Methodisch handelen: een vaste, weldoordachte manier van handelen om het doel op een zo
effectief en efficiënt mogelijke manier te bereiken. Zowel doen als denken.
- Cyclisch proces met vaste stappen -> Zoveel mogelijk afgestemd op de wensen, behoeften,
mogelijkheden en beperkingen. Vastgelegd in een ondersteuningsplan. Dit is een soort
contract zodat de persoon ook weet wat hij kan verwachten van de zorginstelling.
Vraaggericht werken:
In dialoog tussen de persoon, familie/mantelzorger, observaties en andere professionals.
- Doel: een concrete omschrijving van een gewenste situatie of gewenst gedrag van een
cliënt, met een duidelijke tijdslimiet.
- Werkwijze: vaststellen en plannen van activiteiten.
Rekening houden met:
- Wensen en (on)mogelijkheden persoon & systeem -> zijn ouders overbelast, dan kan je
geen oudertraining opleggen. Dan ga je dus wat anders doen.
- Financiële mogelijkheden of indicatie -> als een cliënt een bepaald budget krijgt, pas je hier
de behandeling op aan.
- Professionele deskundigheid
Ondersteuningsplan:
, Bestaat uit de behoeftes en wensen van de persoon. De ondersteuning die daarvoor nodig is:
structurele ondersteuning, doelen met een werkwijze (dingen die ze wel nog kunnen/willen leren)
en evaluatie. Dit plan wordt minimaal jaarlijks met de persoon en/of het systeem besproken.
- Methodieken helpen je om te weten op welke momenten je dit moet doen.
Person-centred active support: doel
- Voor autisten, verstandelijke en lichamelijke gehandicapten. 4-12, 12-25 en 25+.
Kwaliteit van leven wordt bereikt als mensen betrokken zijn/meedoen aan een brede range van
betekenisvolle activiteiten en relaties. Het is belangrijk dat de persoon hier autonoom in is, zo
zelfstandig mogelijk is en zich verbonden moet voelen met de omgeving.
Dit kan op allerlei levensgebieden -> huishouding, vrije tijd, opleiding/werk, sociaal. Voor ons is
dit vanzelfsprekend, maar voor verstandelijk gehandicapten is dit wel erg lastig.
Er zijn 4 pijlers, die voor deze en meerdere methodieken gelden:
- Stap voor stap -> zo krijgt de cliënt succeservaringen en zelfvertrouwen.
- Klein en krachtig -> iemand die elke dag even met je komt praten en interesse in je toont,
heeft meer effect dat twee weken op vakantie.
- Ieder moment biedt kansen -> interventie zo dicht mogelijk bij de persoon en zijn omgeving
zelf.
- Vrijheid en regie -> de persoon zelf heeft de controle
Check bij de doelen die je gaat opstellen, of dit past binnen deze 4 pijlers.
Drie niveaus van ondersteuning:
Stel een cliënt moet meer gaan sporten, dan kan je dat op verschillende niveaus oppakken:
- Ontdekken: gelegenheidsplannen
o Je kan dan zeggen je moet dit en dat doen. Maar hoe fijn is het om zelf te ontdekken
wat bij jou past, en gastlessen te volgen. Om de persoon zelf te laten onderzoeken
wat zijn/haar voorkeuren zijn pas je gelegenheidsplannen toe.
- Leren: ontwikkelingsplannen
o Maar als je bijvoorbeeld wilt gaan boksen, want dit past goed bij je. Dan moet je
misschien ook nieuwe dingen leren. Je moet er misschien wel met de bus naar toe,
en dit heb je nog nooit gedaan. Dan is het fijn dat iemand jou ondersteunt, stap voor
stap, met de juiste technieken om te leren reizen met het ov ->
ontwikkelingsplannen.
- Doen: dagprogramma’s en planningen
o Het is belangrijk dat je de plannen gaan uitvoeren. Vaak zie je dat mensen heel
enthousiast beginnen, en dan niet doorzetten. De motivatie neemt af, dit hebben wij
ook. Het is dan belangrijk om te gaan onderzoeken waarom doet iemand iets niet
meer.
Complexiteit van het veld
Als orthopedagoog heb je met super veel factoren te maken. Je kan echt niet alles weten. Vandaar
open boek tentamen. Je moet weten wat de aandachtspunten zijn, hierop inspelen en zo een
ontwikkelplan opstellen. Waar je allemaal mee te maken krijgt is:
- Heterogeniteit: ontwikkelingsproblemen, comorbiditeit, contexten, ontwikkelingsdomeinen
en levensfasen.
- Uniciteit persoon -> niemand is hetzelfde.
- Onvoorziene omstandigheden
- Onzekerheid uitkomsten
De gevolgen van complexiteit:
Je kan in paniek raken/handelingsverlegen worden, omdat het zo complex is. De primaire reactie
is dan: ik moet meer weten. Naar dit tentamen toe, ga je als student dan de cursushandleiding
uitpluizen of je gaat alle literatuur doorspitten. Je kan hier antwoorden op krijgen, maar de
onzekerheid blijft een beetje.
- Je kan handelingsverlegenheid oplossen door meer onderzoek te gaan doen, waardoor er
meer kennis ontstaat. Maar het probleem is nu dat de kennis niet in de praktijk gebracht
wordt, want de handelingsverlegenheid blijft.
Hoe komt er kennis in de praktijk? Er komen implementatie processen: verbeterprogramma’s, e-
learnings, methodieken, databanken en trainingen. Maar de wetenschappelijke kennis sluit niet