Wetenschapsfilosofie
Voorbeeldtentamen
1. Sociale wetenschap naar het model van de natuurwetenschappen. Dit hoort bij
de
a. Empirisch-analytische wetenschapsopvatting
b. Geesteswetenschappelijke wetenschapsopvatting
c. Kritische wetenschapsopvatting
d. Postacademische wetenschapsopvatting
2. Feministische wetenschapsfilosofie. Dit hoort bij de
a. Empirisch-analytische wetenschapsopvatting
b. Geesteswetenschappelijke wetenschapsopvatting
c. Kritische wetenschapsopvatting
d. Postacademische wetenschapsopvatting
3. Empirisme. Dit hoort bij de
a. Empirisch-analytische wetenschapsopvatting
b. Geesteswetenschappelijke wetenschapsopvatting
c. Kritische wetenschapsopvatting
d. Postacademische wetenschapsopvatting
4. De hermeneutische cirkel. Dit hoort bij de
a. Empirisch-analytische wetenschapsopvatting
b. Geesteswetenschappelijke wetenschapsopvatting
c. Kritische wetenschapsopvatting
d. Postacademische wetenschapsopvatting
5. Het brein is een computer. Dit hoort bij
a. Cognitivisme
b. Belichaamde cognitie
6. Cognitie is gesitueerde activiteit. Dit hoort bij
a. Cognitivisme
b. Belichaamde cognitie
7. Ook microben zijn al intelligent. Dit hoort bij
a. Cognitivisme
b. Belichaamde cognitie
8. Als de premissen waar zijn, moet de conclusie ook waar zijn. Dit hoort bij
a. Deductie
b. Inductie
c. Abductie
d. Bayesiaans redeneren
9. Een trendlijn in een puntenwolk trekken. Dit hoort bij
a. Deductie
b. Inductie
c. Abductie
d. Bayesiaans redeneren
10. Alleen een beer maakt dit soort sporen. Hier moet een beer gelopen hebben!
Dit hoort bij
, a. Deductie
b. Inductie
c. Abductie
d. Bayesiaans redeneren
11. Modus tollens. Dit hoort bij
a. Deductie
b. Inductie
c. Abductie
d. Bayesiaans redeneren
12. Base rate neglect. Dit hoort bij
a. Wetenschappelijk realisme
b. Waarnemen is duiden
c. Wetenschappelijkheid
d. Cognitieve illusies
e. Emergentie
13. Patronen op macro- die ontstaan door gedrag op micro-niveau. Dit hoort bij
a. Wetenschappelijk realisme
b. Waarnemen is duiden
c. Wetenschappelijkheid
d. Cognitieve illusies
e. Emergentie
14. Carnaps verificatieprincipe. Dit hoort bij
a. Wetenschappelijk realisme
b. Waarnemen is duiden
c. Wetenschappelijkheid
d. Cognitieve illusies
e. Emergentie
15. Cutting nature at its joints. Dit hoort bij
a. Wetenschappelijk realisme
b. Waarnemen is duiden
c. Wetenschappelijkheid
d. Cognitieve illusies
e. Emergentie
16. What You See Is All There Is. Dit hoort bij
a. Wetenschappelijk realisme
b. Waarnemen is duiden
c. Wetenschappelijkheid
d. Cognitieve illusies
e. Emergentie
17. Halo-effect. Dit hoort bij
a. Wetenschappelijk realisme
b. Waarnemen is duiden
c. Wetenschappelijkheid
d. Cognitieve illusies
e. Emergentie
18. Erfelijkheid berust op de werking van het DNA. Dit hoort bij
Voorbeeldtentamen
1. Sociale wetenschap naar het model van de natuurwetenschappen. Dit hoort bij
de
a. Empirisch-analytische wetenschapsopvatting
b. Geesteswetenschappelijke wetenschapsopvatting
c. Kritische wetenschapsopvatting
d. Postacademische wetenschapsopvatting
2. Feministische wetenschapsfilosofie. Dit hoort bij de
a. Empirisch-analytische wetenschapsopvatting
b. Geesteswetenschappelijke wetenschapsopvatting
c. Kritische wetenschapsopvatting
d. Postacademische wetenschapsopvatting
3. Empirisme. Dit hoort bij de
a. Empirisch-analytische wetenschapsopvatting
b. Geesteswetenschappelijke wetenschapsopvatting
c. Kritische wetenschapsopvatting
d. Postacademische wetenschapsopvatting
4. De hermeneutische cirkel. Dit hoort bij de
a. Empirisch-analytische wetenschapsopvatting
b. Geesteswetenschappelijke wetenschapsopvatting
c. Kritische wetenschapsopvatting
d. Postacademische wetenschapsopvatting
5. Het brein is een computer. Dit hoort bij
a. Cognitivisme
b. Belichaamde cognitie
6. Cognitie is gesitueerde activiteit. Dit hoort bij
a. Cognitivisme
b. Belichaamde cognitie
7. Ook microben zijn al intelligent. Dit hoort bij
a. Cognitivisme
b. Belichaamde cognitie
8. Als de premissen waar zijn, moet de conclusie ook waar zijn. Dit hoort bij
a. Deductie
b. Inductie
c. Abductie
d. Bayesiaans redeneren
9. Een trendlijn in een puntenwolk trekken. Dit hoort bij
a. Deductie
b. Inductie
c. Abductie
d. Bayesiaans redeneren
10. Alleen een beer maakt dit soort sporen. Hier moet een beer gelopen hebben!
Dit hoort bij
, a. Deductie
b. Inductie
c. Abductie
d. Bayesiaans redeneren
11. Modus tollens. Dit hoort bij
a. Deductie
b. Inductie
c. Abductie
d. Bayesiaans redeneren
12. Base rate neglect. Dit hoort bij
a. Wetenschappelijk realisme
b. Waarnemen is duiden
c. Wetenschappelijkheid
d. Cognitieve illusies
e. Emergentie
13. Patronen op macro- die ontstaan door gedrag op micro-niveau. Dit hoort bij
a. Wetenschappelijk realisme
b. Waarnemen is duiden
c. Wetenschappelijkheid
d. Cognitieve illusies
e. Emergentie
14. Carnaps verificatieprincipe. Dit hoort bij
a. Wetenschappelijk realisme
b. Waarnemen is duiden
c. Wetenschappelijkheid
d. Cognitieve illusies
e. Emergentie
15. Cutting nature at its joints. Dit hoort bij
a. Wetenschappelijk realisme
b. Waarnemen is duiden
c. Wetenschappelijkheid
d. Cognitieve illusies
e. Emergentie
16. What You See Is All There Is. Dit hoort bij
a. Wetenschappelijk realisme
b. Waarnemen is duiden
c. Wetenschappelijkheid
d. Cognitieve illusies
e. Emergentie
17. Halo-effect. Dit hoort bij
a. Wetenschappelijk realisme
b. Waarnemen is duiden
c. Wetenschappelijkheid
d. Cognitieve illusies
e. Emergentie
18. Erfelijkheid berust op de werking van het DNA. Dit hoort bij