Economie samenvatting hoofdstuk
1 t/m 8
Jong en oud
Hoofdstuk 1: School of baantje
Een dominante strategie is de voordeligste strategie die iemand kiest
onafhankelijk van wat de ander kiest.
Als Tara en Sofie los van elkaar tot een beslissing komen, kiezen ze
beiden voor niet-opruimen omdat dat de minste tijd kost. Toch zouden
Sofie en Tara met samenwerken beter af zijn. Deze situatie is een
voorbeeld van het gevangenen dilemma. Het gevangenen dilemma is
afkomstig uit de speltheorie.
De speltheorie bestudeert het nemen van beslissingen waarbij de
uitkomst afhangt van wat anderen doen.
We onderscheiden 3 fasen: kinderfase, ouderfase en grootouderfase.
Bij elk levensfasen hoort een generatie: kinderen, ouder en grootouders.
Er zijn ook toekomstige generaties. Gedrag huidige generaties -> invloed
op keuzemogelijkheden van toekomstige generaties.
Meelifter(freerider)= Het profiteren van de inspanningen van een ander.
Bindende afspraak= Het houden aan een afspraak door gevolgen
Hoofdstuk 2: De jeugd
Ouders betalen kinderopvang niet zelf -> In loondienst, betaald werkgever
en overheid mee.
De overheidsbijdrage is inkomensafhankelijk:
Hoog inkomen ouders -> overheidsbijdrage laag
Laag inkomen ouders-> overheid betaald vrijwel alles.
Inkomen kun je direct consumeren of geheel of gedeeltelijk sparen.
Consumeren is het uitgeven van geld voor eigen behoeften.
Sparen -> consumptie uitstellen (verplaatsing besteding naar de
toekomst)
, Lenen -> consumptie naar voren (Eerst kopen, later inkomen verwachten
voor aflossing)
Stroomgrootheid -> meet je over een periode, een maand of een jaar
(inkomen)
Voorraadgrootheden -> kun je op een bepaald moment meten
(spaargeld en schuld)
Ruilen over tijd -> het uitstellen en/of het vervroegen van de
consumptie
Rente is het bedrag dat je betaalt voor het lenen van geld. Ook bij sparen
kan rente een rol spelen.
Prijsstijgingen en verwachte prijsstijgingen hebben invloed op de afweging
tussen besteden en sparen.
Premie -> betalen om verzekerd te zijn tegen financiële gevolgen en
onverwachte gebeurtenissen.
Verzekeren = Dat iemand elke periode premie betaalt en daarmee recht
krijgt op een uitkering als hem financieel nadeel overkomt.
Hoofdstuk 3: Werken en belasting betalen
Primaire inkomens = inkomens die mensen in het productieproces
verdienen (loon, winst, rente, huur en pacht)
Een deel van deze primaire inkomens moet als belasting en premies
aan de overheid betaald worden.
Overheid betaald loonheffing over inkomen uit arbeid.
Loonheffing bestaat uit -> loonbelasting en premie volksverzekering
Heffingskorting -> afhankelijk van de hoogt van je inkomen
Door de heffingskortingen hoeven mensen met een heel laag inkomen,
geen loonheffing te betalen.
Brutoloon wordt deel ingehouden, blijft over -> nettoloon of besteedbaar
loon
1 t/m 8
Jong en oud
Hoofdstuk 1: School of baantje
Een dominante strategie is de voordeligste strategie die iemand kiest
onafhankelijk van wat de ander kiest.
Als Tara en Sofie los van elkaar tot een beslissing komen, kiezen ze
beiden voor niet-opruimen omdat dat de minste tijd kost. Toch zouden
Sofie en Tara met samenwerken beter af zijn. Deze situatie is een
voorbeeld van het gevangenen dilemma. Het gevangenen dilemma is
afkomstig uit de speltheorie.
De speltheorie bestudeert het nemen van beslissingen waarbij de
uitkomst afhangt van wat anderen doen.
We onderscheiden 3 fasen: kinderfase, ouderfase en grootouderfase.
Bij elk levensfasen hoort een generatie: kinderen, ouder en grootouders.
Er zijn ook toekomstige generaties. Gedrag huidige generaties -> invloed
op keuzemogelijkheden van toekomstige generaties.
Meelifter(freerider)= Het profiteren van de inspanningen van een ander.
Bindende afspraak= Het houden aan een afspraak door gevolgen
Hoofdstuk 2: De jeugd
Ouders betalen kinderopvang niet zelf -> In loondienst, betaald werkgever
en overheid mee.
De overheidsbijdrage is inkomensafhankelijk:
Hoog inkomen ouders -> overheidsbijdrage laag
Laag inkomen ouders-> overheid betaald vrijwel alles.
Inkomen kun je direct consumeren of geheel of gedeeltelijk sparen.
Consumeren is het uitgeven van geld voor eigen behoeften.
Sparen -> consumptie uitstellen (verplaatsing besteding naar de
toekomst)
, Lenen -> consumptie naar voren (Eerst kopen, later inkomen verwachten
voor aflossing)
Stroomgrootheid -> meet je over een periode, een maand of een jaar
(inkomen)
Voorraadgrootheden -> kun je op een bepaald moment meten
(spaargeld en schuld)
Ruilen over tijd -> het uitstellen en/of het vervroegen van de
consumptie
Rente is het bedrag dat je betaalt voor het lenen van geld. Ook bij sparen
kan rente een rol spelen.
Prijsstijgingen en verwachte prijsstijgingen hebben invloed op de afweging
tussen besteden en sparen.
Premie -> betalen om verzekerd te zijn tegen financiële gevolgen en
onverwachte gebeurtenissen.
Verzekeren = Dat iemand elke periode premie betaalt en daarmee recht
krijgt op een uitkering als hem financieel nadeel overkomt.
Hoofdstuk 3: Werken en belasting betalen
Primaire inkomens = inkomens die mensen in het productieproces
verdienen (loon, winst, rente, huur en pacht)
Een deel van deze primaire inkomens moet als belasting en premies
aan de overheid betaald worden.
Overheid betaald loonheffing over inkomen uit arbeid.
Loonheffing bestaat uit -> loonbelasting en premie volksverzekering
Heffingskorting -> afhankelijk van de hoogt van je inkomen
Door de heffingskortingen hoeven mensen met een heel laag inkomen,
geen loonheffing te betalen.
Brutoloon wordt deel ingehouden, blijft over -> nettoloon of besteedbaar
loon