1.1 Zuivere stof of mengsel
Stofeigenschappen
Stofeigenschap = de eigenschappen van een stof
- Fase/aggregatietoestand van een wit poeder is bij
kamertemperatuur vast.
Een monster = een kleine hoeveelheid van een stof voor een
onderzoek.
Stofeigenschappen onderzoeken:
- Waarnemen met je zintuigen
- Metingen van het monster
● smeltpunt
● oplossing? →En geleid de opgeloste stof elektrische stroom?
● dichtheid (dichtheid (g/cm3) = massa : volume)
Controle van grondstoffen:
1. Vaststellen of de stof in de verpakking overeenkomt met het etiket (kwalitatief
onderzoek).
2. Vergelijk de waargenomen stofeigenschappen met die van een bekende stof.
Verschil zuivere stof en mengsel
Zuivere stof = Is één soort stof.
Mengsel = Twee of meer stoffen.
Mengsels met een vloeistof
Oplossing = een helder mengsel van een vloeistof met een opgeloste stof.
- Oplosmiddel = de vloeistof
- De opgeloste stof kan een vaste stof of een gas zijn.
- Eigenschappen: helder, maar niet altijd kleurloos.
Suspensie = een troebel mengsel van een vaste stof en een vloeistof.
- Troebel → Minder troebel (na een tijdje), omdat de vaste stof naar de bodem zakt.
Emulsie = een mengsel van slecht mengbare vloeistoffen met een emulgator.
- Emulgator = een stof die druppeltjes slecht mengbare vloeistoffen gemengd houdt.
- Troebel
, Meer mengsels
Schuim = een mengsel van kleine gasbelletjes in een vaste stof of vloeistof.
Rook = een mengsel van roet en as in lucht.
Nevel = kleine vloeistof druppeltjes in een gas.
Aerosol = kleine (<0,2 mm) vloeistof druppeltjes in een gas.
Legering of alliage = een mengsel van metalen.
Mengsels indelen
Homogeen mengsel = een mengsel waarin de stoffen volledig gemengd zijn (oplossing).
Heterogeen mengsel = een mengsel die je kunt onderscheiden (vb: beton).
Mengsel of zuivere stof?
Stolcurve = een grafiek van de temperatuur tegen de tijd gedurende het afkoelen en stollen
van een gesmolten vaste stof.
- bij zuivere stof anders dan bij een mengsel
● Zuivere stof: Temperatuur tijdens stollen gelijk.
Stoltraject = Een temperatuurgebied tussen de temperatuur waarbij het stollen begint en
eindigt.
Een traject wijst op een mengsel.
Een punt wijst op een zuiver stof.
Mengsel of zuivere stof:
- Stolcurve:
● Smelttraject/punt
- Kookcurve (bij vloeistoffen):
● Kooktraject/punt