De beperking van de grondrechten
Algemeen rechterlijk beoordelingsschema (tweestappenmodel):
1) Is er en inbreuk op of een inmenging in de uitoefening van het recht? (interference)
Reikwijdte van het Grondrecht bepalen: [welke grondrecht tast het aan]
2) Kan de inmenging worden gerechtvaardigd? (rechtvaardigheidstoets)
Er is slechts een schending van het grondrecht wanneer de inmenging niet kan worden verantwoord.
A. Wettigheidsbeginsel
- Grondrechtenbeperking moet ‘bij wet’ zijn voorzien
[een juridische grondslag in het nationale recht]
➔ In de Grondwet(vormelijk): formele wet
Regelende en repressieve maatregelen toegelaten, maar niet preventieve maatregelen (art 19, 24 en 25 GW)
!uitzondering: art 26 GW en RvS, 1999, nr 80.282, Van der Vinck e.a.
➔ EVRM (inhoudelijk): niet noodzakelijk een formele wet, kan ook materiële wet zijn of rechtspraak of
zelfs ongeschreven recht + geen onderscheid tussen preventieve en repressieve maatregelen
Beperkingsmodel:
- Art 52, §1 EU-Handvest: transversale beperkingsbepaling
- EVRM: algemeen (art 8-11), specifiek (art 2), beperkende definitie (art 5/ EHRM, 1990, Campbell and Hartley)
+ absolute rechten die nooit kunnen worden beperkt: art 3,4,7 EVRM
- Inhoudelijke of kwalitatieve voorwaarden (EHRM, 1979, Sunday Times t. Verenigd Koninkrijk)
[voor de rechtsregel die als basis dient voor de grondrechtenbeperking ]
▫ voldoende toegankelijk : [de wet is gepubliceerd of op een andere manier consulteerbaar]
▫ voldoende voorspelbaar : [de norm moet nauwkeurig zijn, zodat de Ronderhorige zijn gedrag erop kan
afstemmen]
B. Proportionaliteitsbeginsel (evenredigheidsbeginsel)
Verschillende stappen voor de ‘evenredigheid in de ruime zin’:
(R. v. Oakes, 1986, 1 S.C.R. 103,139) (Adv.RvS, Afd. Wetg., 7 april 2021, nr. 68.936/AV, para. 74-75)
1. Legitiem doel (geoorloofd doel)
= elk doel dat zijn grondslag in het algemeen belang vindt
(ook bescherming van de grondrechten van anderen: botsing van grondrechten)
→ soms bepaalt een wet de legitieme doelen: vb. art 8-11 EVRM (EHRM, 2017, Bayev t. Rusland)
2. De middelen moeten pertinent of geschikt zijn
[de maatregel of actie moet geschikt middel zijn om het vooropgestelde doel te bereiken]
(GwH, 1998, nr. 102/98, Tabaksreclame) ; (RvS, nr 248.819, Verelst e.a.)
3. Noodzakelijkheid
[Is er geen minder ingrijpend alternatief die tot hetzelfde doel lijdt?] vb: sensibiliseringscampagne
[De rechter moet nagaan of de maatregel het recht niet verder beperkt dan nodig is om het doel te
bereiken] cfr. Pareto-optimum
!geen rekening houden met efficiëntie => effectiviteit is belangrijk!
(HvJ, 2013, nr C-202/11, Las t. PSA Antwerp) ; (GwH, 2021, nr. 32/2021): (arrest van Israël)
4. De evenredigheid in strikt zin
[rechter maakt afweging tussen doel van de maatregel en het belang van het grondrecht]
(BVerfG, BVerfGE 7, 377 (404-05), 1958, Apothekenurteil)
Algemeen rechterlijk beoordelingsschema (tweestappenmodel):
1) Is er en inbreuk op of een inmenging in de uitoefening van het recht? (interference)
Reikwijdte van het Grondrecht bepalen: [welke grondrecht tast het aan]
2) Kan de inmenging worden gerechtvaardigd? (rechtvaardigheidstoets)
Er is slechts een schending van het grondrecht wanneer de inmenging niet kan worden verantwoord.
A. Wettigheidsbeginsel
- Grondrechtenbeperking moet ‘bij wet’ zijn voorzien
[een juridische grondslag in het nationale recht]
➔ In de Grondwet(vormelijk): formele wet
Regelende en repressieve maatregelen toegelaten, maar niet preventieve maatregelen (art 19, 24 en 25 GW)
!uitzondering: art 26 GW en RvS, 1999, nr 80.282, Van der Vinck e.a.
➔ EVRM (inhoudelijk): niet noodzakelijk een formele wet, kan ook materiële wet zijn of rechtspraak of
zelfs ongeschreven recht + geen onderscheid tussen preventieve en repressieve maatregelen
Beperkingsmodel:
- Art 52, §1 EU-Handvest: transversale beperkingsbepaling
- EVRM: algemeen (art 8-11), specifiek (art 2), beperkende definitie (art 5/ EHRM, 1990, Campbell and Hartley)
+ absolute rechten die nooit kunnen worden beperkt: art 3,4,7 EVRM
- Inhoudelijke of kwalitatieve voorwaarden (EHRM, 1979, Sunday Times t. Verenigd Koninkrijk)
[voor de rechtsregel die als basis dient voor de grondrechtenbeperking ]
▫ voldoende toegankelijk : [de wet is gepubliceerd of op een andere manier consulteerbaar]
▫ voldoende voorspelbaar : [de norm moet nauwkeurig zijn, zodat de Ronderhorige zijn gedrag erop kan
afstemmen]
B. Proportionaliteitsbeginsel (evenredigheidsbeginsel)
Verschillende stappen voor de ‘evenredigheid in de ruime zin’:
(R. v. Oakes, 1986, 1 S.C.R. 103,139) (Adv.RvS, Afd. Wetg., 7 april 2021, nr. 68.936/AV, para. 74-75)
1. Legitiem doel (geoorloofd doel)
= elk doel dat zijn grondslag in het algemeen belang vindt
(ook bescherming van de grondrechten van anderen: botsing van grondrechten)
→ soms bepaalt een wet de legitieme doelen: vb. art 8-11 EVRM (EHRM, 2017, Bayev t. Rusland)
2. De middelen moeten pertinent of geschikt zijn
[de maatregel of actie moet geschikt middel zijn om het vooropgestelde doel te bereiken]
(GwH, 1998, nr. 102/98, Tabaksreclame) ; (RvS, nr 248.819, Verelst e.a.)
3. Noodzakelijkheid
[Is er geen minder ingrijpend alternatief die tot hetzelfde doel lijdt?] vb: sensibiliseringscampagne
[De rechter moet nagaan of de maatregel het recht niet verder beperkt dan nodig is om het doel te
bereiken] cfr. Pareto-optimum
!geen rekening houden met efficiëntie => effectiviteit is belangrijk!
(HvJ, 2013, nr C-202/11, Las t. PSA Antwerp) ; (GwH, 2021, nr. 32/2021): (arrest van Israël)
4. De evenredigheid in strikt zin
[rechter maakt afweging tussen doel van de maatregel en het belang van het grondrecht]
(BVerfG, BVerfGE 7, 377 (404-05), 1958, Apothekenurteil)