Epistemologie
Plato (rationalist)
rationalist: door je ratio te gebruiken komen we tot kennis
ideeënwereld/wereld der vormen
transcendent → boven zintuigelijk
ware, schone, goede → belangrijkste vormen
het ware: absolute waarheid en kennis
het schone: universele schoonheid, los van persoonlijke voorheur of zintuigeljke
waarneming
het goede: hoogste en meest centrale vorm in Plato’s filosofie
grotvergelijking
3 voorwaarden van kennis → s weet dat p, alleen als → 1: s is ervan overtuigd dat p
→ 2: p is waar → 3: s heeft een rechtvaardiging voor zijn overtuiging dat p
1 = innerlijke overtuiging → 2 = feitelijke stand van zaken → 3 = verantwoording
de grotvergelijking van Plato:
stel je voor je zit met een groepje mensen vastgebonden in een grot, je kan niet de grot uit. het
enige dat je kan zien en je hele leven hebt gezien is de muur. je weet niets anders. door andere
mensen worden borden met vormen (boom of paard ect.) voor een vuur, waardoor er
schaduwen op de muur komen. Je komt los en gaat de grot ontdekken en moet eerst wennen
aan het licht. als het gewend is dan zie je de borden en het vuur. je loopt de grot uit en moet
wennen aan de zon, na het wennen zie je voor het eerst kleur. je keert weer terug naar de grot,
je ogen moeten wennen aan het donker. je probeert tegen de anderen in de grot te vertellen dat
er meer buiten is en dat de schaduwen niet echt zijn, maar je wordt niet geloofd.
de schaduwen op de muur staat voor onze waarneembare werkelijkheid
buiten de grot staat voor de vormenwereld/ideeënwereld
om het pad die de grot uit leidt te volgen moet je gebruik maken van je ratio
René Descartes (rationalist)
stekt dat zintuigen ons kunnen misleiden, hij vertrouwt op aangeboren ideeën en
wiskundige zekerheden als basis van echt waarheid
methode: radicale twijfel, bij twijfel geen kennis
drie niveaus van twijfel → zintuigelijke waarnemingen, eigen lichaam, wiskundige
zekerheden
zintuigen: zintuigen kunnen je bedriegen, bijvoorbeeld optische illusies → twijfel →
geen zekere kennis
eigen lichaam: twijfel aan de droom en waak toestand: hoe weet je dat je wakker bent
en niet droomt. is zijn lichaam wel wat hij denkt dat het is → twijfel → geen zekere
kennis
, wiskundige zekerheden: kwaadaardige demon die ideeën in zijn hoofd stopt over de
wiskunde, dus je weet niet zeker of het klopt → twijfel → geen zekere kennis
hij weet 1 ding zeker, ik denk dus is besta
‘cogito ergo sum’ ik denk dus ik ben
idee van een algoede god, een imperfect wezen kan zo iets perfects niet kunnen
bedenken, dus de algoede god heeft het wel in zijn hoofd geplant → god bestaat
god is een perfect idee → dat kan ik als imperfect wezen niet bedenken → dus god
moet er zijn
als er een algoede god is, dan laat die de demon niet bestaan, dus is er weer zekerheid
over de wiskunde.
nativisme: een aangeboren idee, het idee van de algoede god is aangeboren
godsbewijs en reconstructie zekere kennis
John Locke (empirist)
empirist
tabula rasa → mens is geboren als onbeschreven blad, geen aangeboren ideeën
IBE (inference to the best explanation) → buitenwereld: abductie, omdat er
eigenschappen van objecten bestaat die buiten mij bestaan (primaire eigenschappen)
moet er wel een buitenwereld bestaan. abductieve verklaring. Locke had de IBE nodig
voor zekere kennis, omdat hij een empirist was. IBE helpt bij het organiseren en
verklaren van deze waarnemingen door de meest plausibele verklaring te kiezen, wat
leidt tot meer objectieve en zekere kennis.
tafel: primaire eigenschappen → je kunt zien en voelen hoe groot de tafel is, je kan de
vorm zien en voelen. secundair → de kleur
primaire eigenschappen: eigenschappen die met meerdere zintuigen waar te nemen
zijn bestaan buiten ons, onafhankelijk van de waarneming→ vorm, afmeting, textuur
secundaire eigenschappen: maar met 1 zintuig waar te nemen, afhankelijk van het
zintuig en dus afhankelijk van de waarnemer → kleur, gewicht
volgens Locke heeft elk object zowel secundaire als primaire eigenschappen
David Hume (empirist)
empirist, maar toch sceptisch → hij geloofde dat kennis voorkomt uit zintuigelijke
waarneming, maar twijfelde aan de zekerheid van onze kennis, vooral over causale
verbanden en de externe wereld, omdat deze gebaseerd zijn op gewoonte en perceptie
en niet op directie toegang tot de werkelijkheid
kennis komt uit directe impressies, het menselijke brein vervormt deze indrukken
vervolgens in enkelvoudige ideeën, complexe ideeën en abstracte ideeën wat leidt
tot onzekerheden in onze kennis. Alleen de eerste impressies zijn absolute zekerheid,
wat ons brein er mee doet is onzekerheid
theory of ideas: kennis ontstaat uit directe zintuigelijke impressies die ons brein
omzet in enkelvoudige en complexe ideeën.
enkelvoudige ideeën: komen direct voort uit indrukken
complexe ideeën: ontstaan door combinatie van deze enkelvoudige ideeën
we krijgen informatie binnen via onze zintuigen: impressies of percepties → alle losse
informatie doen we samen tot enkelvoudige ideeën: kleur, vorm → meerdere
enkelvoudige ideeën worden samen gevoegd tot complexe ideeën: vorm, kleur, ect.
Plato (rationalist)
rationalist: door je ratio te gebruiken komen we tot kennis
ideeënwereld/wereld der vormen
transcendent → boven zintuigelijk
ware, schone, goede → belangrijkste vormen
het ware: absolute waarheid en kennis
het schone: universele schoonheid, los van persoonlijke voorheur of zintuigeljke
waarneming
het goede: hoogste en meest centrale vorm in Plato’s filosofie
grotvergelijking
3 voorwaarden van kennis → s weet dat p, alleen als → 1: s is ervan overtuigd dat p
→ 2: p is waar → 3: s heeft een rechtvaardiging voor zijn overtuiging dat p
1 = innerlijke overtuiging → 2 = feitelijke stand van zaken → 3 = verantwoording
de grotvergelijking van Plato:
stel je voor je zit met een groepje mensen vastgebonden in een grot, je kan niet de grot uit. het
enige dat je kan zien en je hele leven hebt gezien is de muur. je weet niets anders. door andere
mensen worden borden met vormen (boom of paard ect.) voor een vuur, waardoor er
schaduwen op de muur komen. Je komt los en gaat de grot ontdekken en moet eerst wennen
aan het licht. als het gewend is dan zie je de borden en het vuur. je loopt de grot uit en moet
wennen aan de zon, na het wennen zie je voor het eerst kleur. je keert weer terug naar de grot,
je ogen moeten wennen aan het donker. je probeert tegen de anderen in de grot te vertellen dat
er meer buiten is en dat de schaduwen niet echt zijn, maar je wordt niet geloofd.
de schaduwen op de muur staat voor onze waarneembare werkelijkheid
buiten de grot staat voor de vormenwereld/ideeënwereld
om het pad die de grot uit leidt te volgen moet je gebruik maken van je ratio
René Descartes (rationalist)
stekt dat zintuigen ons kunnen misleiden, hij vertrouwt op aangeboren ideeën en
wiskundige zekerheden als basis van echt waarheid
methode: radicale twijfel, bij twijfel geen kennis
drie niveaus van twijfel → zintuigelijke waarnemingen, eigen lichaam, wiskundige
zekerheden
zintuigen: zintuigen kunnen je bedriegen, bijvoorbeeld optische illusies → twijfel →
geen zekere kennis
eigen lichaam: twijfel aan de droom en waak toestand: hoe weet je dat je wakker bent
en niet droomt. is zijn lichaam wel wat hij denkt dat het is → twijfel → geen zekere
kennis
, wiskundige zekerheden: kwaadaardige demon die ideeën in zijn hoofd stopt over de
wiskunde, dus je weet niet zeker of het klopt → twijfel → geen zekere kennis
hij weet 1 ding zeker, ik denk dus is besta
‘cogito ergo sum’ ik denk dus ik ben
idee van een algoede god, een imperfect wezen kan zo iets perfects niet kunnen
bedenken, dus de algoede god heeft het wel in zijn hoofd geplant → god bestaat
god is een perfect idee → dat kan ik als imperfect wezen niet bedenken → dus god
moet er zijn
als er een algoede god is, dan laat die de demon niet bestaan, dus is er weer zekerheid
over de wiskunde.
nativisme: een aangeboren idee, het idee van de algoede god is aangeboren
godsbewijs en reconstructie zekere kennis
John Locke (empirist)
empirist
tabula rasa → mens is geboren als onbeschreven blad, geen aangeboren ideeën
IBE (inference to the best explanation) → buitenwereld: abductie, omdat er
eigenschappen van objecten bestaat die buiten mij bestaan (primaire eigenschappen)
moet er wel een buitenwereld bestaan. abductieve verklaring. Locke had de IBE nodig
voor zekere kennis, omdat hij een empirist was. IBE helpt bij het organiseren en
verklaren van deze waarnemingen door de meest plausibele verklaring te kiezen, wat
leidt tot meer objectieve en zekere kennis.
tafel: primaire eigenschappen → je kunt zien en voelen hoe groot de tafel is, je kan de
vorm zien en voelen. secundair → de kleur
primaire eigenschappen: eigenschappen die met meerdere zintuigen waar te nemen
zijn bestaan buiten ons, onafhankelijk van de waarneming→ vorm, afmeting, textuur
secundaire eigenschappen: maar met 1 zintuig waar te nemen, afhankelijk van het
zintuig en dus afhankelijk van de waarnemer → kleur, gewicht
volgens Locke heeft elk object zowel secundaire als primaire eigenschappen
David Hume (empirist)
empirist, maar toch sceptisch → hij geloofde dat kennis voorkomt uit zintuigelijke
waarneming, maar twijfelde aan de zekerheid van onze kennis, vooral over causale
verbanden en de externe wereld, omdat deze gebaseerd zijn op gewoonte en perceptie
en niet op directie toegang tot de werkelijkheid
kennis komt uit directe impressies, het menselijke brein vervormt deze indrukken
vervolgens in enkelvoudige ideeën, complexe ideeën en abstracte ideeën wat leidt
tot onzekerheden in onze kennis. Alleen de eerste impressies zijn absolute zekerheid,
wat ons brein er mee doet is onzekerheid
theory of ideas: kennis ontstaat uit directe zintuigelijke impressies die ons brein
omzet in enkelvoudige en complexe ideeën.
enkelvoudige ideeën: komen direct voort uit indrukken
complexe ideeën: ontstaan door combinatie van deze enkelvoudige ideeën
we krijgen informatie binnen via onze zintuigen: impressies of percepties → alle losse
informatie doen we samen tot enkelvoudige ideeën: kleur, vorm → meerdere
enkelvoudige ideeën worden samen gevoegd tot complexe ideeën: vorm, kleur, ect.