Hoofdstuk 14: Chemie van het leven
14.1 De cel
- Het vermogen tot celdeling en het doorgeven van het genetisch materiaal
- Het vermogen om energie vrij te maken uit verbindingen
- Het kunnen maken van verbindingen die nodig zijn voor voortbestaan
DNA -> het materiaal in de celkern waarin de erfelijke informatie ligt opgeslagen
Cytoplasma -> inhoud van een cel met uitzondering van de celkern, het celmembraan en eventuele
celwand.
Membranen -> dun vliesje waarmee celorganellen en cellen van elkaar worden gescheiden.
- Fosfolipiden -> hydrofiele kop met hydrofobe staart
Transport over het celmembraan
- Diffusie/passief transport -> concentratieverschil, kleine ongeladen moleculen
- Transporteiwit
- Actief transport -> tegen concentratieverschil in naar de andere zijde -> transporteiwit en
ATP
14.2 Koolhydraten
Structuur van koolhydraten
- Cn(H2O)m
- Groot aantal OH-groepen
- Ringstructuren
Monosachariden
- 1 ringstructuur
Disachariden
- 2 ringstructuren
Polysachariden
- Lange ketens van aan elkaar gekoppelde ringstructuren
Functies van koolhydraten
Monosachariden
- Lossen goed op in water -> veel OH-groepen
- Snelle suikers -> lossen op in bloed en kunnen snel worden vervoerd en afgebroken
- Functie in dierlijke cellen is snelle energielevering tijdens grote fysieke inspanning
Mono- en disachariden die goed oplosbaar zijn in water, kunnen in groente en fruit ook een functie
hebben voor energieopslag
Di- en polysachariden
- Langzame suikers -> wordt opgeslagen in de vorm van glycogeen
Polysachariden hebben een belangrijke rol als bouwstof
14.1 De cel
- Het vermogen tot celdeling en het doorgeven van het genetisch materiaal
- Het vermogen om energie vrij te maken uit verbindingen
- Het kunnen maken van verbindingen die nodig zijn voor voortbestaan
DNA -> het materiaal in de celkern waarin de erfelijke informatie ligt opgeslagen
Cytoplasma -> inhoud van een cel met uitzondering van de celkern, het celmembraan en eventuele
celwand.
Membranen -> dun vliesje waarmee celorganellen en cellen van elkaar worden gescheiden.
- Fosfolipiden -> hydrofiele kop met hydrofobe staart
Transport over het celmembraan
- Diffusie/passief transport -> concentratieverschil, kleine ongeladen moleculen
- Transporteiwit
- Actief transport -> tegen concentratieverschil in naar de andere zijde -> transporteiwit en
ATP
14.2 Koolhydraten
Structuur van koolhydraten
- Cn(H2O)m
- Groot aantal OH-groepen
- Ringstructuren
Monosachariden
- 1 ringstructuur
Disachariden
- 2 ringstructuren
Polysachariden
- Lange ketens van aan elkaar gekoppelde ringstructuren
Functies van koolhydraten
Monosachariden
- Lossen goed op in water -> veel OH-groepen
- Snelle suikers -> lossen op in bloed en kunnen snel worden vervoerd en afgebroken
- Functie in dierlijke cellen is snelle energielevering tijdens grote fysieke inspanning
Mono- en disachariden die goed oplosbaar zijn in water, kunnen in groente en fruit ook een functie
hebben voor energieopslag
Di- en polysachariden
- Langzame suikers -> wordt opgeslagen in de vorm van glycogeen
Polysachariden hebben een belangrijke rol als bouwstof