Hoofdstuk 11 Voeding en vertering
Voedingspatronen
- De Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) geeft per voedingsstof een advies over de dagelijkse
consumptie. Dat is de aanbevolen dagelijkse hoeveelheid of ADH. Deze adviezen zijn
gemiddelden. Het kan zijn dat jij meer of minder nodig hebt. Wat een gezonde hoeveelheid
voedsel per dag is, hangt af van de persoon en zijn activiteiten.
- Voor de energierijke voedingsstoffen (koolhydraten, vetten en eiwitten) geeft de WHO de
percentages van de energiebehoefte. Daarmee kun je berekenen hoeveel van deze stoffen je
nodig hebt.
- Eet je regelmatig meer dan de richtlijnen van de WHO en beweeg je matig, dan nemen je
gewicht en omvang toe. Doordat voedsel overal beschikbaar is, is in westerse landen de
welvaartsziekte obesitas een probleem. Je BMI (Body Mass Index) is te hoog.
- Bij mensen beïnvloedt DNA de omvang. Er zijn allelen die het eetgedrag beïnvloeden. De eiwitten
waarvoor deze allelen coderen, leggen verbindingen tussen zenuwcellen in de hersenen,
betrokken bij het hongergevoel. Dat beïnvloedt de voedselconsumptie.
- Overmatig gebruik van zout is ook schadelijk: te veel zout leidt tot een hogere bloeddruk. Hart-
en vaatziekten kunnen het gevolg zijn.
- Gezondheidsproblemen kunnen ook ontstaan door en tekort aan bepaalde vitaminen of
mineralen. Hierdoor kan een gebrekziekte ontstaan. Eet je bijvoorbeeld te weinig ijzerzouten,
dan maakt je lichaam te weinig hemoglobine, waardoor je bloed te weinig O 2 vervoert. Je hebt
dan bloedarmoede en bent snel moe. Krijg je bijvoorbeeld te weinig vitamine A, dan kan
nachtblindheid ontstaan.
Groepen voedingsstoffen
- Je eet omdat het lekker is en je voedingsstoffen nodig hebt om je lichaam goed te laten
functioneren. Voedingsmiddelen bevatten de volgende voedingsstoffen:
1. Koolhydraten -> dienen als brandstof. Zij leveren energie in de vorm van ATP. Je cellen
gebruiken koolhydraten ook als bouwstof. Het koolhydraat glycogeen is een reservestof.
2. Vetten -> hebben een functie als brandstof, als bouwstof voor membranen en hormonen en
dienen als warmte-isolatie. Je lichaam slaat vetten onder andere op onder de huid, als
reservestof.
3. Eiwitten -> zijn bouwstoffen, bijvoorbeeld voor spiereiwitten, Hb en antistoffen. Je gebruikt
eiwitten ook als brandstof. Je kunt ze niet opslaan.
4. Water -> is een bouwstof voor je cellen. Water is ook transportmiddel (bloedplasma),
oplosmiddel en warmtebuffer (houdt lichaamswarmte vast).
5. Mineralen -> hebben een functie als bouwstof en spelen een rol bij verschillende processen
in je lichaam. Typen en hoeveelheden mineralen variëren per voedingsmiddel.
6. Vitaminen -> zijn essentiële voedingsstoffen die het lichaam in kleine hoeveelheden
gebruikt: enkele mg per dag of soms nog minder. Net als mineralen zijn vitaminen
regelstoffen/beschermende stoffen. Ze dragen bij om het lichaam optimaal te laten
functioneren en helpen ziekten te voorkomen.
Goede darmwerking
- Bepaalde koolhydraten in het voedsel, zoals cellulose en pectine, kun je niet verteren. Dit zijn
voedingsvezels -> onverteerbare plantaardige koolhydraatmoleculen. Hun functie is onder
andere het stimuleren van de darmperistaltiek, de samentrekkingen van de spieren van het
darmkanaal, en daarmee een goede doorstroming van de voedselresten in je darmkanaal.
Voedingsvezels nemen veel water op zodat het volume van de darminhoud toeneemt en de
, ontlasting structuur krijgt en soepel blijft. Eet je te weinig van deze koolhydraten, dan krijg je last
van verstopping (obstipatie).
Andere stoffen in je voeding
- Een voedingsmiddel bestaat vaak niet alleen uit voedingsstoffen en voedingsvezels. Op verpakte
voedingsmiddel staan ook conserveringsmiddelen en kleur-, geur- en smaakstoffen vermeld. Al
deze stoffen zijn goedgekeurd door de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) en
hebben een E-nummer gekregen. Het zijn additieven -> stoffen die zijn toegevoegd om het
voedingsmiddel aantrekkelijker of langer houdbaar te maken. Alleen in grote hoeveelheden zijn
sommige stoffen schadelijk. Om problemen te voorkomen is van veel additieven de maximale
hoeveelheid bepaald die je per dag per kg lichaamsgewicht zonder problemen kunt eten. Dit is
de ADI, de aanvaardbare dagelijkse inname.
Heftige reacties op voedingsstoffen
- Een voedselallergie -> een heftige reactie op een normale voedingsstof. Het immuunsysteem
reageert (heel) sterk op bijvoorbeeld melkproducten, pinda's of gluten. Eet je deze
voedingsmiddelen, dan komt in het lichaam de stof histamine vrij. Slijmvliezen zetten op en
bloedvaten verwijden. Dit kan onder andere leiden tot benauwdheid, jeuk en bultjes op de huid.
Problemen zijn te voorkomen door contact met bepaalde producten te vermijden. Allergie komt
in de westerse wereld vaker voor dan vroeger. Oorzaken hiervan zijn onder andere de sterk
toegenomen hygiëne en de bewerking van de voedingsmiddelen die we eten.
Verkleinen en verteren
- De reis van alles wat je eet begint in je mond. Je eet een boterham en je kiezen malen het brood
in kleine stukjes. Deze mechanische verkleining maakt de vertering van je voeding
gemakkelijker. Al die kleine stukken hebben samen een groot oppervlak. Enzymen in
verteringssappen breken de voedingsstoffen, die te groot zijn om op te nemen, af tot
opneembare moleculen. De afbraak van macromoleculen uit je voeding door enzymen heet
chemische vertering.
Transport van voedsel
- Spieren in de wand van je maag-darmkanaal duwen de
voedselbrokken naar beneden en kneden het voedsel ->
darmperistaltiek. Door spierbewegingen trekken lengtespieren
voor de voedselbrok samen, waardoor er ruimte ontstaat.
- Daarna trekken kringspieren achter het voedsel samen. De
voedselbrok schuift een eindje verder en de lengte- en de
kringspieren ontspannen. Andere lengtespieren voor de
voedselbrok trekken samen, de darm verwijdt opnieuw en het
proces herhaalt zich.
Organen betrokken bij de vertering
- De vertering van je eten vindt in stappen plaats in verschillende organen met behulp van
verschillende enzymen uit diverse verteringssappen.
- Door het kauwen kunnen de enzymen uit het speeksel de voedingsstoffen in de boterham in je
mond beter bereiken. Er zijn zes grote speekselklieren. Daarnaast zijn er heel veel kleinere
speekselkliertjes, die in de wangen en in het slijmvlies onder de tong liggen. Samen maken zij
meer dan 1 L speeksel per dag. Speeksel bevat onder andere:
1. Het enzym amylase dat zetmeelmoleculen in het brood afbreekt;
2. Slijm waardoor je voedselbrokken makkelijker kunt doorslikken;
Voedingspatronen
- De Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) geeft per voedingsstof een advies over de dagelijkse
consumptie. Dat is de aanbevolen dagelijkse hoeveelheid of ADH. Deze adviezen zijn
gemiddelden. Het kan zijn dat jij meer of minder nodig hebt. Wat een gezonde hoeveelheid
voedsel per dag is, hangt af van de persoon en zijn activiteiten.
- Voor de energierijke voedingsstoffen (koolhydraten, vetten en eiwitten) geeft de WHO de
percentages van de energiebehoefte. Daarmee kun je berekenen hoeveel van deze stoffen je
nodig hebt.
- Eet je regelmatig meer dan de richtlijnen van de WHO en beweeg je matig, dan nemen je
gewicht en omvang toe. Doordat voedsel overal beschikbaar is, is in westerse landen de
welvaartsziekte obesitas een probleem. Je BMI (Body Mass Index) is te hoog.
- Bij mensen beïnvloedt DNA de omvang. Er zijn allelen die het eetgedrag beïnvloeden. De eiwitten
waarvoor deze allelen coderen, leggen verbindingen tussen zenuwcellen in de hersenen,
betrokken bij het hongergevoel. Dat beïnvloedt de voedselconsumptie.
- Overmatig gebruik van zout is ook schadelijk: te veel zout leidt tot een hogere bloeddruk. Hart-
en vaatziekten kunnen het gevolg zijn.
- Gezondheidsproblemen kunnen ook ontstaan door en tekort aan bepaalde vitaminen of
mineralen. Hierdoor kan een gebrekziekte ontstaan. Eet je bijvoorbeeld te weinig ijzerzouten,
dan maakt je lichaam te weinig hemoglobine, waardoor je bloed te weinig O 2 vervoert. Je hebt
dan bloedarmoede en bent snel moe. Krijg je bijvoorbeeld te weinig vitamine A, dan kan
nachtblindheid ontstaan.
Groepen voedingsstoffen
- Je eet omdat het lekker is en je voedingsstoffen nodig hebt om je lichaam goed te laten
functioneren. Voedingsmiddelen bevatten de volgende voedingsstoffen:
1. Koolhydraten -> dienen als brandstof. Zij leveren energie in de vorm van ATP. Je cellen
gebruiken koolhydraten ook als bouwstof. Het koolhydraat glycogeen is een reservestof.
2. Vetten -> hebben een functie als brandstof, als bouwstof voor membranen en hormonen en
dienen als warmte-isolatie. Je lichaam slaat vetten onder andere op onder de huid, als
reservestof.
3. Eiwitten -> zijn bouwstoffen, bijvoorbeeld voor spiereiwitten, Hb en antistoffen. Je gebruikt
eiwitten ook als brandstof. Je kunt ze niet opslaan.
4. Water -> is een bouwstof voor je cellen. Water is ook transportmiddel (bloedplasma),
oplosmiddel en warmtebuffer (houdt lichaamswarmte vast).
5. Mineralen -> hebben een functie als bouwstof en spelen een rol bij verschillende processen
in je lichaam. Typen en hoeveelheden mineralen variëren per voedingsmiddel.
6. Vitaminen -> zijn essentiële voedingsstoffen die het lichaam in kleine hoeveelheden
gebruikt: enkele mg per dag of soms nog minder. Net als mineralen zijn vitaminen
regelstoffen/beschermende stoffen. Ze dragen bij om het lichaam optimaal te laten
functioneren en helpen ziekten te voorkomen.
Goede darmwerking
- Bepaalde koolhydraten in het voedsel, zoals cellulose en pectine, kun je niet verteren. Dit zijn
voedingsvezels -> onverteerbare plantaardige koolhydraatmoleculen. Hun functie is onder
andere het stimuleren van de darmperistaltiek, de samentrekkingen van de spieren van het
darmkanaal, en daarmee een goede doorstroming van de voedselresten in je darmkanaal.
Voedingsvezels nemen veel water op zodat het volume van de darminhoud toeneemt en de
, ontlasting structuur krijgt en soepel blijft. Eet je te weinig van deze koolhydraten, dan krijg je last
van verstopping (obstipatie).
Andere stoffen in je voeding
- Een voedingsmiddel bestaat vaak niet alleen uit voedingsstoffen en voedingsvezels. Op verpakte
voedingsmiddel staan ook conserveringsmiddelen en kleur-, geur- en smaakstoffen vermeld. Al
deze stoffen zijn goedgekeurd door de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) en
hebben een E-nummer gekregen. Het zijn additieven -> stoffen die zijn toegevoegd om het
voedingsmiddel aantrekkelijker of langer houdbaar te maken. Alleen in grote hoeveelheden zijn
sommige stoffen schadelijk. Om problemen te voorkomen is van veel additieven de maximale
hoeveelheid bepaald die je per dag per kg lichaamsgewicht zonder problemen kunt eten. Dit is
de ADI, de aanvaardbare dagelijkse inname.
Heftige reacties op voedingsstoffen
- Een voedselallergie -> een heftige reactie op een normale voedingsstof. Het immuunsysteem
reageert (heel) sterk op bijvoorbeeld melkproducten, pinda's of gluten. Eet je deze
voedingsmiddelen, dan komt in het lichaam de stof histamine vrij. Slijmvliezen zetten op en
bloedvaten verwijden. Dit kan onder andere leiden tot benauwdheid, jeuk en bultjes op de huid.
Problemen zijn te voorkomen door contact met bepaalde producten te vermijden. Allergie komt
in de westerse wereld vaker voor dan vroeger. Oorzaken hiervan zijn onder andere de sterk
toegenomen hygiëne en de bewerking van de voedingsmiddelen die we eten.
Verkleinen en verteren
- De reis van alles wat je eet begint in je mond. Je eet een boterham en je kiezen malen het brood
in kleine stukjes. Deze mechanische verkleining maakt de vertering van je voeding
gemakkelijker. Al die kleine stukken hebben samen een groot oppervlak. Enzymen in
verteringssappen breken de voedingsstoffen, die te groot zijn om op te nemen, af tot
opneembare moleculen. De afbraak van macromoleculen uit je voeding door enzymen heet
chemische vertering.
Transport van voedsel
- Spieren in de wand van je maag-darmkanaal duwen de
voedselbrokken naar beneden en kneden het voedsel ->
darmperistaltiek. Door spierbewegingen trekken lengtespieren
voor de voedselbrok samen, waardoor er ruimte ontstaat.
- Daarna trekken kringspieren achter het voedsel samen. De
voedselbrok schuift een eindje verder en de lengte- en de
kringspieren ontspannen. Andere lengtespieren voor de
voedselbrok trekken samen, de darm verwijdt opnieuw en het
proces herhaalt zich.
Organen betrokken bij de vertering
- De vertering van je eten vindt in stappen plaats in verschillende organen met behulp van
verschillende enzymen uit diverse verteringssappen.
- Door het kauwen kunnen de enzymen uit het speeksel de voedingsstoffen in de boterham in je
mond beter bereiken. Er zijn zes grote speekselklieren. Daarnaast zijn er heel veel kleinere
speekselkliertjes, die in de wangen en in het slijmvlies onder de tong liggen. Samen maken zij
meer dan 1 L speeksel per dag. Speeksel bevat onder andere:
1. Het enzym amylase dat zetmeelmoleculen in het brood afbreekt;
2. Slijm waardoor je voedselbrokken makkelijker kunt doorslikken;