,
, Leerdoelen les 1
1.1 De verschillende perspectieven op gezondheid beschrijven
Hippocrates: Ziekte ontstaat door een verstoord evenwicht van vier lichaamsvloeistoffen, de zogenaamde
humores.
Galenus: Alle ziekten hebben een lichamelijke of pathologische basis.
Vroege middeleeuwen: Gezondheid werd vooral gezien als iets dat met geloof en spiritualiteit te maken had.
Descartes (17e eeuw): Lichaam en geest zijn aparte eenheden, maar beïnvloeden elkaar wel. Dit idee
noemen we dualisme.
Biomedisch model (diagnose-receptmodel):
Ziekten en symptomen hebben een duidelijke lichamelijke oorzaak. Als deze oorzaak wordt weggenomen,
verdwijnen de symptomen en keert de gezondheid terug. Dit model kijkt vooral naar lichamelijke aspecten
en laat weinig ruimte voor gevoelens of persoonlijke beleving. Het wordt ook reductionistisch genoemd;
gezondheid betekent hier vooral het ontbreken van ziekte.
Biopsychosociaal model (WHO):
Ziekten worden verklaard door een combinatie van lichamelijke, psychologische, sociale en culturele
factoren. Het model kijkt naar de beleving van gezondheid, zoals hoe iemand zich voelt, maar ook naar de
sociale en culturele context. Dit model biedt een complex en veelzijdig beeld van gezondheid (WHO, 2024).
Machteld Huber:
Gezondheid is het vermogen om met lichamelijke, emotionele en sociale uitdagingen om te gaan en zelf
regie te houden over het leven.
1.2 De zes dimensies van positieve gezondheid begrijpen
1. Lichaamsfuncties: Medische feiten, lichamelijke klachten, energie, functioneren. ("Ik voel me gezond")
2. Mentale functies/beleving: Emoties, zelfvertrouwen, veerkracht, cognitief functioneren. ("Ik voel me
vrolijk")
3. Spiritueel/existentieel: Zingeving, doelen, toekomstperspectief. ("Ik heb vertrouwen in mijn toekomst")
4. Kwaliteit van leven: Welbevinden, geluk, levenslust. ("Ik geniet van mijn leven")
5. Sociaal-maatschappelijke participatie: Contacten, relaties, maatschappelijk betrokken zijn. ("Ik heb goed
contact met anderen")
6. Dagelijks functioneren: Zelfzorg, werkvermogen, ADL-vaardigheden. ("Ik kan goed voor mezelf zorgen")
, 1.3 Uitleggen wat positieve gezondheid inhoudt
Gezondheid is niet alleen het ontbreken van ziekte, maar ook het vermogen om goed om te gaan met uitdagingen
in het leven en zelf keuzes te maken. Vooral de dimensies kwaliteit van leven en dagelijks functioneren zijn
belangrijk voor een gezonde leefstijl (Huber, 2024).
1.4 Sociale verschillen in ziekte en gezondheid beschrijven
De omgeving en sociale factoren beïnvloeden gezondheid sterk. Gezondheidsverschillen zijn zichtbaar tussen
verschillende landen en groepen.
Ze worden beïnvloed door:
Slecht drinkwater, slechte voeding, beperkte toegang tot zorg.
Sociaaleconomische status (SES), uitgedrukt in opleiding, beroep en inkomen:
o Opleiding: bepaalt vaardigheden en kennis, beïnvloedt gezondheid.
o Beroep: sommige banen zijn ongezond door arbeidsomstandigheden.
o Inkomen: meer inkomen betekent betere toegang tot gezonde middelen.
Etniciteit: beïnvloedt gezondheid door sociale uitsluiting of discriminatie.
Omgeving: fysieke en sociale omstandigheden beïnvloeden leefstijl, stress en gezondheid direct (Rousseau,
2024).
Sociale achterstanden
Mensen in achterstandswijken hebben kortere levensverwachting door lagere SES.
Sociale veroorzakingsmodel: lage SES leidt tot slechte gezondheid.
Sociale drift-model: slechte gezondheid kan leiden tot lagere SES.
Premature mortaliteit: eerder overlijden door slechte leefstijl en stress.
Verklaringen sociale ongelijkheid:
Slechte toegang tot zorg of gebruik ervan.
Fysieke omgeving: slechte huisvesting, vervuiling, gevaarlijke werkplek.
Sociale omgeving: weinig sociale steun of integratie.
Stress in jeugd en volwassenheid, financiële zorgen (Miller & Wong, 2024).
1.5 Psychologische variabelen en ongezond gedrag beschrijven
Mediator- en moderatorvariabelen: beïnvloeden hoe gedrag tot gezondheidsproblemen leidt.
Distale invloeden: indirecte oorzaken zoals cultuur of SES.
Proximale invloeden: directe oorzaken zoals stress of slechte gewoonten.
Gezondheidsbevorderend gedrag: alles wat je doet om ziekte te voorkomen of gezond te blijven (Kasl &
Cobb, 1966; Harris & Guten, 1979).
Gedragsmatige pathogenen: schadelijk gedrag.
Gedragsmatige immunogenen: bevorderlijk gedrag (Matarazzo, 1984; Johnson, 2024).