Een inleiding in het privaatrecht
§1.1 Het onderscheid tussen privaatrecht en publiekrecht
Het onderscheid tussen privaatrecht en publiekrecht wordt besproken aan de hand van
de volgende drie criteria:
a) De subjecten die een rol spelen.
b) Het belang dat gediend wordt.
c) De wijze van handhaving van de regels.
Privaatrecht Publiekrecht
Subjecten die een rol spelen Relatie tussen burgers Relatie tussen overheid en
onderling. een of meer burgers.
Het belang dat gediend wordt Regelt het algemeen Regelt de belangen de
belang. afzonderlijke burgers
waarbij dan het particulier
belang voor op staat.
De wijze van handhaving van Het initiatief van Het initiatief van
de regels handhaving wordt aan de handhaving ligt bij de
betrokken individuen zelf overheid.
overgelaten.
Tot het publiekrecht worden gerekend:
- Regels die de inrichting betreDen van de overheid (staat, provincie, gemeente
enz.). Dit is staatrecht.
- Regels op grond waarvan de overheid mag ingrijpen in de levenssfeer van de
burgers ter regeling van de samenleving (vergunningen, subsidies,
woonruimtevorderingen enz.). Dit is administratief of bestuursrecht.
- Regels die aangeven welke gedragingen strafbaar zijn en welke straDen daarvoor
door de rechter kunnen worden opgelegd. Dit is strafrecht.
§1.2 Het onderscheid tussen materieel privaatrecht en formeel privaatrecht
Deze indeling kennen we ook bij materieel publiekrecht en formeel publiekrecht.
Het materieel recht heeft betrekking op de inhoud van het recht. Het betreft de regels
die aan personen rechten en plichten toekennen. Voorbeeld: Jan verkoopt zijn auto aan
Piet. De regels die aangeven dat Jan recht heeft op betaling van de koopprijs (art. 7:26
BW) en dat Jan verplicht is de eigendom van de auto over te dragen aan Piet (art. 7:9
BW).
Andere voorbeelden van materieel privaatrecht:
- Art. 1:82 BW
- Art. 3:216 BW
- Art. 5:39 BW
,De (geschreven) regels zijn te vinden in het Burgerlijk Wetboek en afzonderlijke wetten
zoals de Faillissementswet, de Auteurswet 1912 en Wetboek van Koophandel (1838).
Het formeel privaatrecht of het burgerlijk procesrecht geeft aan op welke wijze men het
materiële privaatrecht kan verwezenlijken.
Om even terug te gaan naar het voorbeeld, de koopovereenkomst, welke stappen kan
Jan ondernemen als Piet weigerachtig blijft de koopprijs te betalen. Dit behoort tot het
formele recht.
De regels van het formele privaatrecht zijn te vinden in het Wetboek van Burgerlijke
Rechtsvordering (Rv) (1838), de Wet op de Rechterlijke organisatie (RO) (1827) en diverse
andere wetten zoals de Faillissementswet, de Wet op de rechtsbijstand en de
Advocatenwet.
Regels van regelend recht (aanvullend recht) zijn regels die door de wetgevers zijn
opgesteld om in bepaalde situaties te gelden, voor zover niets anders is geregeld.
Regels van regelend recht zijn rechtsregels waarvan kan worden afgeweken. Regels van
dwingend recht zijn regels die door de wetgever zijn opgesteld en waarvan niet mag
worden afgeweken.
Voorbeeld van dwingend recht is art. 7:667 lid 7 BW.
Voorbeeld van regelend recht is art. 6:6 lid 1 BW.
,Een inleiding van het vermogensrecht
§2.1 Ontstaansgeschiedenis, indeling en systematiek van het BW
Op 25 april 1947 ontving prof. Meneer E.M. Meijers, hoogleraar burgerlijke recht te
Leiden, de opdracht een nieuw Burgerlijk Wetboek te onderwerpen. Argumenten die
werden aangevoerd voor het nieuwe Burgerlijk Wetboek waren:
- De onoverzichtelijkheid van de verspreiding van het privaatrecht over twee
wetboeken (Burgerlijk Wetboek en het Wetboek van Koophandel).
- De sterke veroudering van het BW van 1838.
- De invloeden van de maatschappelijke ontwikkelingen sinds 1838.
43 jaar later werden de boeken 3,5 6 en een gedeelte van 7 op 20 februari 1990
vastgesteld, die in 1992 zouden worden ingevoerd. De boeken 1 en 2 waren reeds in
werking getreden in 1970 en 1976. Boek 8 in 1991.
De schematische indeling van het BW:
Personenrecht à Boek 1: Personen- en familierecht
à Boek 2: Rechtspersonen
Vermogensrecht
1. Algemeen deel à Boek 3: Vermogensrecht in het algemeen
2. Bijzonder deel à Boek 4: Erfrecht
à Boek 5: Zakelijke rechten
à Boek 6: Algemeen gedeelte van het verbintenissenrecht
à Boek 7: Bijzondere overeenkomsten
à Boek 8: Verkeersmiddelen en vervoer
à Boek 9: Gereserveerd voor de intellectuele eigendomsrechten
à Boek 10: Internationaal privaatrecht
Het burgerlijk Wetboek bestaat uit twee hoofdprincipes:
a) Het onderscheid personenrecht en vermogensrecht.
b) Binnen het vermogensrecht het onderscheid in algemeen en een bijzonder deel.
Het personenrecht valt uiteen in twee rechtsgebieden:
- Het personenrecht in enge zin
- Het rechtspersonenrecht
We kennen twee soorten personen. Natuurlijke personen en rechtspersonen. Ook wel
samen rechtssubjecten genoemd. Ze zijn beide drager van subjectieve rechten en
plichten.
De mens is een natuurlijk persoon à boek 1 staan alle regels die alleen betrekking
hebben op mensen (natuurlijke personen). We spreken hier van het personenrecht in
enge zin.
Personenrecht in enge zin en familierecht zijn nauw met elkaar verbonden.
, Een rechtspersoon is te omschrijven als een door mensen in het leven geroepen
organisatie die een bepaalde status heeft, waardoor zij bevoegdheid heeft om in het
rechtsverkeer als eenheid te functioneren.
De privaatrechtelijke rechtspersonen zijn: de naamloze vennootschap, de besloten
vennootschap, de vereniging, de stichting, de onderlinge waarborgmaatschappij en de
coöperatieve vereniging.
De publiekrechtelijke rechtspersonen: de staat, de provincie, de gemeente en de
waterschappen.
De derde categorie noemen we de kerkgenootschappen.
Het rechtspersonenrecht wordt samen met het personenrecht in enge zin, het
personenrecht in ruime zin genoemd.
Het vermogensrecht onderscheidt men in een algemeen en een bijzonder deel. Het
algemeen deel vinden we in boek 3 en de bijzondere delen vinden we in de boeken 4 tot
en met 9.
Het wetboek is gemaakt van algemeen naar bijzonder à een gelaagde structuur. Deze
structuur komt niet alleen tot uiting in de gemaakte indeling in boeken, maar ook binnen
de boeken, titels en afdelingen. We spreken ook wel van een piramidale opbouw.
Rechtshandeling: een rechtsfeit dat bij het ontstaan en tenietgaan van alle soorten
vermogensbestanddelen een rol kan spelen.
Schakelbepalingen zijn bepalingen die regelingen van overeenkomstige toepassing
verklaren op rechtsbetrekkingen waarvoor zij naar de letter niet zijn geschreven.
Voorbeelden van schakelbepalingen van overeenkomstige toepassing buiten het
vermogensrecht:
- Art. 3:15 BW
- Art. 3:59 BW
- Art. 3:326 BW
§1.1 Het onderscheid tussen privaatrecht en publiekrecht
Het onderscheid tussen privaatrecht en publiekrecht wordt besproken aan de hand van
de volgende drie criteria:
a) De subjecten die een rol spelen.
b) Het belang dat gediend wordt.
c) De wijze van handhaving van de regels.
Privaatrecht Publiekrecht
Subjecten die een rol spelen Relatie tussen burgers Relatie tussen overheid en
onderling. een of meer burgers.
Het belang dat gediend wordt Regelt het algemeen Regelt de belangen de
belang. afzonderlijke burgers
waarbij dan het particulier
belang voor op staat.
De wijze van handhaving van Het initiatief van Het initiatief van
de regels handhaving wordt aan de handhaving ligt bij de
betrokken individuen zelf overheid.
overgelaten.
Tot het publiekrecht worden gerekend:
- Regels die de inrichting betreDen van de overheid (staat, provincie, gemeente
enz.). Dit is staatrecht.
- Regels op grond waarvan de overheid mag ingrijpen in de levenssfeer van de
burgers ter regeling van de samenleving (vergunningen, subsidies,
woonruimtevorderingen enz.). Dit is administratief of bestuursrecht.
- Regels die aangeven welke gedragingen strafbaar zijn en welke straDen daarvoor
door de rechter kunnen worden opgelegd. Dit is strafrecht.
§1.2 Het onderscheid tussen materieel privaatrecht en formeel privaatrecht
Deze indeling kennen we ook bij materieel publiekrecht en formeel publiekrecht.
Het materieel recht heeft betrekking op de inhoud van het recht. Het betreft de regels
die aan personen rechten en plichten toekennen. Voorbeeld: Jan verkoopt zijn auto aan
Piet. De regels die aangeven dat Jan recht heeft op betaling van de koopprijs (art. 7:26
BW) en dat Jan verplicht is de eigendom van de auto over te dragen aan Piet (art. 7:9
BW).
Andere voorbeelden van materieel privaatrecht:
- Art. 1:82 BW
- Art. 3:216 BW
- Art. 5:39 BW
,De (geschreven) regels zijn te vinden in het Burgerlijk Wetboek en afzonderlijke wetten
zoals de Faillissementswet, de Auteurswet 1912 en Wetboek van Koophandel (1838).
Het formeel privaatrecht of het burgerlijk procesrecht geeft aan op welke wijze men het
materiële privaatrecht kan verwezenlijken.
Om even terug te gaan naar het voorbeeld, de koopovereenkomst, welke stappen kan
Jan ondernemen als Piet weigerachtig blijft de koopprijs te betalen. Dit behoort tot het
formele recht.
De regels van het formele privaatrecht zijn te vinden in het Wetboek van Burgerlijke
Rechtsvordering (Rv) (1838), de Wet op de Rechterlijke organisatie (RO) (1827) en diverse
andere wetten zoals de Faillissementswet, de Wet op de rechtsbijstand en de
Advocatenwet.
Regels van regelend recht (aanvullend recht) zijn regels die door de wetgevers zijn
opgesteld om in bepaalde situaties te gelden, voor zover niets anders is geregeld.
Regels van regelend recht zijn rechtsregels waarvan kan worden afgeweken. Regels van
dwingend recht zijn regels die door de wetgever zijn opgesteld en waarvan niet mag
worden afgeweken.
Voorbeeld van dwingend recht is art. 7:667 lid 7 BW.
Voorbeeld van regelend recht is art. 6:6 lid 1 BW.
,Een inleiding van het vermogensrecht
§2.1 Ontstaansgeschiedenis, indeling en systematiek van het BW
Op 25 april 1947 ontving prof. Meneer E.M. Meijers, hoogleraar burgerlijke recht te
Leiden, de opdracht een nieuw Burgerlijk Wetboek te onderwerpen. Argumenten die
werden aangevoerd voor het nieuwe Burgerlijk Wetboek waren:
- De onoverzichtelijkheid van de verspreiding van het privaatrecht over twee
wetboeken (Burgerlijk Wetboek en het Wetboek van Koophandel).
- De sterke veroudering van het BW van 1838.
- De invloeden van de maatschappelijke ontwikkelingen sinds 1838.
43 jaar later werden de boeken 3,5 6 en een gedeelte van 7 op 20 februari 1990
vastgesteld, die in 1992 zouden worden ingevoerd. De boeken 1 en 2 waren reeds in
werking getreden in 1970 en 1976. Boek 8 in 1991.
De schematische indeling van het BW:
Personenrecht à Boek 1: Personen- en familierecht
à Boek 2: Rechtspersonen
Vermogensrecht
1. Algemeen deel à Boek 3: Vermogensrecht in het algemeen
2. Bijzonder deel à Boek 4: Erfrecht
à Boek 5: Zakelijke rechten
à Boek 6: Algemeen gedeelte van het verbintenissenrecht
à Boek 7: Bijzondere overeenkomsten
à Boek 8: Verkeersmiddelen en vervoer
à Boek 9: Gereserveerd voor de intellectuele eigendomsrechten
à Boek 10: Internationaal privaatrecht
Het burgerlijk Wetboek bestaat uit twee hoofdprincipes:
a) Het onderscheid personenrecht en vermogensrecht.
b) Binnen het vermogensrecht het onderscheid in algemeen en een bijzonder deel.
Het personenrecht valt uiteen in twee rechtsgebieden:
- Het personenrecht in enge zin
- Het rechtspersonenrecht
We kennen twee soorten personen. Natuurlijke personen en rechtspersonen. Ook wel
samen rechtssubjecten genoemd. Ze zijn beide drager van subjectieve rechten en
plichten.
De mens is een natuurlijk persoon à boek 1 staan alle regels die alleen betrekking
hebben op mensen (natuurlijke personen). We spreken hier van het personenrecht in
enge zin.
Personenrecht in enge zin en familierecht zijn nauw met elkaar verbonden.
, Een rechtspersoon is te omschrijven als een door mensen in het leven geroepen
organisatie die een bepaalde status heeft, waardoor zij bevoegdheid heeft om in het
rechtsverkeer als eenheid te functioneren.
De privaatrechtelijke rechtspersonen zijn: de naamloze vennootschap, de besloten
vennootschap, de vereniging, de stichting, de onderlinge waarborgmaatschappij en de
coöperatieve vereniging.
De publiekrechtelijke rechtspersonen: de staat, de provincie, de gemeente en de
waterschappen.
De derde categorie noemen we de kerkgenootschappen.
Het rechtspersonenrecht wordt samen met het personenrecht in enge zin, het
personenrecht in ruime zin genoemd.
Het vermogensrecht onderscheidt men in een algemeen en een bijzonder deel. Het
algemeen deel vinden we in boek 3 en de bijzondere delen vinden we in de boeken 4 tot
en met 9.
Het wetboek is gemaakt van algemeen naar bijzonder à een gelaagde structuur. Deze
structuur komt niet alleen tot uiting in de gemaakte indeling in boeken, maar ook binnen
de boeken, titels en afdelingen. We spreken ook wel van een piramidale opbouw.
Rechtshandeling: een rechtsfeit dat bij het ontstaan en tenietgaan van alle soorten
vermogensbestanddelen een rol kan spelen.
Schakelbepalingen zijn bepalingen die regelingen van overeenkomstige toepassing
verklaren op rechtsbetrekkingen waarvoor zij naar de letter niet zijn geschreven.
Voorbeelden van schakelbepalingen van overeenkomstige toepassing buiten het
vermogensrecht:
- Art. 3:15 BW
- Art. 3:59 BW
- Art. 3:326 BW