Hoofdstuk 1 beschrijving praktijksituatie en de UBES-resultaten ..................................... 1
Hoofdstuk 2 literatuuronderzoek ........................................................................................ 3
Theoretisch kader ............................................................................................................ 3
Psychologische factoren die samenhangen met bevlogenheid ........................................ 3
Hoofdstuk 3 balanstabel en selectie van speerpunten ......................................................... 6
Geselecteerde speerpunten .............................................................................................. 7
Hoofdstuk 4 Behavior Change Techniques (BCT's)........................................................... 8
Hoofdstuk 5 Interventievoorstellen en evaluatie .............................................................. 10
Interventie 1 “Focus en Vaardigheid” .......................................................................... 10
Interventie 2 “Zinvol Werken” ..................................................................................... 10
Hoofdstuk 6: Evaluatie van de interventies ...................................................................... 12
Conclusie ....................................................................................................................... 13
Hoofdstuk 6 ethische reflectie .......................................................................................... 14
Literatuurlijst
,Hoofdstuk 1 beschrijving praktijksituatie en de UBES-resultaten
LHT is gespecialiseerd in technisch beheer van installaties in gebouwen, met een sterke
focus op duurzaamheid en innovatie. Het bedrijf telt ruim 200 medewerkers en is
gevestigd in X. De afdeling Technisch Beheer vormt de casus voor het onderzoek naar
bevlogenheid. Binnen deze afdeling is een toenemende diversiteit zichtbaar in motivatie,
betrokkenheid en prestatie. Signalen vanuit leidinggevenden en HR gaven aanleiding om
systematisch te onderzoeken in hoeverre medewerkers bevlogen zijn en welke
psychologische factoren daarin een rol spelen.
Als meetinstrument is gekozen voor de Utrechtse Bevlogenheidsschaal (UBES-17),
ontwikkeld door Schaufeli et al. (2003). Deze schaal meet drie componenten van
bevlogenheid: vitaliteit (energie en veerkracht), toewijding (betrokkenheid en
enthousiasme) en absorptie (het volledig opgaan in werk). Medewerkers van de afdeling
Technisch Beheer vulden de UBES-17 in, met in totaal 34 respondenten.
In het onderzoek zijn de scores op de drie dimensies van bevlogenheid vergeleken met
normgegevens van Schaufeli et al. (2008). De gemiddelde scores (schaal 1–6) waren als
volgt:
• Vitaliteit: 3,6
• Toewijding: 3,9
• Absorptie: 3,2
De standaarddeviatie op absorptie was relatief hoog (1,4), wat wijst op een grote
spreiding tussen medewerkers: sommigen raken volledig 'in flow' tijdens hun werk,
terwijl anderen moeite hebben met concentratie of taakgerichtheid. De uitkomsten zijn
gedeeld met het team tijdens een terugkoppeling met HR.
De urgentie om bevlogenheid te versterken wordt versterkt door externe drukfactoren.
Door de toenemende complexiteit van klantenprojecten, groeiende verwachtingen rond
duurzaamheid en personeelstekorten, komt de mentale belastbaarheid van medewerkers
1
, meer onder druk te staan. Tegelijkertijd biedt LHT een innovatieve en autonome
werkomgeving, wat juist ook kansen biedt voor het bevorderen van intrinsieke motivatie
en eigenaarschap.
Literatuurstudie ondersteunt het belang van bevlogenheid voor duurzame inzetbaarheid
en organisatieprestaties (Schaufeli et al., 2008). Bevlogen medewerkers zijn creatiever,
presteren beter en melden zich minder vaak ziek. Ook wordt bevlogenheid in verband
gebracht met klanttevredenheid, vooral in klantgerichte technische functies.
Opvallend is dat in gesprekken met leidinggevenden wordt erkend dat bevlogenheid soms
als vanzelfsprekend wordt gezien. Het risico bestaat dat medewerkers ‘op de
automatische piloot’ werken zonder voldoende uitdaging of reflectie. Dit bevestigt de
relevantie van amplitie: het actief versterken van positieve werkervaringen (Ouweneel et
al., 2009).
Er is tevens sprake van verschillen tussen functiegroepen. Uit kwalitatieve feedback blijkt
dat uitvoerende technici vaker hinder ervaren van planningsdruk, terwijl engineers juist
meer autonomie en zingeving ervaren. Dit wijst op het belang van maatwerk in
interventies en een diepgaand inzicht in wat individuele medewerkers drijft.
Conclusie: hoewel het algemene beeld van bevlogenheid redelijk positief is, laten de
cijfers en signalen zien dat vooral op het gebied van absorptie (flow) en zelfregie
verbetering mogelijk is. De combinatie van kwantitatieve metingen en kwalitatieve
feedback vormt een solide basis om gerichte psychologische interventies te ontwerpen.
2