Begrippen:
Regering: art. 42 GW = Koning en alle ministers
Parlement: Staten-Generaal = 1ste & 2de kamer = art. 51 GW
Kabinet: Alle ministers + alle staatssecretarissen
Ministerraad = art. 45 GW
Collega van B&W: art. 34 Gemw = Burgemeester + wettenhouders
Gedeputeerde staten: art. 34 PW provinciale staten kiezen gedeputeerde staten
1.1 De kandidaat beschrijft op centraal en decentraal niveau welke organen belast zijn met de
drie onderdelen van de trias politica (wetgeving, uitvoering (bestuur) en rechtspraak).
Trias politica
Scheiding der machten, de verdeling van de macht in Nederland. Dit is er om te
voorkomen dat één persoon of een groep alle macht krijgt. Het wordt verdeeld in
drie onderdelen;
Trias politica Centraal niveau Decentraal niveau Doel
(landelijk) (provincie en
gemeente)
Wetgevende Regering (Koning en Provincie: Provinciale Maakt de wetten
macht Ministers) en Staten- Staten
Generaal (Eerste en Gemeente:
Tweede kamer) gemeenteraad
Uitvoerende Regering (Ministers en Provincie: Voert de wetten
macht staatssecretarissen) Gedeputeerde Staten uit
en Commissaris van
de Koning
Gemeente: college
van B&W
Rechtsprekende Rechters Rechter op centraal Controleren of de
macht niveau. Er zijn geen wetten goed
rechters op worden nageleefd
decentraal niveau.
Alles dat een uitvoerende macht heeft, is een bestuursorgaan.
Regering wordt gevormd door de Koning en de minister; art. 42 GW
1.2 De kandidaat bepaalt voor een orgaan onder welke bestuurslaag (Rijk, provincie,
gemeente) dit valt.
Rijk Provincie Gemeente
Wetgevende Staten-Generaal Provinciale Staten Gemeenteraad
orgaan (1e en 2de kamer)
Uitvoerende Regering (Koning + Gedeputeerde College van B&W +
, orgaan ministers) Staten Burgemeester
Controlerende Raad van State, Hoge Provinciale Staten Gemeenteraad
orgaan Raad
De bestuurslagen zijn: Het Rijk, De Provincie en De Gemeente. Elk bestuurslaag heeft een
orgaan die voor de 3 triaspolitica machten zorgt.
1.3 De kandidaat beschrijft welke (semi)overheidsinstantie belast is met de uitvoering van
wetgeving of het treffen van een voorziening op een bepaald beleidsterrein.
Voert wetgeving uit rondom:
Werknemersverzekeringen (UWV)
Werknemersverzekeringen: WW, WIA, Ziektewet
Volksverzekeringen (SVB)
AOW, Kinderbijslag, Anw
Toeslagen (Belastingdienst)
Toeslagen (huur-, zorg-, kinderopvangtoeslag)
Studiefinanciering (DUO)
Studiefinanciering en onderwijsregelingen
Jeugdhulp en WMO (gemeente)
Zorg en welzijn (jeugd- en thuiszorg, hulpmiddelen)
Volkshuisvesting (woningbouwcorporaties)
Sociale huurwoningen bouwen en beheren.
Ondernemersklimaat (KvK)
Ondersteuning van ondernemers en beheer van het
Vreemdelingenbeleid (IND)
Verblijfsvergunningen
Rijvaardigheid (CBR)
Rijvaardigheid, examens en medische keuringen
Voorkomen/verminderen crimineel gedrag (reclassering)
Begeleiden van (ex-)gedetineerden en toezicht op strafrechtelijke maatregelen
Klachten overheidshandelen (ombudsman)
Klachten over de overheid
2.1 De kandidaat stelt in een eenvoudige situatie vast op grond van welke wet en wetsartikel
een overheidsorgaan mag optreden (legaliteitsbeginsel).
Legaliteitsbeginsel
De overheid mag pas optreden als daarvoor een wettelijke basis bestaat.
Bevoegdheid kan worden toebedeeld op volgende manieren:
Mandaat
Iemand die namens het bestuursorgaan maar het bestuursorgaan blijft
verantwoordelijk.
Delegatie
Het overdragen van bevoegdheid aan een ander bestuursorgaan
Attributie
Een bevoegdheid wordt toegedeeld aan een bestuursorgaan. Denk aan APV.
3.1 De kandidaat motiveert aan de hand van een wetsartikel in een eenvoudige situatie of iets