Samenvatting Algemene Economie 1
Hoofdstuk 3 – Markets, supply, demand and elasticity
De twee onderdelen van Marshalls analyse zijn:
- Demand curve -> een curve die een weergave geeft van de hoeveelheid vraag naar een bepaald
goed bij elke prijs.
- Supply curve -> een curve die een weergave geeft van de hoeveelheid aanbod van een bepaald
goed bij elke prijs.
Andere belangrijke begrippen in hoofdstuk 3 zijn de volgende:
Substitution effect -> de verandering in de hoeveelheid vraag naar een goed als gevolg van kopers
die overgaan op vervangende goederen als de prijs van het goed veranderd.
Income effect -> de verandering in de hoeveelheid vraag naar een goed als gevolg van een
verandering in het inkomen van de kopers veroorzaakt door het prijsverschil.
Buyer’s reservation price -> de maximale prijs die de koper zou willen betalen voor één stuk van het
goed.
Seller’s reservation price -> de minimale prijs waarvoor een verkoper een extra goed zou willen
verkopen. Over het algemeen is dit gelijk aan de marginale kosten (het bedrag waarmee de totale
kosten toenemen als een bedrijf één extra product produceert).
Equilibrium -> een systeem is in evenwicht wanneer er geen neiging is naar verandering.
Equilibrium price -> de prijs waarbij vraag en aanbod gelijk is aan elkaar (=evenwichtsprijs).
Equilibrium quantity -> de hoeveelheid waarbij vraag en aanbod gelijk is aan elkaar
(=evenwichtshoeveelheid)).
Market equilibirum -> dit komt voor in een markt waarin alle kopers en verkopers tevreden zijn met
de hoeveelheid goederen dat tegen de marktprijs wordt verkocht.
Excess supply -> de hoeveelheid waarbij de hoeveelheid aanbod, de hoeveelheid vraag te boven
gaat wanneer de prijs van een goed de marktprijs te boven gaat (dus aanbod is hoger dan de vraag,
vaak bij een prijs boven de marktprijs).
Excess demand -> de hoeveelheid waarbij de hoeveelheid vraag, de hoeveelheid aanbod te boven
gaat wanneer de prijs van een goed onder de marktprijs ligt (dus aanbod is lager dan de vraag, vaak
wanneer een prijs onder de marktprijs ligt).
Price ceiling -> de maximaal toegestane prijs, bepaald in de wet.
,Change in the quantity demanded -> een verschuiving langs de vraaglijn die ontstaat door een
prijsverandering.
Change in demand -> een verschuiving van de hele vraaglijn.
Change in supply -> een verschuiving van de hele aanbodlijn.
Change in the quantity supplied -> een verschuiving langs de aanbodlijn die ontstaat door een
prijsverandering.
Complements -> twee goederen zijn complementair aan elkaar als een verhoging van de prijs van
het ene goed een verschuiving naar links van de vraaglijn van het andere goed veroorzaakt (of een
verschuiving naar rechts bij verlaging van de prijs).
Substitutes -> twee goederen zijn substituten van elkaar als een verhoging van de prijs van het ene
goed een verschuiving naar rechts van de vraaglijn van het andere goed veroorzaakt (of een
verschuiving naar links bij een verlaging van de prijs).
Normal goods -> goederen waarbij de vraaglijn naar rechts verschuift wanneer het inkomen van de
kopers stijgt en waarbij de vraaglijn naar links verschuift wanneer het inkomen van de kopers daalt.
Inferior goods -> goederen waarbij de vraaglijn naar links verschuift wanneer het inkomen van de
kopers stijgt en waarbij de vraaglijn naar rechts verschuift wanneer het inkomen van de kopers daalt.
Price elasticity of demand -> het procentuele verschil van de hoeveelheid vraag als gevolg van een
prijsstijging van 1%.
Elastic -> de vraag is elastisch in verhouding tot de prijs als de prijselasticiteit van de vraag groter is
dan 1.
Inelastic -> de vraag is niet elastisch in verhouding tot de prijs als de prijselasticiteit van de vraag
kleiner is dan 1.
Unit elastic -> de vraag is ‘unit elastic’ in verhouding tot de prijs als de prijselasticiteit gelijk is aan 1.
Perfectly elastic demand -> de vraag is perfect elastisch in verhouding tot de prijs als de
prijselasticiteit van de vraag oneindig is.
Perfectly inelastic demand -> de vraag is perfect niet elastich in verhouding tot de prijs als de
prijselasticiteit van de vraag gelijk is aan 0.
The midpoint formula:
Cross-price elasticity of demand -> de procentuele verandering van de hoeveelheid vraag naar het
eerste goed als gevolg van een prijsverandering van 1%.
Income elasticity of demand -> het percentage waarbij de hoeveelheid vraag veranderd als gevolg
van een verandering van 1% in het inkomen.
, Price elasticity of supply -> de procentuele verandering van de hoeveelheid aanbod dat ontstaat als
gevolg van een prijsverandering van 1%.
Perfectly inelastic supply -> het aanbod is perfect niet elastisch in verhouding tot de prijs als de
elasticiteit gelijk is aan 0.
Perfectly elastic supply -> het aanbod is perfect elastisch in verhouding tot de prijs als de elasticiteit
van het aanbod oneindig is.
Buyer’s surplus -> het verschil tussen de gereserveerde prijs van de koper en de prijs die hij/zij
werkelijk betaalt.
Seller’s surplus -> het verschil tussen de ontvangen prijs van de koper en de gereserveerde prijs van
de verkoper.
Total surplus -> het verschil tussen de gereserveerde prijs van de koper en de gereserveerde prijs
van de verkoper.
‘Cash on the table’ -> economisch metafoor voor onbenutte voordelen
Socially optimal quantity -> de hoeveelheid van een bepaald goed dat resulteert in het maximale
mogelijke economische surplus van het produceren en het consumeren van het goed.
Economic effiency -> wanneer alle goederen en diensten zijn geproduceerd en geconsumeerd op
hun sociaal optimale niveau.
Central planning -> de allocatie van economische grondstoffen wordt bepaald door een politiek en
administratief mechanisme dat informatie verzameld over de technologie, de beschikbaarheid van
grondstoffen en de vraag voor goederen en diensten.
Hoofdstuk 3 – Markets, supply, demand and elasticity
De twee onderdelen van Marshalls analyse zijn:
- Demand curve -> een curve die een weergave geeft van de hoeveelheid vraag naar een bepaald
goed bij elke prijs.
- Supply curve -> een curve die een weergave geeft van de hoeveelheid aanbod van een bepaald
goed bij elke prijs.
Andere belangrijke begrippen in hoofdstuk 3 zijn de volgende:
Substitution effect -> de verandering in de hoeveelheid vraag naar een goed als gevolg van kopers
die overgaan op vervangende goederen als de prijs van het goed veranderd.
Income effect -> de verandering in de hoeveelheid vraag naar een goed als gevolg van een
verandering in het inkomen van de kopers veroorzaakt door het prijsverschil.
Buyer’s reservation price -> de maximale prijs die de koper zou willen betalen voor één stuk van het
goed.
Seller’s reservation price -> de minimale prijs waarvoor een verkoper een extra goed zou willen
verkopen. Over het algemeen is dit gelijk aan de marginale kosten (het bedrag waarmee de totale
kosten toenemen als een bedrijf één extra product produceert).
Equilibrium -> een systeem is in evenwicht wanneer er geen neiging is naar verandering.
Equilibrium price -> de prijs waarbij vraag en aanbod gelijk is aan elkaar (=evenwichtsprijs).
Equilibrium quantity -> de hoeveelheid waarbij vraag en aanbod gelijk is aan elkaar
(=evenwichtshoeveelheid)).
Market equilibirum -> dit komt voor in een markt waarin alle kopers en verkopers tevreden zijn met
de hoeveelheid goederen dat tegen de marktprijs wordt verkocht.
Excess supply -> de hoeveelheid waarbij de hoeveelheid aanbod, de hoeveelheid vraag te boven
gaat wanneer de prijs van een goed de marktprijs te boven gaat (dus aanbod is hoger dan de vraag,
vaak bij een prijs boven de marktprijs).
Excess demand -> de hoeveelheid waarbij de hoeveelheid vraag, de hoeveelheid aanbod te boven
gaat wanneer de prijs van een goed onder de marktprijs ligt (dus aanbod is lager dan de vraag, vaak
wanneer een prijs onder de marktprijs ligt).
Price ceiling -> de maximaal toegestane prijs, bepaald in de wet.
,Change in the quantity demanded -> een verschuiving langs de vraaglijn die ontstaat door een
prijsverandering.
Change in demand -> een verschuiving van de hele vraaglijn.
Change in supply -> een verschuiving van de hele aanbodlijn.
Change in the quantity supplied -> een verschuiving langs de aanbodlijn die ontstaat door een
prijsverandering.
Complements -> twee goederen zijn complementair aan elkaar als een verhoging van de prijs van
het ene goed een verschuiving naar links van de vraaglijn van het andere goed veroorzaakt (of een
verschuiving naar rechts bij verlaging van de prijs).
Substitutes -> twee goederen zijn substituten van elkaar als een verhoging van de prijs van het ene
goed een verschuiving naar rechts van de vraaglijn van het andere goed veroorzaakt (of een
verschuiving naar links bij een verlaging van de prijs).
Normal goods -> goederen waarbij de vraaglijn naar rechts verschuift wanneer het inkomen van de
kopers stijgt en waarbij de vraaglijn naar links verschuift wanneer het inkomen van de kopers daalt.
Inferior goods -> goederen waarbij de vraaglijn naar links verschuift wanneer het inkomen van de
kopers stijgt en waarbij de vraaglijn naar rechts verschuift wanneer het inkomen van de kopers daalt.
Price elasticity of demand -> het procentuele verschil van de hoeveelheid vraag als gevolg van een
prijsstijging van 1%.
Elastic -> de vraag is elastisch in verhouding tot de prijs als de prijselasticiteit van de vraag groter is
dan 1.
Inelastic -> de vraag is niet elastisch in verhouding tot de prijs als de prijselasticiteit van de vraag
kleiner is dan 1.
Unit elastic -> de vraag is ‘unit elastic’ in verhouding tot de prijs als de prijselasticiteit gelijk is aan 1.
Perfectly elastic demand -> de vraag is perfect elastisch in verhouding tot de prijs als de
prijselasticiteit van de vraag oneindig is.
Perfectly inelastic demand -> de vraag is perfect niet elastich in verhouding tot de prijs als de
prijselasticiteit van de vraag gelijk is aan 0.
The midpoint formula:
Cross-price elasticity of demand -> de procentuele verandering van de hoeveelheid vraag naar het
eerste goed als gevolg van een prijsverandering van 1%.
Income elasticity of demand -> het percentage waarbij de hoeveelheid vraag veranderd als gevolg
van een verandering van 1% in het inkomen.
, Price elasticity of supply -> de procentuele verandering van de hoeveelheid aanbod dat ontstaat als
gevolg van een prijsverandering van 1%.
Perfectly inelastic supply -> het aanbod is perfect niet elastisch in verhouding tot de prijs als de
elasticiteit gelijk is aan 0.
Perfectly elastic supply -> het aanbod is perfect elastisch in verhouding tot de prijs als de elasticiteit
van het aanbod oneindig is.
Buyer’s surplus -> het verschil tussen de gereserveerde prijs van de koper en de prijs die hij/zij
werkelijk betaalt.
Seller’s surplus -> het verschil tussen de ontvangen prijs van de koper en de gereserveerde prijs van
de verkoper.
Total surplus -> het verschil tussen de gereserveerde prijs van de koper en de gereserveerde prijs
van de verkoper.
‘Cash on the table’ -> economisch metafoor voor onbenutte voordelen
Socially optimal quantity -> de hoeveelheid van een bepaald goed dat resulteert in het maximale
mogelijke economische surplus van het produceren en het consumeren van het goed.
Economic effiency -> wanneer alle goederen en diensten zijn geproduceerd en geconsumeerd op
hun sociaal optimale niveau.
Central planning -> de allocatie van economische grondstoffen wordt bepaald door een politiek en
administratief mechanisme dat informatie verzameld over de technologie, de beschikbaarheid van
grondstoffen en de vraag voor goederen en diensten.