- Student begrijpt in algemene zin de context van Externe Veiligheid en de rol van
vergunningverlening/ruimtelijke ordening.
- Student legt aan de hand van een casus uit wat het begrip externe veiligheid is en waarom er wel of
geen sprake is van plaatsgebonden risico in deze casus.
- Student ontwerpt maatregelen waarmee het risico verantwoord kan worden c.q. verkleind wordt.
- Student bepaalt voor risicovolle bedrijven/activiteiten wat de risico’s zijn, zodanig dat hij kan
benoemen wat deze risico’s zijn voor de omgeving.
- Student definieert wat gevaarlijke stoffen zijn, waarom ze gevaarlijk zijn en wanneer ze een risico
vormen.
- Student voert een beperkte Hazop uit, zodanig dat hij kan uitleggen hoe het principe werkt waarmee
(grote) chemische bedrijven ook intern omgaan met veiligheid en processen.
- Student maakt onderscheid tussen taken en verantwoordelijkheden van de overheid en van bedrijven
in relatie tot de veiligheidsketen.
Samenvattingen lessen en PowerPoints
Les 1
Fysieke veiligheid is de mate waarin mensen beschermd zijn en zich beschermd voelen tegen
persoonlijk leed door ongevallen en tegen onheil van (niet-gewilde) en niet-menselijke
oorsprong. (Industriële veiligheid, instortingen, arbeidsveiligheid, brandveiligheid,
natuurrampen, verkeersveiligheid, griep pandemieën, externe veiligheid) Het is niet meteen
door mensen veroorzaakt.
Ruimtelijke ordening = de ruimte wordt planmatig benut en ingericht. Daarbij wordt
rekening gehouden met individuele en gemeenschappelijke belangen. Het zo goed mogelijk
aan elkaar aanpassen van samenleving en ruimte.
Kernvragen veiligheid in de publieke ruimte: hoe ver moeten risicovolle activiteiten liggen
van woon en leefgebieden? (Kwetsbare bestemmingen) Welke risicovolle activiteiten zijn we
bereid te accepteren? (Werknemer of omwonende) Wat is acceptabel?
Ruimtelijke ordening en veiligheid:
Ruimtelijke ordening, aarde en economie. Als de ruimtelijke ordening groeit is dit goed voor
de economie. Met ruimtelijke ordening moet rekening gehouden worden met de veiligheid
van de aarde. Als er fabrieken bij geplaatst worden, moeten de wegen bijvoorbeeld ook
aangepast worden, dit is ruimtelijke ordening.
Ruimtelijke inrichting:
Ondergrond (aarde component)
Zeeklei – akkerbouw
Veengebieden – veeteelt
Netwerken
Wegen, spoorwegen, vaarwegen, buit- en pijpleidingen, digitale netwerken, havens,
luchthavens en overstappunten.
Occupatie laag
Wonen, werken en recreëren, economische processen
1
,Het ondergronds deel is een statisch proces (verandert niet snel) en de netwerken en de
occupatie laag veranderen veel.
Doel ruimtelijke ordening: een duurzaam evenwicht scheppen tussen woongebieden,
bedrijventerreinen, landbouwzones en groengebieden.
Externe veiligheid = beleid gericht op de beheersing van risico’s voor de omgeving (inclusief
omwonenden) vanwege gebruik, opslag of productie van gevaarlijke stoffen of transport van
gevaarlijke stoffen via buitleidingen of via land, water, lucht.
DUS externe veiligheid zijn de risico’s verbonden aan grootschalige industrieel gebruik
van gevaarlijke stoffen. Directe gevolgen komen vrij door ongelukken; dus acuut optredende
slachtoffers. De gevolgen zijn niet op lange termijn, niet gevolgen van continue blootstelling
en niet gevaarlijke stoffen zonder gevaren classificatie.
Omgevingsveiligheid = risico’s van het gebruik en transport van gevaarlijke stoffen, de
veiligheid van inrichtingen en de veiligheid van nieuwe, zich snel ontwikkelende
technologieën.
Net iets breder dan de externe veiligheid (windmolens).
Plaatsgebonden risico (zonering) = de kans per jaar dat een persoon die onafgebroken en
onbeschermd op die plaats zou verblijven, overlijdt als gevolg van een incident (binnen een
inrichting waarbij een gevaarlijke stof betrokken is).
Les 2
Risico = kans x effect
Plaatsgebonden risico = de kans op het overlijden van een onbeschermd en continu
aanwezig persoon buiten de begrenzing van de locatie waar een activiteit wordt verricht als
rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval veroorzaakt door die activiteit.
Dit wordt als volgt bepaald:
- De kans op het ongeluk: de kans dat er een zwaar ongeval of ramp (ontsnappen van
een gevaarlijke stof).
- De kans dat een persoon daadwerkelijk overlijdt als gevolg van een zwaar ongeval of
ramp.
- De kans op aanwezigheid van de burger (wordt als p=1 gesteld).. dus aanwezig,
onbeschermd, 24 uur aanwezig.
Externe veiligheid/ omgevingsveiligheid = beheersen van risico’s voor omgeving bij gebruik,
opslag en vervoer van gevaarlijke stoffen. De kern van het externe veiligheidsbeleid is
afstand houden tussen risicovolle activiteiten en kwetsbare objecten of locaties.
PR van 10-6/jaar is een kans van 1:1.000.000 op overlijden per jaar. Dit wordt uitgedrukt in
een bepaalde afstand vanaf de bron; heeft niets te maken met de omgeving.
2
, Omgevingswet = alle besluiten met betrekking tot de externe veiligheid.
Algemene maatregelen van bestuur: Besluit activiteiten leefomgeving (BAL), Besluit
bouwwerken leefomgeving (BBL) en Besluit kwaliteit leefomgeving (De overheid bestrijdt
rampen etc BKL).
Algemene procedures: Omgevingsbesluit (OB).
Categorieën kwetsbare locaties (is afhankelijk van het aantal mensen en soorten mensen):
- Zeer kwetsbare locaties (woningen, ziekenhuizen, scholen, grote kantoren)
- Kwetsbare locaties/gebouwen (woningen, ziekenhuizen, scholen, grote kantoren)
- Beperkt kwetsbare locaties/gebouwen (sportterreinen, bedrijven, kleine kantoren)
Les 3
Aandachtsgebieden laten zien op welke
plaatsen er binnenshuis (binnen een gebouw)
extra aandacht nodig is en waar het niet veilig is
door gevaarlijke stoffen. (Aandachtsgebieden
zijn gebieden waar mensen binnenshuis zonder
aanvullende maatregelen onvoldoende
beschermd zijn tegen de gevaren die in de
omgeving kunnen optreden)
BRAND EXPLOSIE EN GIFWOLK zijn de drie
aandachtsgebieden.
Brandaandachtsgebied (BAG):
10kW/m2
Explosie aandachtsgebied (EAG):
35 kW/m2 en 0,1 bar overdruk
Gifwolk aandachtsgebied (GAG):
Mensen in een gebouw overlijden aan L B W 30 (mensen zijn 30 minuten veilig)
afkapcriterium 1500 m
Afstand tot de risicobron: plaatsgebonden risico en rekening
houden met windrichting.
Populatiedichtheid:
minder mensen bij een aandachtsgebied, duur aanwezigheid
laag.
Kwetsbare groepen: niet binnen een 10-6 cirkel. Grote groepen
mensen of niet zelfredzame mensen.
Vluchtroutes
Maatregelen op gebouw niveau: dikke muren, gesloten gevels, vluchtroutes.
3