1
Cross- sectioneel onderzoek
Thema 1 cross-sectioneel onderzoek
Cross-sectioneel onderzoek richt zich op het verzamelen van kwantitatieve
data op 1 moment in de tijd. Er kunnen met deze reden geen uitspraken
worden gedaan over processen die zich over tijd ontvouwen.
- Cross-sectioneel onderzoek kan enkel aantonen dat variabelen met
elkaar samenhangen. Maar deze samenhang zegt niks over de
correlatie.
- Dit soort onderzoek is belangrijk voor het ontwikkelen en
onderzoeken van instrumentarium. Het is minder belastend voor
proefpersonen omdat ze maar 1x gemeten worden. het is dus een
relatief eenvoudige en efficiente manier om verbanden tussen
variabelen te onderzoeken.
- Daarnaast wordt het ingezet als causale relaties worden onderzocht
als veronderstelling. Waar op basis van theorie aannames worden
gedaan.
Cross-sectioneel onderzoek kan dus fundamenteel als toegepast zijn. Dit is
afhankelijk van de onderzoeksvraag.
De analyse methode binnen cross-sectioneel onderzoek is correlatie
analyse.
Hoofdstuk 3 constructen
Bij het bestuderen van mensen worden vaak constructen bestudeerd. Er
zijn 4 ontologische perspectieven om hierna te kijken:
1. Natuurlijk soorten: los van de mensheid, namen en definities.
Bijvoorbeeld water.
2. Sociale soorten: bestaan niet los van wat mensen ervan vinden en
ermee doen. Ze worden uitgevonden om de wereld overzichtelijker
te maken. bijvoorbeeld persoonlijkheid.
3. Praktische soorten: niet zo belangrijk of ze echt bestaan. Het is
nuttig dat ze bestaan. Bijvoorbeeld gemiddelde scores op een toets.
4. Complexe soorten: een verzameling eigenschappen die vaak samen
voorkomen omdat ze elkaar wederzijds beïnvloedden. Bijvoorbeeld
koffieliefhebbers.
psychologische constructen worden steeds vaker onderzocht als
complexe soorten. Waarbij ze worden gezien als een netwerk van
eigenschappen.
Wat psychologische constructen zijn is geen eenduidige visie over.
Welk perspectief je hanteert maakt hoe je moet denken over het
manipuleren en meten van het construct.
Omdat ze niet rechtstreeks observeer baar zijn, moeten ze zodanig
expliciet gedefinieerd zijn dat de definitie helderheid geeft over de inhoud
van het construct.
Dus: omdat de menselijke psychologie niet rechtstreeks onderzocht kan
worden, worden constructen gedefinieerd die dan vervolgens wel gemeten
kunnen worden.
,2
Dit bestaat uit 2 stappen:
1. Operationalisatie: het specificeren van een of meerder dingen die
wel rechtstreeks gemeten kunnen worden die informatief zijn voor
het construct.
Ontwikkelen van meetinstrument: een gegeven construct met een
gegeven definitie kan meerdere operationalisaties hebben. Voor een
gegeven operationalisatie kunnen meerdere meetinstrumenten bestaan.
Er moet een duidelijke definitie van het betreffende construct zijn.
De definitie moet duidelijk aangeven welke aspecten van de psychologie
er onder dat construct vallen, en welke niet. Je moet een duidelijke
operationalisatie hebben gedefinieerd.
2. Het doel van het meetinstrument: om iets te meten, niet om het
te veranderen.
Deze meetinstrumenten bestaan uit een procedure, er kunnen 1 of
meerdere stimuli zijn maar dit hoeft niet. ook is er een
responsregistratie.
Een onderdeel van een meetinstrument is een item. En dit levert 1
datapunt op.
- Item= een enkele responsregistratie, meestal vergezeld van een
procedure om die toe te passen en bovendien bijna altijd vergezeld
met een of meerdere stimuli.
- Responsregistratie= het gemeten gedrag, bijvoorbeeld het
aankruisen van een hokje.
- De stimuli= de vraag, de vakjes, de labels, de inleiding.
- De procedure= informatie over of de manier waarop het item moet
worden aangeboden.
De procedure, stimuli en de responsregistratie bepalen samen welke
aspecten van de psychologie een rol spelen bij het uiteindelijk produceren
van de respons, dus de validiteit van het item.
- Validiteit= of het item het construct ook daadwerkelijk meet. De
validiteit is niet bij iedere deelnemer hetzelfde (bijvoorbeeld door de
taalvaardigheid).
o Cognitieve validiteit= of de stimulus, procedure en
responsregistratie door de deelnemers wordt geïnterpreteerd
zoals bedoeld.
Ook bij psychologische begrippen is er sprake van een meetfout, fouten
die gemaakt worden door toeval. De meetfout is gelijk aan de
betrouwbaarheid.
Validiteit en betrouwbaarheid zijn geen kenmerken van een item, maar
een specifieke toepassing van dat item.
Veel constructen zijn relatief breed, en hun operationalisaties daarom niet
te meten met 1 item. Hoe de items geaggregeerd worden is de vraag.
Dit wordt gedaan dmv een meetmodel = beschrijft wat voor soort
construct we meten, op basis van ontologische positie ten opzichte van
het construct.
, 3
Als er wordt aangenomen dat een construct natuurlijke of sociale soort is,
wordt er vaak een relatief meetmodel gebruikt= de scores op de items
zijn een relatie van onderliggende latende construct. Maar validiteit en
betrouwbaarheid kunnen verschillen van item tot item. Het gewicht is
daarom verschillend en moet van ieder item afzonderlijk worden
afgenomen.
Als er geen onderliggend latend construct de scores op de items
veroorzaken, spreken we over een formatief meetmodel. Het
meetmodel wordt omgedraaid. De scores op de items vormen het
construct.
Als het construct van complexe soort is kan niet worden aangenomen dat
de scores op de items veroorzaakt worden door onderliggende latende
constructen en het kan ook niet gedefinieerd worden door de scores op de
items. Het construct bestaat uit een patroon van samenhang tussen
verschillende aspecten van de menselijke psychologie die elkaar
wederzijds beïnvloedden. Het construct bestaat uit de relaties tussen de
items. Een netwerkmodel.
Relatief model: Formatief model: Netwerk
model:
Natuurlijke soort - Praktische soort - complexe
soort
Sociale soort
Het meetmodel dat je hanteert bepaald hoe je de scores op de items doet
samenvoegen Die samenvoegingen representeren de aannames over
hoe de items en het construct samenhangen.
- Reflectief model aanname: construct is onafhankelijk van de
items en de scores op de items worden veroorzaakt door latente
construct
- Formatief model aanname: construct gedefinieerd als het
aggregaat van de items en kan niet onafhankelijk bestaan
- Netwerk model aanname: construct is gedefinieerd als
regelmatigheden in hoe de items elkaar beïnvloedden. Het bestaat
alleen in die verbanden.
Reflectief meetmodel: Het construct is voor elk item hetzelfde.
Cross- sectioneel onderzoek
Thema 1 cross-sectioneel onderzoek
Cross-sectioneel onderzoek richt zich op het verzamelen van kwantitatieve
data op 1 moment in de tijd. Er kunnen met deze reden geen uitspraken
worden gedaan over processen die zich over tijd ontvouwen.
- Cross-sectioneel onderzoek kan enkel aantonen dat variabelen met
elkaar samenhangen. Maar deze samenhang zegt niks over de
correlatie.
- Dit soort onderzoek is belangrijk voor het ontwikkelen en
onderzoeken van instrumentarium. Het is minder belastend voor
proefpersonen omdat ze maar 1x gemeten worden. het is dus een
relatief eenvoudige en efficiente manier om verbanden tussen
variabelen te onderzoeken.
- Daarnaast wordt het ingezet als causale relaties worden onderzocht
als veronderstelling. Waar op basis van theorie aannames worden
gedaan.
Cross-sectioneel onderzoek kan dus fundamenteel als toegepast zijn. Dit is
afhankelijk van de onderzoeksvraag.
De analyse methode binnen cross-sectioneel onderzoek is correlatie
analyse.
Hoofdstuk 3 constructen
Bij het bestuderen van mensen worden vaak constructen bestudeerd. Er
zijn 4 ontologische perspectieven om hierna te kijken:
1. Natuurlijk soorten: los van de mensheid, namen en definities.
Bijvoorbeeld water.
2. Sociale soorten: bestaan niet los van wat mensen ervan vinden en
ermee doen. Ze worden uitgevonden om de wereld overzichtelijker
te maken. bijvoorbeeld persoonlijkheid.
3. Praktische soorten: niet zo belangrijk of ze echt bestaan. Het is
nuttig dat ze bestaan. Bijvoorbeeld gemiddelde scores op een toets.
4. Complexe soorten: een verzameling eigenschappen die vaak samen
voorkomen omdat ze elkaar wederzijds beïnvloedden. Bijvoorbeeld
koffieliefhebbers.
psychologische constructen worden steeds vaker onderzocht als
complexe soorten. Waarbij ze worden gezien als een netwerk van
eigenschappen.
Wat psychologische constructen zijn is geen eenduidige visie over.
Welk perspectief je hanteert maakt hoe je moet denken over het
manipuleren en meten van het construct.
Omdat ze niet rechtstreeks observeer baar zijn, moeten ze zodanig
expliciet gedefinieerd zijn dat de definitie helderheid geeft over de inhoud
van het construct.
Dus: omdat de menselijke psychologie niet rechtstreeks onderzocht kan
worden, worden constructen gedefinieerd die dan vervolgens wel gemeten
kunnen worden.
,2
Dit bestaat uit 2 stappen:
1. Operationalisatie: het specificeren van een of meerder dingen die
wel rechtstreeks gemeten kunnen worden die informatief zijn voor
het construct.
Ontwikkelen van meetinstrument: een gegeven construct met een
gegeven definitie kan meerdere operationalisaties hebben. Voor een
gegeven operationalisatie kunnen meerdere meetinstrumenten bestaan.
Er moet een duidelijke definitie van het betreffende construct zijn.
De definitie moet duidelijk aangeven welke aspecten van de psychologie
er onder dat construct vallen, en welke niet. Je moet een duidelijke
operationalisatie hebben gedefinieerd.
2. Het doel van het meetinstrument: om iets te meten, niet om het
te veranderen.
Deze meetinstrumenten bestaan uit een procedure, er kunnen 1 of
meerdere stimuli zijn maar dit hoeft niet. ook is er een
responsregistratie.
Een onderdeel van een meetinstrument is een item. En dit levert 1
datapunt op.
- Item= een enkele responsregistratie, meestal vergezeld van een
procedure om die toe te passen en bovendien bijna altijd vergezeld
met een of meerdere stimuli.
- Responsregistratie= het gemeten gedrag, bijvoorbeeld het
aankruisen van een hokje.
- De stimuli= de vraag, de vakjes, de labels, de inleiding.
- De procedure= informatie over of de manier waarop het item moet
worden aangeboden.
De procedure, stimuli en de responsregistratie bepalen samen welke
aspecten van de psychologie een rol spelen bij het uiteindelijk produceren
van de respons, dus de validiteit van het item.
- Validiteit= of het item het construct ook daadwerkelijk meet. De
validiteit is niet bij iedere deelnemer hetzelfde (bijvoorbeeld door de
taalvaardigheid).
o Cognitieve validiteit= of de stimulus, procedure en
responsregistratie door de deelnemers wordt geïnterpreteerd
zoals bedoeld.
Ook bij psychologische begrippen is er sprake van een meetfout, fouten
die gemaakt worden door toeval. De meetfout is gelijk aan de
betrouwbaarheid.
Validiteit en betrouwbaarheid zijn geen kenmerken van een item, maar
een specifieke toepassing van dat item.
Veel constructen zijn relatief breed, en hun operationalisaties daarom niet
te meten met 1 item. Hoe de items geaggregeerd worden is de vraag.
Dit wordt gedaan dmv een meetmodel = beschrijft wat voor soort
construct we meten, op basis van ontologische positie ten opzichte van
het construct.
, 3
Als er wordt aangenomen dat een construct natuurlijke of sociale soort is,
wordt er vaak een relatief meetmodel gebruikt= de scores op de items
zijn een relatie van onderliggende latende construct. Maar validiteit en
betrouwbaarheid kunnen verschillen van item tot item. Het gewicht is
daarom verschillend en moet van ieder item afzonderlijk worden
afgenomen.
Als er geen onderliggend latend construct de scores op de items
veroorzaken, spreken we over een formatief meetmodel. Het
meetmodel wordt omgedraaid. De scores op de items vormen het
construct.
Als het construct van complexe soort is kan niet worden aangenomen dat
de scores op de items veroorzaakt worden door onderliggende latende
constructen en het kan ook niet gedefinieerd worden door de scores op de
items. Het construct bestaat uit een patroon van samenhang tussen
verschillende aspecten van de menselijke psychologie die elkaar
wederzijds beïnvloedden. Het construct bestaat uit de relaties tussen de
items. Een netwerkmodel.
Relatief model: Formatief model: Netwerk
model:
Natuurlijke soort - Praktische soort - complexe
soort
Sociale soort
Het meetmodel dat je hanteert bepaald hoe je de scores op de items doet
samenvoegen Die samenvoegingen representeren de aannames over
hoe de items en het construct samenhangen.
- Reflectief model aanname: construct is onafhankelijk van de
items en de scores op de items worden veroorzaakt door latente
construct
- Formatief model aanname: construct gedefinieerd als het
aggregaat van de items en kan niet onafhankelijk bestaan
- Netwerk model aanname: construct is gedefinieerd als
regelmatigheden in hoe de items elkaar beïnvloedden. Het bestaat
alleen in die verbanden.
Reflectief meetmodel: Het construct is voor elk item hetzelfde.