100% tevredenheidsgarantie Direct beschikbaar na je betaling Lees online óf als PDF Geen vaste maandelijkse kosten 4.2 TrustPilot
logo-home
Samenvatting

Samenvatting literatuur materieel strafrecht

Beoordeling
-
Verkocht
-
Pagina's
49
Geüpload op
13-08-2025
Geschreven in
2024/2025

Bevat een samenvatting van de literatuur van het vak materieel strafrecht












Oeps! We kunnen je document nu niet laden. Probeer het nog eens of neem contact op met support.

Documentinformatie

Geüpload op
13 augustus 2025
Aantal pagina's
49
Geschreven in
2024/2025
Type
Samenvatting

Voorbeeld van de inhoud

Literatuur Materieel Strafrecht

Hoorcollege 1 - Inleidend
IV. De subjectieve zijde van een strafbaar feit
1. Plaatsbepaling van opzet en schuld
1.1 Inleiding
In het Nederlands strafrecht nemen opzet en schuld een belangrijke plaats in. Verwijtbaarheid wordt
als een basisvereiste voor strafrechtelijke aansprakelijkheidsstelling gezien, en opzet als normale
voorwaarde voor aansprakelijkheidstelling ter zake van een relatief ernstig delict.
–> Aan het schuldbeginsel ligt ten grondslag dat rechtssubjecten in beginsel vrij en
volwaardig hun wil kunnen bepalen en daarom dus op hun keuzes aansprakelijk kunnen
worden gesteld (Modderman – indeterminsitisch).

1.2 De wil in de gedraging
Zonder wil is er geen aanknopingspunt voor strafrechtelijke aansprakelijkheid, welke in de gedraging
besloten ligt.
 Het fysieke aspect hiervan hoeft niet heel belangrijk te zijn, het gaat om de combinatie van
doen en laten. Denk bijvoorbeeld aan functioneel daderschap: is van een gedraging sprake bij
beschikkingsmacht over en een zekere aanvaarding van de activiteit van een ander.
 De psychische component van de gedraging is minder veeleisend dan opzet of schuld en
beperkt zich ook tot de gedraging.
- Ijzerdraad-arrest: daderschap en de subjectieve zijde van een strafbaar feit moeten uit
elkaar worden gehouden. De functionele dader moet zelf opzet of schuld hebben als er
zo’n bestanddeel is.

1.3 Opzet en schuld bij misdrijven
Voor de subjectieve vereisten wordt uitgegaan van een fundamenteel onderscheid tussen misdrijven en
overtredingen. Waar het een misdrijf geldt, moet altijd of van opzet of van schuld voor het bewijs
aanwezig zijn. In een uitzonderlijk geval kent een misdrijf geen subjectief vereiste, maar de Hoge
Raad beperkt de aansprakelijkheid toch door soms een bestanddeel ‘in te lezen’.
- Bijv: voorhanden hebben van een wapen moet ‘bewust’ zijn.

Bij sommige misdrijven is geen opzet of schuld vereist ten aanzien van een bestanddeel van de
delictsomschrijving. Volgens de Hoge Raad behoeft bij rijden onder invloed niet te worden vastgesteld
dat de verdachte zich in meerdere of mindere mate van zijn toestand bewust was.

1.4 Overtredingen en de leer van het materiële feit
Modderman gaf aan dat bij overtredingen een geheel andere hoofdlijn werd gekozen: opzet of schuld
hoeft niet te worden bewezen. Dit wordt de leer van het materiële feit genoemd.

1.5 Geen aansprakelijkheid zonder schuld
In het Melk-en-water arrest uit 1916 heeft de Hoge Raad bepaald: geen strafrechtelijke
aansprakelijkheid zonder schuld. Als alle schuld ontbreekt kan iemand niet aansprakelijk worden
gehouden.

1.6 Het schuldbeginsel en het EVRM
Het schuldbeginsel wordt in zekere zin ook ondersteund door mensenrechtenverdragen. Het gaat
daarbij om de praesumptio innocentiae (art. 6 lid 2 EVRM): ‘een ieder tegen wie vervolging wordt
ingesteld, wordt voor onschuldig gehouden totdat zijn schuld in rechte is komen vast te staan.’

Een verband tussen deze onschuldpresumptie en het vereiste van schuld, opzet of verwijtbaarheid
komt naar voren in een Straatsburgse beslissing (Salabiaku-uitspraak): de leer van het materiële feit
wordt in beginsel aanvaardbaar geacht, maar de toepassing daarvan moet wel met de
onschuldpresumptie in overeenstemming zijn. In processuele zin houdt dit in dat vooronderstellingen
slecht binnen redelijke grenzen mogen worden toegepast, waarbij de weerlegbaarheid van belang is.

,2. Over opzet in het algemeen
2.1 Inleiding
Het schuldbeginsel functioneert als instructienorm voor de wetgever om subjectieve bestanddelen bij
de misdrijven op te nemen en het stimuleert de strafrechter om inhoud aan deze bestanddelen te geven.
Als hoofdlijnen heeft opzet een vrij neutraal karakter. Weten en willen zijn de centrale kenmerken.

2.3 Waarop heeft opzet betrekking?
De betekenis van het opzetvereiste wordt ook bepaald door de vraag op welke bestanddelen van de
delictsomschrijving in kwestie het opzet gericht moet zijn geweest. Als algemene interpretatieregel
wordt gehanteerd dat opzet betrekking heeft op alle bestanddelen die na het opzetvereiste in de
delictsomschrijving zijn opgenomen. Dit uitgangspunt moet soms worden aangepast – bijvoorbeeld:
art. 2 lid 1 WED heeft opzet betrekking op alle bestanddelen.

Bestanddelen die aan het opzetvereiste zijn onttrokken zijn ‘geobjectiveerde bestanddelen’, en moeten
wel zijn vervuld maar opzet hoeft niet ten aanzien daarvan te worden vastgesteld.
Een lastiger voorbeeld is art. 302 lid 2 Sr (zware mishandeling): opzet of schuld aan dood hoeft hierbij
niet te worden bewezen, omdat het hierbij gaat om risicoaansprakelijkheid.
Bijzondere opzetvormen zoals ‘oogmerk’ en ‘wetende dat’ zijn vaak niet gekoppeld aan de gehele
delictsomschrijving, maar aan één of enkele bestanddelen. Dit blijkt dan uit de tekst van de
delictsomschrijving – bijvoorbeeld: art. 310 Sr (diefstal).

Met het begrip ‘boos opzet’ wordt aangeduid dat de wet opzettelijk moet zijn overtreden. Wanneer het
opzet beperkt blijft tot bestanddelen van de delictsomschrijving wordt van ‘kleurloos opzet’
gesproken.
In de MvT van 1886 wordt als hoofdlijn gekozen voor kleurloos opzet. Redenen:
a. Het gaat bij opzet niet om motieven en precieze bedoelingen, maar om een ruimer begrip:
doelgericht handelen. Motieven zijn meer bij de straftoemeting van belang.
b. Doorgaans met het bewijs van opzet op de delictsbestanddelen wordt in wezen ook het boze
opzet wel aannemelijk gemaakt.

 Hoofdregel: geen opzet op het overtreden van de wet hoeft te worden bewezen. Hierop bestaan
twee uitzonderingen:
1. Een delictsomschrijving met de formulering ‘opzettelijk … wederrechtelijk’ wordt gebezigd
zonder dat beide bestanddelen zijn verbonden door het voegwoord ‘en’.
2. Het is denkbaar dat de wetgever anderszins bij een bijzonder delict duidelijk maakt dat hij
boos opzet eist. Dit is voor de wetgever vooral geïndiceerd wanneer bij het vervullen van de
delictsomschrijving wederrechtelijk handelen uitzonderlijk is of rechtmatig handelen vaak
voorkomt (bijv. art. 282, opzettelijke vrijheidsberoving’).

2.6 Normatieve en objectiverende aspecten van opzet
Van schuld en culpa wordt algemeen aanvaard dat deze een normatieve lading heeft. Men had risico’s
behoren te onderkennen, men is verwijtbaar nonchalant of onvoorzichtig geweest. Het schuldoordeel
vergt niet een uitsluitend psychologische toetsing, maar veel meer een toetsing aan normen. Het gaat
bij opzet om een juridisch en dus niet een puur psychologisch begrip en opzet heeft normatieve en
objectiverende aspecten.

Volgens vaste rechtspraak kan van opzet, van het willens en wetens zich gedragen of bewust
aanvaarden van bepaalde kansen, slechts dan geen sprake zijn ‘indien bij de dader zou blijken van een
zodanige ernstige geestelijke afwijking dat aangenomen moet worden dat hij van elk inzicht van zijn
gedragingen is verstoken’.

3. Voorwaardelijke opzet als ondergrens van opzet
Voorwaardelijk opzet is een lastig onderwerp. Volgens de Hoge Raad gaat het hierbij niet meer zo
zeer om de theoretische achtergrond ervan, in de rechtspraak houdt de Hoge Raad de formule met de

,daarin voorkomende toetsstenen aan: om het bewust aanvaarden van een aanmerkelijke kans op een
bepaald gevolg.
De hedendaagse formulering over het bewust aanvaarden van een aanmerkelijke kans is in hoofdlijn
geïntroduceerd in het Cicero-arrest: er was welbewust een risico genomen waardoor de Hoge Raad
gesteld had dat men ‘zich willens en wetens blootstelt aan de geenszins als denkbeeldig te
verwaarlozen kans’. Oftewel, vereisten voor voorwaardelijke opzet zijn:
a. Om het bewust aanvaarden van: hiermee wordt het wilsaspect benadrukt (HIV-arrest). De
aanvaarding heeft betrekking op de kans op het gevolg en is dus anders dan ‘willen’.
b. Een aanmerkelijke kans: dit is afhankelijk van de omstandigheden van het geval.

4. Bijzondere vormen van opzet
In meer algemene zin zijn ook enkele bijzondere vormen van opzet te onderscheiden. Volgens de
wetgever was dat het geval met het ‘oogmerk’ en bijvoorbeeld ‘wetende dat’ en ‘voorbedachte raad’.
Deze worden hier besproken:

1. Oogmerk als bijzondere vorm van opzet
Met oogmerk wordt ‘iets meer bepaald’ dan opzet geëist, bijvoorbeeld de bedoeling om zich of
anderen wederrechtelijk te bevoordelen. Modderman zag vooral plaats voor oogmerk wanneer ‘bij een
formeel misdrijf een materieel opzet geëist zal worden’.
 Het oogmerk is gekoppeld aan enkele bestanddelen. Het gaat vaak om formeel omschreven
delicten waarbij de wetgever wel opzet op gevolgen of een bepaald resultaat verlangde.
(Bij formele delicten gaat het om de gedraging, terwijl bij materiele delicten het gevolg bepalend is )

Voorwaardelijk opzet is hierbij niet voldoende en daarnaast staat oogmerk niet gelijk aan de precieze
bedoeling of het eigenlijke motief. De gebruikelijke formule is dat de verdachte besefte of had moeten
beseffen dat een en ander als noodzakelijk en dus door hem gewild gevolg met zich meebracht.

5. Schuld als bestanddeel

, Hoorcollege 2 – Voorbereiding, poging en deelneming
Literatuur De Hulle/Van Kempen, Materieel Strafrecht
VI. Strafbare poging en voorbereiding
1. Inleiding
Het Nederlands strafrecht wordt getypeerd als een daadstrafrecht, waarin voor
aansprakelijkheidsstelling wordt aangeknoopt bij waarneembare, strafwaardig te achten gedragingen.
Op deze grondslag zijn de leerstukken strafbare poging en voorbereiding gebouwd. Door de
strafbaarstelling hiervan worden aan justitie in een eerder stadium strafprocessuele bevoegdheden
gegeven.

2. Strafbare poging
2.1 Het vereiste van uitvoeringshandelingen
De strafbare poging is neergelegd in art. 45 lid 1 Sr. In de rechtspraak staat de vraag centraal of er al
sprake is van een begin van uitvoering of dat nog slechts van een voorbereidingshandeling kan worden
gesproken. Er bestaat onderscheid tussen:
 Voltooide poging: als de voltooiing van een strafbaar feit mislukt – bijvoorbeeld: iemand
schiet mis, een brand zet niet door, iemand ruikt onraad.
 Onvoltooide poging: worden de gedragingen afgebroken – bijvoorbeeld: ingrijpend door
gealarmeerde politie.
 Dit onderscheid is relevant voor de vrijwillige terugtred.

Een begin van uitvoering impliceert dat de poger iets doet, dat een bepaalde gedraging waarneembaar
is en dat het dus om meer gaat dan een verkeerde intentie. Het antwoord op de vraag wanneer iets een
begin van uitvoering is, is mede afhankelijk van de grondslag die voor strafbaarstelling van de poging
wordt gekozen.
- Subjectieve theorie: is het fundament voor strafbaarstelling de gevaarlijke wil die uit de
poging blijkt.
- Objectieve theorie: staat de gevaarlijkheid van de dader op de voorgrond, waardoor de
vereisten voor de uitvoeringshandelingen vermoedelijk strenger uitvallen.
 Meestal wordt een gemengde theorie met een zeker zwaartepunt voor de objectieve zijde
toegeschreven.

Geldende rechtspraak
- Cito-arrest, centrale overweging: dat wanneer iemand het voornemen heeft om in een kantoor een
misdrijf te voorzien en teneinde tot uitvoering daarvan te geraken aan dat kantoor aanbelt met een
gedeeltelijk afgedekt gelaat, een schietklaar vuurwapen en een lege weekendtas, deze gedragingen
naar hun uiterlijke verschijningsvorm moeten worden beschouwd als te zijn gericht op de voltooiing
van het misdrijf’.
- Grenswisselkantoor-arrest: niet kan worden gezegd dat hij aan dat misdrijf begin van uitvoering heeft
gegeven indien hij zich met een auto naar die bank heeft begeven – de auto niet heeft verlaten – of een
gedraging heeft verricht welke naar haar uiterlijke verschijningsvorm kan worden beschouwd als te
zijn gericht op voltooiing van een misdrijf’.

Criterium uiterlijke verschijningsvorm
Bij de toepassing van het criterium van de uiterlijke verschijningsvorm kunnen grensgevallen
denkbaar zijn. Ook speelt steeds het bijzondere delict in kwestie een belangrijke rol: dezelfde
gedraging kan voor diefstal een uitvoeringshandeling zijn, maar voor doodslag slechts een
voorbereidingshandeling.
- Keuze voor dit criterium: het sluit aan bij een redelijke uitleg van wat er in concreto
daadwerkelijk is gebeurd (past bij daadstrafrecht).

Opzetvereiste voor een poging
€7,16
Krijg toegang tot het volledige document:

100% tevredenheidsgarantie
Direct beschikbaar na je betaling
Lees online óf als PDF
Geen vaste maandelijkse kosten

Maak kennis met de verkoper
Seller avatar
mirtheemmadejong

Maak kennis met de verkoper

Seller avatar
mirtheemmadejong Hogeschool Leiden
Bekijk profiel
Volgen Je moet ingelogd zijn om studenten of vakken te kunnen volgen
Verkocht
3
Lid sinds
4 jaar
Aantal volgers
4
Documenten
9
Laatst verkocht
3 jaar geleden

0,0

0 beoordelingen

5
0
4
0
3
0
2
0
1
0

Recent door jou bekeken

Waarom studenten kiezen voor Stuvia

Gemaakt door medestudenten, geverifieerd door reviews

Kwaliteit die je kunt vertrouwen: geschreven door studenten die slaagden en beoordeeld door anderen die dit document gebruikten.

Niet tevreden? Kies een ander document

Geen zorgen! Je kunt voor hetzelfde geld direct een ander document kiezen dat beter past bij wat je zoekt.

Betaal zoals je wilt, start meteen met leren

Geen abonnement, geen verplichtingen. Betaal zoals je gewend bent via iDeal of creditcard en download je PDF-document meteen.

Student with book image

“Gekocht, gedownload en geslaagd. Zo makkelijk kan het dus zijn.”

Alisha Student

Veelgestelde vragen