Literatuur forensische psychiatrie
Hoofdstuk 1: Tbs – niet langer behandelen dan noodzakelijk, niet korter dan nodig
Hoofdstuk 3: Onderzoek en rapportage pro Justitia van jongeren
Hoofdstuk 9: Diagnostiek van psychopathie suffering Souls, Suffering Society (samenvatting proefschrift
Dr. Ronald Rijnders)
Hoofdstuk 15: Relevante psychische stoornissen in de strafrechtpleging
Hoofdstuk 16: Persoonlijkheidsproblematiek – functionele forensische diagnostiek en behandeling
Hoofdstuk 17: Psychodiagnostiek en behandeling bij plegers met een intellectuele disfunctie
Hoofdstuk 18: Verslaving en criminaliteit
Hoofdstuk 27: Behandeling van gedragsgestoorde kinderen, jongeren en jongvolwassenen
Hoofdstuk 29: Risicotaxatie in de forensische psychiatrie – fundamenten en praktijk
Hoofdstuk 9: Diagnostiek van psychopathie suffering Souls, Suffering Society
(samenvatting proefschrift Dr. Ronald Rijnders)
1. Inleiding
2. Het concept psychopathie
Psychopathie= een persoonlijkheidsstoornis die zowel affectieve als
interpersoonlijke aspecten omvat als het vertonen van voor anderen schadelijk gedrag.
Het is niet hetzelfde als een antisociale-persoonlijkheidsstoornis wat al vanaf de jeugd
aanwezig is.
De PCl-R wordt vaak als gouden standaard gezien bij het wel of niet toeschrijven van
psychopathie bij klinisch-forensische patiënten. Het is een checklist waarbij kan
worden afgevinkt of er wel of niet sprake is van een kenmerk. Het wordt toegeschreven
bij een score van hoger dan 26 of 30 (drempelscore).
Het triarchische model, het omvat 3 fenotypische constructen:
1. Ontremming/disinhibition: problemen met de controle van impulsen, onvermogen
tot uitstel van bevrediging, slechte zelfregulatie en lage frustratietolerantie.
2. Onverschrokkenheid/boldness: een combinatie van onbevreesdheid, sociale
dominantie, veel zelfvertrouwen en een neiging tot avontuurlijkheid
3. Laaghartigheid (meanness): gedefinieerd als het agressief op eigen voordeel uit zijn
zonder met anderen rekening te houden, gebrek aan empathie, wreedheid,
emotionele kilheid en sensatie zoeken door middel van destructie.
De capp bestaat uit 6 brede domeinen van persoonlijkheidsfunctioneren en 33 items
, 3. Methoden voor het diagnosticeren van psychopathie
De diagnostische middelen zijn de Psychopathy Checklist en afgeleide vragenlijsten en
de zelf-rapportage instrumenten.
3.1 De Hare psychopathie Checklist
De checklists die gebruikt worden voor het classificeren van psychpathie zijn: PCL-R, de
PCL-R verkorte versie, PCL:YV > versie voor jongeren. De PCL-R bevat 20 items waarbij
kan worden afgevinkt of er wel of niet sprake is van een kenmerk. Het wordt
toegeschreven bij een score van hoger dan 26 of 30 (drempelscore): 2- aanwezig, 1-
mogelijk of deels aanwezig, 0- niet aanwezig. Aanvankelijk ging Hare ervanuit dat het uit
2 factoren bestaat met daarnaast 3 losse items (tweefactorenmodel): Factor 1=
egoïstisch, ongevoelig en zonder wroeging gebruikmaken van anderen > wordt als
kernpsychopathie beschouwd, Factor 2= chronisch instabiel en antisociaal gedrag.
Binnen de factoren is Hare facetten gaan onderscheiden:
- Factor 1 (persoonlijkheidscomponent):
o Facet 1: het interpersoonlijk facet
o Facet 2: het affectieve facet
- Factor 2 (gedragscomponent):
o Facet 3: impulsieve leefstijl
o Facet 4: antisociale leefstijl > veelsoortige criminaliteit valt hieronder
,Over het algemeen wordt ervanuit gegaan dat er verschillende typen psychopathie
bestaan. Een veelgemaakt onderscheidt is tussen:
- Primaire psychopathie: het narcistische en emotionele stabiele type. De aspecten
van factor 1 staan hierbij voorop.
- Secundaire psychopathie: het vijandig-instabiel-explosieve type, wat samenvalt met
factor 2.
3.2 zelfrapportage-instrumenten
4. Het gebruik van de PCL-R in diverse contexten
4.1 rapportage aan de rechtbank in strafzaken
4.2 maatregelrapporteurs
4.3 de forensische psychiatrische centra (FPC’s)
5. Tot besluit
Hoofdstuk 15: Relevante psychische stoornissen in de strafrechtpleging
1. Inleiding
-
2. Strafrechtelijke relevantie en aanvaardbaarheid van psychische stoornissen
De wet stelt als criterium dat de dader lijdende is aan een gebrekkige ontwikkeling om
strafrechtelijk relevant met een aanvaardbaar psychische stoornis te zijn. Volgens dat
, criterium heeft de gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens betrekking op de
problemen en/of stoornissen in de sociale, emotionele, cognitieve, seksuele of
persoonlijkheidsontwikkeling en op de psychiatrische aandoeningen met een
psychiatrisch toestandsbeeld.
Het is bij een gedragskundig rapport cruciaal dat het is toegespitst op individueel niveau
omdat het gaat of de werking van de psychische stoornis op groepsniveau daadwerkelijk
ook op het individu slaat. Het doel van een gedragskundig rapport is om te verhelderen:
- of een psychische aandoening aanwezig is
- zo ja, of deze het ten laste gelegde delict ook kan verklaren
- cirkelredenering moet worden vermeden door de diagnose niet te verklaren a.d.h.v. het
delict. Ook zou de diagnose na vrijspraak niet mogen vervallen.
- De bevindingen v.d. forensisch deskundige rapportage moet relevant zijn voor de
juridische vraagstelling om invloed te hebben op het juridisch proces.
- De rechterlijke vraag wat betrekking heeft op de inschatting van het risico zou niet
moeten slaan op het algemene risico maar om een specifiek risico (in het licht van
eerder handelen) als gevolg van een substantiële doorwerking van een strafrechtelijk
relevant psychische stoornis in het toekomstig handelen > recidive.
- Deskundige draagt zaken aan over risicotaxatie die samenhangen met de stoornis en
relevant zijn voor de beoordeling van de rechter.
3. Psychotische stoornissen en schizofrenie
Er zijn 3 typen empirische studies naar psychische stoornissen en geweld:
1. Studies van on-geselecteerde geboortecohorten in de samenleving die het
mogelijk maken gewelddadig gedrag bij individuen met en zonder psychische
stoornis te vergelijken (verschil wel en niet stoornis)
2. Studies over prevalentie van major mental disorders (MMD) bij veroordeelde
daders in de gevangenis zoals: schizofrenie, affectieve stoornissen, psychoses etc.
3. Follow-upstudies van psychiatrische patiënten na ontslag uit het ziekenhuis.
Het onderscheidt tussen deze studievormen zijn belangrijk omdat het verband tussen
een psychische stoornis en delinquent gedrag sterker zal zijn in de studie type 1 en 2
typen in vergelijking type 3 studie. De steekproef en/of populatie van de studie is
namelijk al voorgeselecteerd. Door de jaren heen werd er een steeds duidelijker/sterker
verband gevonden tussen psychische stoornissen en delinquent gedrag.
➢ 1970-1985 (Häfner & Böker; Monahan & Steadman): geen associatie
➢ 1990 (Linqvist & Allabeck): verband schizofrenie (4x zo hoog) en delinquentie
➢ 1990 (Swanson et al.): meer gewelddadig gedrag bij mensen met psychische
stoornissen na controle voor leeftijd, geslacht, SES
➢ 1994 (Link & Steve): het verband tussen geweld en psychotische stoornissen is
groter bij gevoel van dreiging of controleverlies
➢ 1993 (Hodgings): maakte onderscheidt tussen 2 groepen daders met MMD
- Vroege starters: eerste veroordeling voor 18 jaar, die delict plegen voor he begin van
de psychiatrische symptomen.
- Late starters: eerste veroordeling na 18 jaar, die delict plegen nadat de stoornis al
duidelijk aanwezig was.
Hoofdstuk 1: Tbs – niet langer behandelen dan noodzakelijk, niet korter dan nodig
Hoofdstuk 3: Onderzoek en rapportage pro Justitia van jongeren
Hoofdstuk 9: Diagnostiek van psychopathie suffering Souls, Suffering Society (samenvatting proefschrift
Dr. Ronald Rijnders)
Hoofdstuk 15: Relevante psychische stoornissen in de strafrechtpleging
Hoofdstuk 16: Persoonlijkheidsproblematiek – functionele forensische diagnostiek en behandeling
Hoofdstuk 17: Psychodiagnostiek en behandeling bij plegers met een intellectuele disfunctie
Hoofdstuk 18: Verslaving en criminaliteit
Hoofdstuk 27: Behandeling van gedragsgestoorde kinderen, jongeren en jongvolwassenen
Hoofdstuk 29: Risicotaxatie in de forensische psychiatrie – fundamenten en praktijk
Hoofdstuk 9: Diagnostiek van psychopathie suffering Souls, Suffering Society
(samenvatting proefschrift Dr. Ronald Rijnders)
1. Inleiding
2. Het concept psychopathie
Psychopathie= een persoonlijkheidsstoornis die zowel affectieve als
interpersoonlijke aspecten omvat als het vertonen van voor anderen schadelijk gedrag.
Het is niet hetzelfde als een antisociale-persoonlijkheidsstoornis wat al vanaf de jeugd
aanwezig is.
De PCl-R wordt vaak als gouden standaard gezien bij het wel of niet toeschrijven van
psychopathie bij klinisch-forensische patiënten. Het is een checklist waarbij kan
worden afgevinkt of er wel of niet sprake is van een kenmerk. Het wordt toegeschreven
bij een score van hoger dan 26 of 30 (drempelscore).
Het triarchische model, het omvat 3 fenotypische constructen:
1. Ontremming/disinhibition: problemen met de controle van impulsen, onvermogen
tot uitstel van bevrediging, slechte zelfregulatie en lage frustratietolerantie.
2. Onverschrokkenheid/boldness: een combinatie van onbevreesdheid, sociale
dominantie, veel zelfvertrouwen en een neiging tot avontuurlijkheid
3. Laaghartigheid (meanness): gedefinieerd als het agressief op eigen voordeel uit zijn
zonder met anderen rekening te houden, gebrek aan empathie, wreedheid,
emotionele kilheid en sensatie zoeken door middel van destructie.
De capp bestaat uit 6 brede domeinen van persoonlijkheidsfunctioneren en 33 items
, 3. Methoden voor het diagnosticeren van psychopathie
De diagnostische middelen zijn de Psychopathy Checklist en afgeleide vragenlijsten en
de zelf-rapportage instrumenten.
3.1 De Hare psychopathie Checklist
De checklists die gebruikt worden voor het classificeren van psychpathie zijn: PCL-R, de
PCL-R verkorte versie, PCL:YV > versie voor jongeren. De PCL-R bevat 20 items waarbij
kan worden afgevinkt of er wel of niet sprake is van een kenmerk. Het wordt
toegeschreven bij een score van hoger dan 26 of 30 (drempelscore): 2- aanwezig, 1-
mogelijk of deels aanwezig, 0- niet aanwezig. Aanvankelijk ging Hare ervanuit dat het uit
2 factoren bestaat met daarnaast 3 losse items (tweefactorenmodel): Factor 1=
egoïstisch, ongevoelig en zonder wroeging gebruikmaken van anderen > wordt als
kernpsychopathie beschouwd, Factor 2= chronisch instabiel en antisociaal gedrag.
Binnen de factoren is Hare facetten gaan onderscheiden:
- Factor 1 (persoonlijkheidscomponent):
o Facet 1: het interpersoonlijk facet
o Facet 2: het affectieve facet
- Factor 2 (gedragscomponent):
o Facet 3: impulsieve leefstijl
o Facet 4: antisociale leefstijl > veelsoortige criminaliteit valt hieronder
,Over het algemeen wordt ervanuit gegaan dat er verschillende typen psychopathie
bestaan. Een veelgemaakt onderscheidt is tussen:
- Primaire psychopathie: het narcistische en emotionele stabiele type. De aspecten
van factor 1 staan hierbij voorop.
- Secundaire psychopathie: het vijandig-instabiel-explosieve type, wat samenvalt met
factor 2.
3.2 zelfrapportage-instrumenten
4. Het gebruik van de PCL-R in diverse contexten
4.1 rapportage aan de rechtbank in strafzaken
4.2 maatregelrapporteurs
4.3 de forensische psychiatrische centra (FPC’s)
5. Tot besluit
Hoofdstuk 15: Relevante psychische stoornissen in de strafrechtpleging
1. Inleiding
-
2. Strafrechtelijke relevantie en aanvaardbaarheid van psychische stoornissen
De wet stelt als criterium dat de dader lijdende is aan een gebrekkige ontwikkeling om
strafrechtelijk relevant met een aanvaardbaar psychische stoornis te zijn. Volgens dat
, criterium heeft de gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens betrekking op de
problemen en/of stoornissen in de sociale, emotionele, cognitieve, seksuele of
persoonlijkheidsontwikkeling en op de psychiatrische aandoeningen met een
psychiatrisch toestandsbeeld.
Het is bij een gedragskundig rapport cruciaal dat het is toegespitst op individueel niveau
omdat het gaat of de werking van de psychische stoornis op groepsniveau daadwerkelijk
ook op het individu slaat. Het doel van een gedragskundig rapport is om te verhelderen:
- of een psychische aandoening aanwezig is
- zo ja, of deze het ten laste gelegde delict ook kan verklaren
- cirkelredenering moet worden vermeden door de diagnose niet te verklaren a.d.h.v. het
delict. Ook zou de diagnose na vrijspraak niet mogen vervallen.
- De bevindingen v.d. forensisch deskundige rapportage moet relevant zijn voor de
juridische vraagstelling om invloed te hebben op het juridisch proces.
- De rechterlijke vraag wat betrekking heeft op de inschatting van het risico zou niet
moeten slaan op het algemene risico maar om een specifiek risico (in het licht van
eerder handelen) als gevolg van een substantiële doorwerking van een strafrechtelijk
relevant psychische stoornis in het toekomstig handelen > recidive.
- Deskundige draagt zaken aan over risicotaxatie die samenhangen met de stoornis en
relevant zijn voor de beoordeling van de rechter.
3. Psychotische stoornissen en schizofrenie
Er zijn 3 typen empirische studies naar psychische stoornissen en geweld:
1. Studies van on-geselecteerde geboortecohorten in de samenleving die het
mogelijk maken gewelddadig gedrag bij individuen met en zonder psychische
stoornis te vergelijken (verschil wel en niet stoornis)
2. Studies over prevalentie van major mental disorders (MMD) bij veroordeelde
daders in de gevangenis zoals: schizofrenie, affectieve stoornissen, psychoses etc.
3. Follow-upstudies van psychiatrische patiënten na ontslag uit het ziekenhuis.
Het onderscheidt tussen deze studievormen zijn belangrijk omdat het verband tussen
een psychische stoornis en delinquent gedrag sterker zal zijn in de studie type 1 en 2
typen in vergelijking type 3 studie. De steekproef en/of populatie van de studie is
namelijk al voorgeselecteerd. Door de jaren heen werd er een steeds duidelijker/sterker
verband gevonden tussen psychische stoornissen en delinquent gedrag.
➢ 1970-1985 (Häfner & Böker; Monahan & Steadman): geen associatie
➢ 1990 (Linqvist & Allabeck): verband schizofrenie (4x zo hoog) en delinquentie
➢ 1990 (Swanson et al.): meer gewelddadig gedrag bij mensen met psychische
stoornissen na controle voor leeftijd, geslacht, SES
➢ 1994 (Link & Steve): het verband tussen geweld en psychotische stoornissen is
groter bij gevoel van dreiging of controleverlies
➢ 1993 (Hodgings): maakte onderscheidt tussen 2 groepen daders met MMD
- Vroege starters: eerste veroordeling voor 18 jaar, die delict plegen voor he begin van
de psychiatrische symptomen.
- Late starters: eerste veroordeling na 18 jaar, die delict plegen nadat de stoornis al
duidelijk aanwezig was.