Ontwikkelingspsychologie
H1: Terreinverkenning
1. Doelstellingen
o Evoluties in de studie van ontwikkeling schetsen.
o Fasen onderscheiden en het gebruik ervan koppelen aan de
discussie continuïteit versus discontinuïteit.
o Visuele voorstellingen van fasen bespreken.
o Het model van Bronfenbrenner begrijpen en toepassen.
o De complexe interactie benoemen tussen factoren die ontwikkeling
sturen.
o Ontwikkelingsdomeinen benoemen en concrete
ontwikkelingsopgaven koppelen aan ontwikkelingsdomeinen.
o Beschrijven waarom theorieën en modellen constructies zijn.
o Hedendaagse modellen benoemen en linken aan factoren, indeling
in fasen,…
o Beschrijven op welke manier ontwikkelingspsychologie een
belangrijke plaats heeft binnen SRW.
o Kritische bedenkingen formuleren bij de ontwikkelingspsychologie
als wetenschappelijk kader.
o Uitspraken (bv. uit de media) koppelen aan voorgaande
doelstellingen.
2. Inleiding
- Gedrag = niet enkel de zichtbare handelingen, maar ook de wijze waarop
mensen zichzelf zien en de wereld waarnemen, hoe ze denken en
fantaseren en welke gevoelens en verlangens ze daarbij ervaren.
3. Wetenschappelijke evolutie (historiek)
- Voorwetenschappelijke ontwikkelingspsychologie
o Vele filosofen maakten overpeinzingen over de ontwikkeling
Nativisten: de mens ontwikkeld zich uiteindelijk tot wat de
natuur ons heeft meegegeven. Alles ligt vast vanaf geboorte.
Empitisten: nadruk op de rol van ervaring en opvoeding.
-> het nature-nurture-debat
- Genetische psychologie:
o Babybiografieën: aantekeningen over vorderingen gedrag kinderen
o Observatie (niet meer enkel nadenken)
o Begin wetenschappelijke theorievorming, door evolutieleer Darwin
o Recapitulatietheorie: de ontwikkeling van elk individu apart
(ontogenese) is een versnelde recapitulatie of herhaling van de
evolutie van primitieve naar meer gecompliceerde levensvormen
(fylogenese).
, o Focus op kinderen (en jongeren)
- Ontwikkelingspsychologie (bestaat anderhalve eeuw)
o Nieuwe onderzoekstechnieken
Statistische methodes beginnen toepassen
Empirisch-analytische stroming: algemene wetmatigheden
Ontstaan Intelligentietest (Alfred Binet, 1903) (Europeanen
gingen massaal naar Amerika dus maakte ze een
toegangstest onder andere met een intelligentietest kritiek
want opvoeding heeft ook een grote inpakt).
o Nieuwe impulsen theorievorming
Pedagogische interesse (opvoeding!)
Behaviorisme
- Onderzoekscyclus
o Stap 1: oriënteren (relevante vragen?)
o Stap 2: richten (onderzoeksvragen, hypothesen, operationalisering
van begrippen)
o Stap 3: plannen (strategie)
o Stap 4: verzamelen (systematisch!)
o Stap 5: analyseren en concluderen
o Stap 6: rapporteren en presenteren
- Voorbeelden
o Experiment, Survey (=vragenlijst), Observatie, Case study
o Correlationeel onderzoek (kijken of er een bepaald verband is)
o Longitudinaal onderzoek: geduurde de levensloop onderzoeken
doen: nadeel neemt heel veel tijd in beslag .
o Dwarsdoorsnede onderzoek: op 1 moment in de tijd een groep
baby’s vergelijken met een groep kinderen en een groep
volwassenen: nadeel verschillende generaties andere ervaringen
ander onderwijs andere leefwereld.
o Cross-sequentieel onderzoek: combinatie van de twee : start
met een dwarsdoornede onderzoek maar volgen deze dan ook op.
- Levenslooppsychologie
o Levenslang veranderingsproces
o Link met sociologie, bijvoorbeeld:
Mei 1968: naoorlogse sceptische generatie
Jaren 1930: massabewegingen in politieke of kerkelijke
agenda
o Ouderen: Geneeskunde
o Psychogerontologie
o Volwassenen
o Levensloop: Integratie
Later werden oudere interessant in de geneeswereld
, Dus niet enkel meer kinderen psychologisch onderzoeken
Ontwikkeling stopt’ bij volwassenen maar niet waar aftakelen
is ook een evolutie in het leven
- Hedendaagse stand van zaken wetenschappelijke discipline
o Titel van het OPO: “Ontwikkelingspsychologie”: duidelijk
Eenduidig?
Discussie… kritische houden behouden
Indeling in fasen? Klopt dat nog?
Factoren die ontwikkeling sturen?
Ontwikkelingsdomeinen en –opgaven?
Theorieën?
Modellen?
4. Indeling in fasen
Essentiële overgangen of gevoelige perioden die plaatsvinden in de
ontwikkeling van kinderen.
4.1. Continuïteit of discontinuïteit: discussiepunt
- Fasen Kwalitatief versus kwantitatief
o Kwantitatief: inzake lichaamsgestalte en de hoeveelheid kennis en
vaardigheden
o Kwalitatief: manier van denken, voelen en handelen
- Discontinuïteit
o Crisissen (~ metamorfose/gedaanteverandering)
- Continuïteit
o Geleidelijke, continue verandering
o De verschillende aspecten die men in gedrag onderscheidt,
ontwikkelen niet meer synchroon, er dus alleen al daarom geen
sprake kan zijn van afgescheiden fases
4.2. Het trapmodel
- = ontwikkeling zijn trapjes, elke keer trapje omhoog of omlaag.
- Top van de trap = 50jaar en vanaf dan takel je weer af
- Men gaat op zoek naar zinvolle overgangen tussen de fasen
4.3. Het gelaagde model
- = Opeenvolgende levensfasen zijn zoals geografische lagen van de
aardkorst, gezien als resultaat van een reeks toevallige gebeurtenissen die
elkaar in het verleden hebben opgevolgd. De fasen hebben niet veel met
elkaar te maken, behalve drastische dingen zoals trauma’s.
, - Men richt zich op het hier en nu, op wat zich in iedere fase afzonderlijk
voordoet. Dit werpt een zijdelingse blik naar het verleden, om daar een
verklaring te vinden voor wat er in het heden zoal kan mislopen.
- -> Psychoanalyse van Freud (zijn ontwikkelingstheorie)
o Hij stelt dat het gedrag bepaald wordt door de manier waarop het Es
zich in iedere levensfase manifesteert. (Es = het onbewuste deel
van de persoonlijkheid dat gedreven wordt door basale instincten en
verlangens, zoals lust en agressie.)
o Het Libido (nastreven van lust) zet zich, vanuit een innerlijk
rijpingsproces, telkens vast op een andere erogene zone (= ieder
lichaamsdeel dat op bepaald moment lust kan verschaffen). Op die
manier komt individu telkens in nieuwe fase => psychoseksuele
ontwikkeling (Freud):
Orale fase: lust puren uit de mondzone
Lustbeleving: zuigen
Ter bevrediging van destructiedrift: bijten
Anale fase: bijzondere interesse voor de ontlastingsfunctie
(1-3j), gebruikt ophouden of loslaten als middel om agressie
te uiten
Fallische fase: de ontdekking van verschil tussen seksen. de
aan- of afwezigheid van de fallus (= macht, autoriteit en
seksualiteit)
Oedipuscomplex: de jongen richt zich, als trotse
bezitter van de fallus, libidineus tot zijn moeder,
ambivalente gevoelens vader.
Elektracomplex: begint bij realisatie dat fallus
ontbreekt: ze voelt onbewuste seksuele aantrekking tot
vader en rivaliteit moeder
Latentiefase: verdringing van libidinale verlangens, relatieve
rust via 2 afweersystemen:
Reactievorming: omzetten van seksuele fantasieën in
een overdreven preutsheid
Sublimatie: de negatief ervaren seksuele
nieuwsgierigheid omvormen in schoolse interesse
Genitale fase: heropleven van libido onder de vorm van
volwassen seksualiteit door hormonale veranderingen
4.4. Het lijnmodel
- = ontwikkeling als proces van continue verandering, zonder
sprongen/plotse overgang
- Continuïteit: alles in 1 lijn
- Er is geen uitgewerkt stappenplan, het is een accumulatie van ervaringen
die je doen groeien waardoor je lijn omhoog gaat.
- Verschillende vormen: enkele doorlopende lijn – uitwaaierende bundel van
lijnen die elk een apart patroon volgen.
- Behaviorisme: gaat er vanuit dat de mens ter wereld komt zonder een
erfelijk uitgetekend stappenplan, accumulatie van ervaringen bepaald de
ontwikkeling.
H1: Terreinverkenning
1. Doelstellingen
o Evoluties in de studie van ontwikkeling schetsen.
o Fasen onderscheiden en het gebruik ervan koppelen aan de
discussie continuïteit versus discontinuïteit.
o Visuele voorstellingen van fasen bespreken.
o Het model van Bronfenbrenner begrijpen en toepassen.
o De complexe interactie benoemen tussen factoren die ontwikkeling
sturen.
o Ontwikkelingsdomeinen benoemen en concrete
ontwikkelingsopgaven koppelen aan ontwikkelingsdomeinen.
o Beschrijven waarom theorieën en modellen constructies zijn.
o Hedendaagse modellen benoemen en linken aan factoren, indeling
in fasen,…
o Beschrijven op welke manier ontwikkelingspsychologie een
belangrijke plaats heeft binnen SRW.
o Kritische bedenkingen formuleren bij de ontwikkelingspsychologie
als wetenschappelijk kader.
o Uitspraken (bv. uit de media) koppelen aan voorgaande
doelstellingen.
2. Inleiding
- Gedrag = niet enkel de zichtbare handelingen, maar ook de wijze waarop
mensen zichzelf zien en de wereld waarnemen, hoe ze denken en
fantaseren en welke gevoelens en verlangens ze daarbij ervaren.
3. Wetenschappelijke evolutie (historiek)
- Voorwetenschappelijke ontwikkelingspsychologie
o Vele filosofen maakten overpeinzingen over de ontwikkeling
Nativisten: de mens ontwikkeld zich uiteindelijk tot wat de
natuur ons heeft meegegeven. Alles ligt vast vanaf geboorte.
Empitisten: nadruk op de rol van ervaring en opvoeding.
-> het nature-nurture-debat
- Genetische psychologie:
o Babybiografieën: aantekeningen over vorderingen gedrag kinderen
o Observatie (niet meer enkel nadenken)
o Begin wetenschappelijke theorievorming, door evolutieleer Darwin
o Recapitulatietheorie: de ontwikkeling van elk individu apart
(ontogenese) is een versnelde recapitulatie of herhaling van de
evolutie van primitieve naar meer gecompliceerde levensvormen
(fylogenese).
, o Focus op kinderen (en jongeren)
- Ontwikkelingspsychologie (bestaat anderhalve eeuw)
o Nieuwe onderzoekstechnieken
Statistische methodes beginnen toepassen
Empirisch-analytische stroming: algemene wetmatigheden
Ontstaan Intelligentietest (Alfred Binet, 1903) (Europeanen
gingen massaal naar Amerika dus maakte ze een
toegangstest onder andere met een intelligentietest kritiek
want opvoeding heeft ook een grote inpakt).
o Nieuwe impulsen theorievorming
Pedagogische interesse (opvoeding!)
Behaviorisme
- Onderzoekscyclus
o Stap 1: oriënteren (relevante vragen?)
o Stap 2: richten (onderzoeksvragen, hypothesen, operationalisering
van begrippen)
o Stap 3: plannen (strategie)
o Stap 4: verzamelen (systematisch!)
o Stap 5: analyseren en concluderen
o Stap 6: rapporteren en presenteren
- Voorbeelden
o Experiment, Survey (=vragenlijst), Observatie, Case study
o Correlationeel onderzoek (kijken of er een bepaald verband is)
o Longitudinaal onderzoek: geduurde de levensloop onderzoeken
doen: nadeel neemt heel veel tijd in beslag .
o Dwarsdoorsnede onderzoek: op 1 moment in de tijd een groep
baby’s vergelijken met een groep kinderen en een groep
volwassenen: nadeel verschillende generaties andere ervaringen
ander onderwijs andere leefwereld.
o Cross-sequentieel onderzoek: combinatie van de twee : start
met een dwarsdoornede onderzoek maar volgen deze dan ook op.
- Levenslooppsychologie
o Levenslang veranderingsproces
o Link met sociologie, bijvoorbeeld:
Mei 1968: naoorlogse sceptische generatie
Jaren 1930: massabewegingen in politieke of kerkelijke
agenda
o Ouderen: Geneeskunde
o Psychogerontologie
o Volwassenen
o Levensloop: Integratie
Later werden oudere interessant in de geneeswereld
, Dus niet enkel meer kinderen psychologisch onderzoeken
Ontwikkeling stopt’ bij volwassenen maar niet waar aftakelen
is ook een evolutie in het leven
- Hedendaagse stand van zaken wetenschappelijke discipline
o Titel van het OPO: “Ontwikkelingspsychologie”: duidelijk
Eenduidig?
Discussie… kritische houden behouden
Indeling in fasen? Klopt dat nog?
Factoren die ontwikkeling sturen?
Ontwikkelingsdomeinen en –opgaven?
Theorieën?
Modellen?
4. Indeling in fasen
Essentiële overgangen of gevoelige perioden die plaatsvinden in de
ontwikkeling van kinderen.
4.1. Continuïteit of discontinuïteit: discussiepunt
- Fasen Kwalitatief versus kwantitatief
o Kwantitatief: inzake lichaamsgestalte en de hoeveelheid kennis en
vaardigheden
o Kwalitatief: manier van denken, voelen en handelen
- Discontinuïteit
o Crisissen (~ metamorfose/gedaanteverandering)
- Continuïteit
o Geleidelijke, continue verandering
o De verschillende aspecten die men in gedrag onderscheidt,
ontwikkelen niet meer synchroon, er dus alleen al daarom geen
sprake kan zijn van afgescheiden fases
4.2. Het trapmodel
- = ontwikkeling zijn trapjes, elke keer trapje omhoog of omlaag.
- Top van de trap = 50jaar en vanaf dan takel je weer af
- Men gaat op zoek naar zinvolle overgangen tussen de fasen
4.3. Het gelaagde model
- = Opeenvolgende levensfasen zijn zoals geografische lagen van de
aardkorst, gezien als resultaat van een reeks toevallige gebeurtenissen die
elkaar in het verleden hebben opgevolgd. De fasen hebben niet veel met
elkaar te maken, behalve drastische dingen zoals trauma’s.
, - Men richt zich op het hier en nu, op wat zich in iedere fase afzonderlijk
voordoet. Dit werpt een zijdelingse blik naar het verleden, om daar een
verklaring te vinden voor wat er in het heden zoal kan mislopen.
- -> Psychoanalyse van Freud (zijn ontwikkelingstheorie)
o Hij stelt dat het gedrag bepaald wordt door de manier waarop het Es
zich in iedere levensfase manifesteert. (Es = het onbewuste deel
van de persoonlijkheid dat gedreven wordt door basale instincten en
verlangens, zoals lust en agressie.)
o Het Libido (nastreven van lust) zet zich, vanuit een innerlijk
rijpingsproces, telkens vast op een andere erogene zone (= ieder
lichaamsdeel dat op bepaald moment lust kan verschaffen). Op die
manier komt individu telkens in nieuwe fase => psychoseksuele
ontwikkeling (Freud):
Orale fase: lust puren uit de mondzone
Lustbeleving: zuigen
Ter bevrediging van destructiedrift: bijten
Anale fase: bijzondere interesse voor de ontlastingsfunctie
(1-3j), gebruikt ophouden of loslaten als middel om agressie
te uiten
Fallische fase: de ontdekking van verschil tussen seksen. de
aan- of afwezigheid van de fallus (= macht, autoriteit en
seksualiteit)
Oedipuscomplex: de jongen richt zich, als trotse
bezitter van de fallus, libidineus tot zijn moeder,
ambivalente gevoelens vader.
Elektracomplex: begint bij realisatie dat fallus
ontbreekt: ze voelt onbewuste seksuele aantrekking tot
vader en rivaliteit moeder
Latentiefase: verdringing van libidinale verlangens, relatieve
rust via 2 afweersystemen:
Reactievorming: omzetten van seksuele fantasieën in
een overdreven preutsheid
Sublimatie: de negatief ervaren seksuele
nieuwsgierigheid omvormen in schoolse interesse
Genitale fase: heropleven van libido onder de vorm van
volwassen seksualiteit door hormonale veranderingen
4.4. Het lijnmodel
- = ontwikkeling als proces van continue verandering, zonder
sprongen/plotse overgang
- Continuïteit: alles in 1 lijn
- Er is geen uitgewerkt stappenplan, het is een accumulatie van ervaringen
die je doen groeien waardoor je lijn omhoog gaat.
- Verschillende vormen: enkele doorlopende lijn – uitwaaierende bundel van
lijnen die elk een apart patroon volgen.
- Behaviorisme: gaat er vanuit dat de mens ter wereld komt zonder een
erfelijk uitgetekend stappenplan, accumulatie van ervaringen bepaald de
ontwikkeling.