ECONOMIE B (2024-2025)
1
,DEEL 7: DE OVERHEID
H21 – ONGELIJKHEID EN
HERVERDELING
INLEIDING
Inkomensongelijkheid vs vermogensongelijkheid
- Inkomens: onderzoekt zuiver het inkomen van een huishouden
o Gemakkelijk te onderzoeken dankzij duidelijke gegevens
- Vermogens: onderzoekt breder, dus ook vaste activa en financiële vaste activa
o Moeilijk te onderzoeken door te weinig/onduidelijke gegevens
➔ Veel discussie over de rechtvaardigheid van deze ongelijkheden
21.1 BEOORDELING VAN ONGELIJKHEID
INSPANNINGEN EN OMSTANDIGHEDEN
Inkomensverschil gebaseerd op differentiële inspanningen
- Individu is verantwoordelijk vr bepalende factor
- Bv ‘s nachts werken, lang studeren…
➔ Meestal beschouwd als aanvaardbaar
Inkomensverschil gebaseerd op omstandigheden
- Individu is niet verantwoordelijk vr bepalende factor
- Bv geslacht, etnische origine, seksuele geaardheid…
➔ Meestal beschouwd als verwerpelijk
o Maar kan ook aanvaardbaar zijn: bv hogere loon in stad dan platteland, want leven is
duurder in stad
Intergenerationele inkomensmobiliteit
- Aangezien veel oorzaken v inkomensongelijkheid te maken hebben met omstandigheden bij de
geboorte/jeugd van de individu zet overheid in op het verhogen v de intergenerationele
inkomensmobiliteit
o = de mate waarin de inkomenspositie binnen de inkomensverdeling verandert van
generatie tot generatie
- Bv gesubsidieerd onderwijs
2
,WAAROM AANDACHT VOOR ONGELIJKHEID?
4 argumenten:
Maatschappelijke voorkeuren voor of normen over gelijkheid
- Veel mensen hebben een voorkeur voor een gelijkere samenleving
John Rawls’ Veil of ignorance
- Hypothetische situatie:
- Men vraagt aan mensen voor ze geboren worden (onwetend in welke positie in de samenleving ze
zich zullen bevinden na geboorte -> veil of ignorance) of ze liever gelijke of ongelijke samenleving
willen
- Door risicoaversie zullen ze kiezen voor gelijkere samenleving
o Kiezen veeleer zekere voor het onzekere
Gelijkheid en allocatieve efficiëntie gaan hand in hand
- Ongelijkheid -> minder investeringen in menselijk kapitaal -> bv minder onderwijs -> talent gaat
verloren -> PMG daalt -> geen economische groei
- Ongelijkheid -> conflicten en criminaliteit -> PMG daalt -> geen economische groei
- Maar ook: geen ongelijkheid -> geen risico’s/ondernemersschap -> geen economische groei
➔ We willen dus niet te veel, maar ook niet te weinig ongelijkheid
Politieke redenen
- Ongelijkheid na verloop v tijd steeds extremer
- Ontstaan van elite: macht over levens van anderen
- Politieke problemen en miss zelfs ondermijning vd democratie
DISCRIMINATIE EN DE ARBEIDSMARKT
2 leidende economische theorieën:
DE THEORIE VAN DE SMAAKDISCRIMINATIE
Principe: bep mensen ervaren onnut wnr ze moeten interageren met bep groepen
- Wordt dan gezien als extra kost: vr WG wordt de loon verhoogd met het ervaren onnut
- Toepassing op arbeidsmarkt:
Stel: WG A wil enkel mensen met paarse ogen aanwerven en voor WG B maakt het niet uit
3
, - Door discriminatie zullen mensen met paarse ogen enkel kunnen werken bij B
o Dus aanbod (WN) stijgt bij B
o En aanbod (WN) daalt bij A
- Door de verandering vh aanbod -> verandering vd prijs (loon)
o B: lagere loon
o A: hogere loon
➔ Dus resultaat op KT: loonsverschillen
- Door loonsverschil: segregatie
o Mensen met niet paarse ogen zullen “verzamelen” bij A, want hoger loon
o Bij B blijven bijna enkel mensen met paarse ogen over
➔ Dus resultaat op LT: geen loonsverschillen meer, maar wel segregatie
Merk op: als discriminatie niet afkomstig is van WG -> resultaat (op LT) wel loonsverschillen
STATISTISCHE DISCRIMINATIE
= discriminatie obv kenmerken (/statistieken) van de groep waartoe mensen behoren
- Bij WG: vaak omdat WN vervangen moeilijk en duur is
➔ Soms = rationalisatie van vooroordelen
o Bv vrouwen zijn “sneller” afwezig door zwangerschap, maar mannen zijn gevoeliger vr
alcoholproblemen en kunnen dan ook afwezig zijn -> wrm dan enkel mannen aanwerven
als zij eig even gevoelig zijn vr afwezigheid?
➔ Niet altijd duidelijk wat vooroordeel is en wat rationele verwachting is
ONGELIJKHEID VAN WAT?
SOORTEN GEZINSINKOMENS
- Primair gezinsinkomen: bruto-inkomen vh gezin
o Arbeids- en kapitaalinkomen
- Secundair gezinsinkomen: netto-inkomen vh gezin
o Het inkomen dat we zien (dus + sociale uitkering en – bijdragen vr sociale zekerheid)
- Tertiair gezinsinkomen: de welvaart vh gezin
o Wat men kan kopen met dat inkomen
4
1
,DEEL 7: DE OVERHEID
H21 – ONGELIJKHEID EN
HERVERDELING
INLEIDING
Inkomensongelijkheid vs vermogensongelijkheid
- Inkomens: onderzoekt zuiver het inkomen van een huishouden
o Gemakkelijk te onderzoeken dankzij duidelijke gegevens
- Vermogens: onderzoekt breder, dus ook vaste activa en financiële vaste activa
o Moeilijk te onderzoeken door te weinig/onduidelijke gegevens
➔ Veel discussie over de rechtvaardigheid van deze ongelijkheden
21.1 BEOORDELING VAN ONGELIJKHEID
INSPANNINGEN EN OMSTANDIGHEDEN
Inkomensverschil gebaseerd op differentiële inspanningen
- Individu is verantwoordelijk vr bepalende factor
- Bv ‘s nachts werken, lang studeren…
➔ Meestal beschouwd als aanvaardbaar
Inkomensverschil gebaseerd op omstandigheden
- Individu is niet verantwoordelijk vr bepalende factor
- Bv geslacht, etnische origine, seksuele geaardheid…
➔ Meestal beschouwd als verwerpelijk
o Maar kan ook aanvaardbaar zijn: bv hogere loon in stad dan platteland, want leven is
duurder in stad
Intergenerationele inkomensmobiliteit
- Aangezien veel oorzaken v inkomensongelijkheid te maken hebben met omstandigheden bij de
geboorte/jeugd van de individu zet overheid in op het verhogen v de intergenerationele
inkomensmobiliteit
o = de mate waarin de inkomenspositie binnen de inkomensverdeling verandert van
generatie tot generatie
- Bv gesubsidieerd onderwijs
2
,WAAROM AANDACHT VOOR ONGELIJKHEID?
4 argumenten:
Maatschappelijke voorkeuren voor of normen over gelijkheid
- Veel mensen hebben een voorkeur voor een gelijkere samenleving
John Rawls’ Veil of ignorance
- Hypothetische situatie:
- Men vraagt aan mensen voor ze geboren worden (onwetend in welke positie in de samenleving ze
zich zullen bevinden na geboorte -> veil of ignorance) of ze liever gelijke of ongelijke samenleving
willen
- Door risicoaversie zullen ze kiezen voor gelijkere samenleving
o Kiezen veeleer zekere voor het onzekere
Gelijkheid en allocatieve efficiëntie gaan hand in hand
- Ongelijkheid -> minder investeringen in menselijk kapitaal -> bv minder onderwijs -> talent gaat
verloren -> PMG daalt -> geen economische groei
- Ongelijkheid -> conflicten en criminaliteit -> PMG daalt -> geen economische groei
- Maar ook: geen ongelijkheid -> geen risico’s/ondernemersschap -> geen economische groei
➔ We willen dus niet te veel, maar ook niet te weinig ongelijkheid
Politieke redenen
- Ongelijkheid na verloop v tijd steeds extremer
- Ontstaan van elite: macht over levens van anderen
- Politieke problemen en miss zelfs ondermijning vd democratie
DISCRIMINATIE EN DE ARBEIDSMARKT
2 leidende economische theorieën:
DE THEORIE VAN DE SMAAKDISCRIMINATIE
Principe: bep mensen ervaren onnut wnr ze moeten interageren met bep groepen
- Wordt dan gezien als extra kost: vr WG wordt de loon verhoogd met het ervaren onnut
- Toepassing op arbeidsmarkt:
Stel: WG A wil enkel mensen met paarse ogen aanwerven en voor WG B maakt het niet uit
3
, - Door discriminatie zullen mensen met paarse ogen enkel kunnen werken bij B
o Dus aanbod (WN) stijgt bij B
o En aanbod (WN) daalt bij A
- Door de verandering vh aanbod -> verandering vd prijs (loon)
o B: lagere loon
o A: hogere loon
➔ Dus resultaat op KT: loonsverschillen
- Door loonsverschil: segregatie
o Mensen met niet paarse ogen zullen “verzamelen” bij A, want hoger loon
o Bij B blijven bijna enkel mensen met paarse ogen over
➔ Dus resultaat op LT: geen loonsverschillen meer, maar wel segregatie
Merk op: als discriminatie niet afkomstig is van WG -> resultaat (op LT) wel loonsverschillen
STATISTISCHE DISCRIMINATIE
= discriminatie obv kenmerken (/statistieken) van de groep waartoe mensen behoren
- Bij WG: vaak omdat WN vervangen moeilijk en duur is
➔ Soms = rationalisatie van vooroordelen
o Bv vrouwen zijn “sneller” afwezig door zwangerschap, maar mannen zijn gevoeliger vr
alcoholproblemen en kunnen dan ook afwezig zijn -> wrm dan enkel mannen aanwerven
als zij eig even gevoelig zijn vr afwezigheid?
➔ Niet altijd duidelijk wat vooroordeel is en wat rationele verwachting is
ONGELIJKHEID VAN WAT?
SOORTEN GEZINSINKOMENS
- Primair gezinsinkomen: bruto-inkomen vh gezin
o Arbeids- en kapitaalinkomen
- Secundair gezinsinkomen: netto-inkomen vh gezin
o Het inkomen dat we zien (dus + sociale uitkering en – bijdragen vr sociale zekerheid)
- Tertiair gezinsinkomen: de welvaart vh gezin
o Wat men kan kopen met dat inkomen
4