Psychologie De Essentie
1.1: Wat is psychologie en wat is het niet?
Het woord psychologie is een samenstelling van het woord ‘psyche’ (geest) en ‘logos’
(woord/rede/logica). Psychologie betekent dus ‘de studie van de geest’.
Psychologie is een breed veld, met vele specialismen, maar in wezen is psychologie de wetenschap
van gedrag en cognitieve processen (en mentale activiteiten).
Psychologie houdt zich niet alleen bezig met cognitieve processen, maar ook met gedragingen. Het
terrein van de psychologie beslaat zowel interne cognitieve processen, die we alleen indirect
waarnemen (denken, voelen, begeren), als externe direct waarneembare gedragen (lachen, praten,
lopen). De kennis van de psychologie is gebaseerd op objectieve, verifieerbare gebeurtenissen.
Psychiatrie is een specialisme binnen de geneeskunde en maakt geen deel uit van de psychologie.
Drie soorten psychologie
Psychologen vallen in drie grote groepen te verdelen:
1. Experimenteel psychologen (soms onderzoekspsychologen genoemd) voeren het meeste
onderzoek uit dat nieuwe psychologische kennis creëert. Sommige experimentele psychologen
werken bij bedrijven of onderzoeksinstellingen, maar de meesten zijn werkzaam aan
universiteiten waar zij les geven.
2. Docenten psychologie geven les aan studenten. Op universiteiten doen zij ook
wetenschappelijk onderzoek. Soms behandelen zij daarbij ook nog mensen, bijvoorbeeld als
zij werken op een afdeling medische psychologie.
3. Toegepast psychologen gebruiken de kennis die door experimenteel psychologen is vergaard
om problemen van mensen op te lossen door middel van trainingen, het inzetten van speciale
diagnostische testen of andere psychologische interventies. Ze werken op allerlei
verschillende plekken: scholen, klinieken, bedrijven, luchthavens, ziekenhuizen.
Specialisaties in de toegepaste psychologie
1. Arbeids- en organisatiepsychologen: gespecialiseerd in aanpassingen aan de werkplek die de
productiviteit en arbeidsmoraal van de werknemers moeten maximaliseren.
2. Gezondheidspsychologen: werken in alle sectoren van de gezondheidszorg. Cliënten hebben
zowel psychische als lichamelijke problemen.
3. Forensisch psychologen: werken met hun expertise aan het wets- en rechtssysteem en werken
binnen klinieken waar criminelen met psychiatrische stoornissen worden beoordeeld en
behandeld.
4. Gerontopsychologen: Helpen ouderen met hun gezondheid en welzijn behouden en effectief
leren omgaan met leeftijdsgerelateerde problemen.
5. Klinisch psychologen en psychotherapeuten: zijn gespecialiseerd in hoe mensen zich
aanpassen op sociaal of emotioneel gebied, zoals bij levensveranderingen. Ook behandelen zij
cliënten die met complexere psychologische problemen in de persoonlijkheid zijn geworteld
(angst- en stemmingsstoornissen, persoonlijkheidsstoornissen etc).
6. Klinisch neuropsychologen: past kennis over de relatie tussen de hersenen en het gedrag toe
in diagnostiek en behandeling van patiënten met neuropsychologische aandoeningen.
7. Omgevingspsychologen: proberen de interactie met onze omgeving en het milieu te
verbeteren. Helpen ook mensen om zich in te blijven zetten voor duurzaamheid.
8. Sportpsychologen: helpen atleten hun prestaties en motivatie te verbeteren.
9. Schoolpsychologen: deskundigen op het gebied van lesgeven en leren. Houden zich bezig met
persoonlijke omstandigheden die schoolprestaties kunnen beïnvloeden en sociale
omstandigheden van de leerlingen.
,1.2: Wat zijn de 6 belangrijkste perspectieven van de psychologie?
Zes belangrijke perspectieven domineren het snel veranderende veld van de moderne psychologie:
1. Het biologische perspectief richt zich op:
- Zenuwstelsel
- Hormoonstelsel
- Genetica
- Fysieke kenmerken
Descartes perspectief vormt de basis voor het moderne biologische perspectief. Zij hebben
lichaam en geest opnieuw samengevoegd. Volgens dit punt komen onze persoonlijkheden,
voorkeuren, gedragspatronen en vaardigheden uit onze lichamelijke eigenschappen.
Biologisch psychologen zoeken naar de oorzaken van ons gedrag in het zenuwstelsel, het
endocriene stelsel (hormoonstelsel) en de genen.
Door het biologisch perspectief is het vakgebied neurowetenschap ontstaan. Een
onderzoeksterrein van dit vakgebied is die naar de aard en oorsprong van ons bewustzijn.
Evolutionaire psychologie is ook uit het biologisch perspectief ontstaan. Volgens de
evolutionaire psychologie komt een groot deel van het menselijk gedrag voort uit in de loop
van de evolutie overgeërfde neigingen, zoals de homo erectus die rechtop is gaan staan voor
meer overzicht over zijn omgeving en beter anticiperen op gevaar.
2. Cognitieve perspectief richt zich op:
- Mentale processen zoals gedachten, leren, geheugen en perceptie
- De geest als een computerachtige ‘machine’
- Hoe emotie en motivatie gedachten en perceptie beïnvloeden
De oorsprong van het cognitieve perspectief is de introspectie, het analyseren van
waarneming, geheugen, aandacht, taal, denken en emotie. Zij waren alleen geïnteresseerd in
gedachten want die leiden tot gevoel en gedrag.
In het cognitief perspectief wordt de nadruk gelegd op cognitie: mentale activiteiten zoals
gewaarwording, de perceptie, het leren, het denken en het geheugen. Bij al deze activiteiten
moet informatie worden verwerkt. Vanuit dit standpunt ontstaan onze gedachten en
handelingen als onze hersenen onze unieke ervaringen interpreteren en reacties genereren.
3. Behavioristisch perspectief richt zich op:
- Leren
- Beheersing van gedrag door de omgeving
- Stimuli en responsen – maar niet op mentale processen
Behavioristen bouwden voort op het idee dat je enkel zekerheid kunt verwerven over datgene
wat je kunt waarnemen en op het idee dat de mens bij de geboorte een ongeschreven blad is.
Het behaviorisme (Watson) is de wetenschap van het gedrag en van de omstandigheden in de
omgeving die dit gedrag beïnvloeden. Emoties en gedachten zijn irrelevant, alleen
geïnteresseerd in gedrag.
, 4. Het perspectief op de mens als geheel:
- Psychodynamische psychologie richt zich op: Onbewuste motivatie en psychische
stoornissen.
Persoonlijkheid ontstaat door de wijze waarop je psychische structuren worden gevormd
in je jeugd. Psychoanalyse (Freud) werd ontwikkeld als medische techniek voor de
behandeling van psychische stoornissen. Ze leggen de nadruk op dromen, versprekingen
en vrije associatie.
- Humanistisch psychologie richt zich op: geestelijke gezondheid en menselijk potentieel.
Legt de nadruk op de positieve kant van onze natuur, de mogelijkheden, groei en potentie.
De opvattingen die je over jezelf, je fysieke en emotionele behoeftes hebt, hebben grote
invloed op je gedachten, emoties en handelingen.
- Psychologie van karaktertrekken ne temperament richt zich op: persoonskenmerken en
individuele verschillen benadrukken. Verschillen tussen mensen ontstaan uit verschillen in
stabiele kenmerken en neigingen, die karaktertrekken en temperamenten worden
genoemd.
5. Het ontwikkelingsperspectief: Lichamelijke en psychische veranderingen zijn het gevolg van
een interactie tussen de erfelijke eigenschappen die in onze genen zijn vastgelegd en de
invloed van onze omgeving (nature – nurture). Mensen veranderen op voorspelbare wijze
naarmate de invloeden van erfelijkheid en omgeving zich in de loop van de tijd ontplooien
(mensen handelen en denken verschillend op verschillende tijdstippen van hun leven).
6. Het sociaal-culturele perspectief: Sociale invloed staat centraal. Zijn geïnteresseerd in hoe
sociale processen per cultuur verschillen. De sociale en culturele situatie waarin de persoon is
ingebed, kunnen soms sterker zijn dan alle andere factoren die het gedrag beïnvloeden.
Deze 6 perspectieven helpen om een holistisch (geheel) beeld van menselijk gedrag te ontwikkelen.
1.3: Hoe vergaren psychologen nieuwe kennis?
Net als onderzoekers op alle andere vakgebieden gebruiken psychologen de wetenschappelijke
methode om hun ideeën empirisch te toetsen.
De wetenschappelijke methode is een procedure om ideeën te onderwerpen aan een onderzoek, waarna
ze of bewezen of verworpen worden. De essentie hiervan is het empirisch onderzoek: het verzamelen
van objectieve informatie uit de eerste hand door metingen die zijn gebaseerd op sensorische
ervaringen en observatie.
Op grond van empirisch onderzoek wil de psychologie verklaringen (theorieën) voor gedrag en
cognitieve processen ontwikkelen. Een wetenschappelijke theorie is een toetsbare verklaring voor een
verzameling feiten of waarnemingen.
De vier stappen van de wetenschappelijke methode
1. Een hypothese ontwikkelen
Je begint met het formuleren van een specifiek idee of vermoeden over een onderdeel van een
bredere theorie. De onderzoekers doen een voorspelling van de uitkomst van een
wetenschappelijk onderzoek. Deze bewering wordt een hypothese genoemd.
Om toetsbaar te zijn, moet een hypothese falsificeerbaar (weerlegbaar) zijn.
, De onderzoeker moet precies bedenken hoe de hypothese zal worden onderzocht. Alle
aspecten (variabelen) moeten in concrete termen worden gedefinieerd. Deze concrete termen
worden operationele definities genoemd.
Een wetenschappelijk verantwoorde aanpak betekent ook dat aan de eisen van
betrouwbaarheid (herhaalbaarheid van de resultaten) en validiteit (indien de onderzoeker met
zijn meetinstrumenten meet wat hij beoogt te meten) wordt voldaan.
2. Objectieve data verzamelen om de hypothese te toetsen
Een hypothese empirisch onderzoeken houdt in dat we zorgvuldig en systematisch bewijs
verzamelen aan de hand van verschillende geschikte methoden. Alleen dan kunnen we de data
die het onderzoek heeft opgeleverd met meer vertrouwen toepassen op een grotere groep
mensen (generaliseren).
Psychologen gebruiken speciale termen om onderscheid te maken tussen twee groepen in een
experiment. De groep die de speciale behandeling ondergaat, bevindt zich in de experimentele
conditie van het onderzoek en dus de experimentele groep. Diegene die de controlegroep
vormen, zijn in de controleconditie geplaatst, waarin ze geen speciale behandeling ontvangen.
Bij een eenvoudig experiment, varieert de onderzoeker 1 factor en houdt hij alle andere
experimentele omstandigheden constant. Die ene variabele factor is de onafhankelijke
variabele. Door die factor te manipuleren, kan de onderzoeker nagaan of die factor een
bepaald effect veroorzaakt. De onafhankelijke variabele is de oorzaak van elk gevolg dat we
waarnemen. De afhankelijke variabele is het gevolg van de onafhankelijke variabele.
3. De resultaten (data) analyseren en de hypothese accepteren of verwerpen
Zodra de data verzameld is, bekijkt de onderzoeker ze, om te zien of zijn hypothese de test
heeft doorstaan of dat deze moet worden verworpen. Met behulp van statistische methoden
kan de onderzoeker berekenen of de waargenomen resultaten significant zijn of niet.
4. De resultaten publiceren, bekritiseren en repliceren
Wetenschappers moeten uitzoeken of hun onderzoek bestand is tegen de kritische blik van de
wetenschappelijke wereld: Zij publiceren hun resultaten. Als collega’s het onderzoek
interessant en belangrijk vinden, en als het een bestaand onderzoek of theorie ondermijnt,
gaan ze zoeken naar zwakke plekken in het onderzoek.
Critici kunnen een onderzoek ook toetsen door middel van een replicatiestudie. Zij voeren dan
een onderzoek opnieuw uit, om te zien of ze dezelfde uitkomsten krijgen als het
oorspronkelijke onderzoek.
Vijf soorten psychologisch onderzoek
1. Experimenten: Staat bekend als enige onderzoeksmethode waarmee een betrouwbare oorzaak-
gevolgrelatie (causaliteit) kan worden vastgesteld.
2. Correlatieonderzoek: Je gaat opzoek naar een experiment dat al toevallig heeft plaatsgevonden
in de wereld. Het grote nadeel is dat je nooit zeker weer of de groepen werkelijk op alle
vlakken vergelijkbaar zijn. De twee groepen zouden van elkaar kunnen verschillen op basis
van variabelen die je over het hoofd hebt gezien. Correlatie is niet hetzelfde als oorzaak-
gevolg. Correlatie wordt meestal uitgedrukt in een getal, dat heet de correlatiecoëfficiënt (r).
Die ligt altijd tussen -1,0 en +1,0. Als de variabelen geen enkele correlatie vertonen, is hun
coëfficiënt o. Als twee variabelen een samenhang vertonen waarbij zij in dezelfde richting
variëren, heet dat positief correleren. Als de ene variabele afneemt zodra de andere toeneemt,
zijn ze negatief gecorreleerd en staat er voor de correlatiecoëfficiënt een minteken.
1.1: Wat is psychologie en wat is het niet?
Het woord psychologie is een samenstelling van het woord ‘psyche’ (geest) en ‘logos’
(woord/rede/logica). Psychologie betekent dus ‘de studie van de geest’.
Psychologie is een breed veld, met vele specialismen, maar in wezen is psychologie de wetenschap
van gedrag en cognitieve processen (en mentale activiteiten).
Psychologie houdt zich niet alleen bezig met cognitieve processen, maar ook met gedragingen. Het
terrein van de psychologie beslaat zowel interne cognitieve processen, die we alleen indirect
waarnemen (denken, voelen, begeren), als externe direct waarneembare gedragen (lachen, praten,
lopen). De kennis van de psychologie is gebaseerd op objectieve, verifieerbare gebeurtenissen.
Psychiatrie is een specialisme binnen de geneeskunde en maakt geen deel uit van de psychologie.
Drie soorten psychologie
Psychologen vallen in drie grote groepen te verdelen:
1. Experimenteel psychologen (soms onderzoekspsychologen genoemd) voeren het meeste
onderzoek uit dat nieuwe psychologische kennis creëert. Sommige experimentele psychologen
werken bij bedrijven of onderzoeksinstellingen, maar de meesten zijn werkzaam aan
universiteiten waar zij les geven.
2. Docenten psychologie geven les aan studenten. Op universiteiten doen zij ook
wetenschappelijk onderzoek. Soms behandelen zij daarbij ook nog mensen, bijvoorbeeld als
zij werken op een afdeling medische psychologie.
3. Toegepast psychologen gebruiken de kennis die door experimenteel psychologen is vergaard
om problemen van mensen op te lossen door middel van trainingen, het inzetten van speciale
diagnostische testen of andere psychologische interventies. Ze werken op allerlei
verschillende plekken: scholen, klinieken, bedrijven, luchthavens, ziekenhuizen.
Specialisaties in de toegepaste psychologie
1. Arbeids- en organisatiepsychologen: gespecialiseerd in aanpassingen aan de werkplek die de
productiviteit en arbeidsmoraal van de werknemers moeten maximaliseren.
2. Gezondheidspsychologen: werken in alle sectoren van de gezondheidszorg. Cliënten hebben
zowel psychische als lichamelijke problemen.
3. Forensisch psychologen: werken met hun expertise aan het wets- en rechtssysteem en werken
binnen klinieken waar criminelen met psychiatrische stoornissen worden beoordeeld en
behandeld.
4. Gerontopsychologen: Helpen ouderen met hun gezondheid en welzijn behouden en effectief
leren omgaan met leeftijdsgerelateerde problemen.
5. Klinisch psychologen en psychotherapeuten: zijn gespecialiseerd in hoe mensen zich
aanpassen op sociaal of emotioneel gebied, zoals bij levensveranderingen. Ook behandelen zij
cliënten die met complexere psychologische problemen in de persoonlijkheid zijn geworteld
(angst- en stemmingsstoornissen, persoonlijkheidsstoornissen etc).
6. Klinisch neuropsychologen: past kennis over de relatie tussen de hersenen en het gedrag toe
in diagnostiek en behandeling van patiënten met neuropsychologische aandoeningen.
7. Omgevingspsychologen: proberen de interactie met onze omgeving en het milieu te
verbeteren. Helpen ook mensen om zich in te blijven zetten voor duurzaamheid.
8. Sportpsychologen: helpen atleten hun prestaties en motivatie te verbeteren.
9. Schoolpsychologen: deskundigen op het gebied van lesgeven en leren. Houden zich bezig met
persoonlijke omstandigheden die schoolprestaties kunnen beïnvloeden en sociale
omstandigheden van de leerlingen.
,1.2: Wat zijn de 6 belangrijkste perspectieven van de psychologie?
Zes belangrijke perspectieven domineren het snel veranderende veld van de moderne psychologie:
1. Het biologische perspectief richt zich op:
- Zenuwstelsel
- Hormoonstelsel
- Genetica
- Fysieke kenmerken
Descartes perspectief vormt de basis voor het moderne biologische perspectief. Zij hebben
lichaam en geest opnieuw samengevoegd. Volgens dit punt komen onze persoonlijkheden,
voorkeuren, gedragspatronen en vaardigheden uit onze lichamelijke eigenschappen.
Biologisch psychologen zoeken naar de oorzaken van ons gedrag in het zenuwstelsel, het
endocriene stelsel (hormoonstelsel) en de genen.
Door het biologisch perspectief is het vakgebied neurowetenschap ontstaan. Een
onderzoeksterrein van dit vakgebied is die naar de aard en oorsprong van ons bewustzijn.
Evolutionaire psychologie is ook uit het biologisch perspectief ontstaan. Volgens de
evolutionaire psychologie komt een groot deel van het menselijk gedrag voort uit in de loop
van de evolutie overgeërfde neigingen, zoals de homo erectus die rechtop is gaan staan voor
meer overzicht over zijn omgeving en beter anticiperen op gevaar.
2. Cognitieve perspectief richt zich op:
- Mentale processen zoals gedachten, leren, geheugen en perceptie
- De geest als een computerachtige ‘machine’
- Hoe emotie en motivatie gedachten en perceptie beïnvloeden
De oorsprong van het cognitieve perspectief is de introspectie, het analyseren van
waarneming, geheugen, aandacht, taal, denken en emotie. Zij waren alleen geïnteresseerd in
gedachten want die leiden tot gevoel en gedrag.
In het cognitief perspectief wordt de nadruk gelegd op cognitie: mentale activiteiten zoals
gewaarwording, de perceptie, het leren, het denken en het geheugen. Bij al deze activiteiten
moet informatie worden verwerkt. Vanuit dit standpunt ontstaan onze gedachten en
handelingen als onze hersenen onze unieke ervaringen interpreteren en reacties genereren.
3. Behavioristisch perspectief richt zich op:
- Leren
- Beheersing van gedrag door de omgeving
- Stimuli en responsen – maar niet op mentale processen
Behavioristen bouwden voort op het idee dat je enkel zekerheid kunt verwerven over datgene
wat je kunt waarnemen en op het idee dat de mens bij de geboorte een ongeschreven blad is.
Het behaviorisme (Watson) is de wetenschap van het gedrag en van de omstandigheden in de
omgeving die dit gedrag beïnvloeden. Emoties en gedachten zijn irrelevant, alleen
geïnteresseerd in gedrag.
, 4. Het perspectief op de mens als geheel:
- Psychodynamische psychologie richt zich op: Onbewuste motivatie en psychische
stoornissen.
Persoonlijkheid ontstaat door de wijze waarop je psychische structuren worden gevormd
in je jeugd. Psychoanalyse (Freud) werd ontwikkeld als medische techniek voor de
behandeling van psychische stoornissen. Ze leggen de nadruk op dromen, versprekingen
en vrije associatie.
- Humanistisch psychologie richt zich op: geestelijke gezondheid en menselijk potentieel.
Legt de nadruk op de positieve kant van onze natuur, de mogelijkheden, groei en potentie.
De opvattingen die je over jezelf, je fysieke en emotionele behoeftes hebt, hebben grote
invloed op je gedachten, emoties en handelingen.
- Psychologie van karaktertrekken ne temperament richt zich op: persoonskenmerken en
individuele verschillen benadrukken. Verschillen tussen mensen ontstaan uit verschillen in
stabiele kenmerken en neigingen, die karaktertrekken en temperamenten worden
genoemd.
5. Het ontwikkelingsperspectief: Lichamelijke en psychische veranderingen zijn het gevolg van
een interactie tussen de erfelijke eigenschappen die in onze genen zijn vastgelegd en de
invloed van onze omgeving (nature – nurture). Mensen veranderen op voorspelbare wijze
naarmate de invloeden van erfelijkheid en omgeving zich in de loop van de tijd ontplooien
(mensen handelen en denken verschillend op verschillende tijdstippen van hun leven).
6. Het sociaal-culturele perspectief: Sociale invloed staat centraal. Zijn geïnteresseerd in hoe
sociale processen per cultuur verschillen. De sociale en culturele situatie waarin de persoon is
ingebed, kunnen soms sterker zijn dan alle andere factoren die het gedrag beïnvloeden.
Deze 6 perspectieven helpen om een holistisch (geheel) beeld van menselijk gedrag te ontwikkelen.
1.3: Hoe vergaren psychologen nieuwe kennis?
Net als onderzoekers op alle andere vakgebieden gebruiken psychologen de wetenschappelijke
methode om hun ideeën empirisch te toetsen.
De wetenschappelijke methode is een procedure om ideeën te onderwerpen aan een onderzoek, waarna
ze of bewezen of verworpen worden. De essentie hiervan is het empirisch onderzoek: het verzamelen
van objectieve informatie uit de eerste hand door metingen die zijn gebaseerd op sensorische
ervaringen en observatie.
Op grond van empirisch onderzoek wil de psychologie verklaringen (theorieën) voor gedrag en
cognitieve processen ontwikkelen. Een wetenschappelijke theorie is een toetsbare verklaring voor een
verzameling feiten of waarnemingen.
De vier stappen van de wetenschappelijke methode
1. Een hypothese ontwikkelen
Je begint met het formuleren van een specifiek idee of vermoeden over een onderdeel van een
bredere theorie. De onderzoekers doen een voorspelling van de uitkomst van een
wetenschappelijk onderzoek. Deze bewering wordt een hypothese genoemd.
Om toetsbaar te zijn, moet een hypothese falsificeerbaar (weerlegbaar) zijn.
, De onderzoeker moet precies bedenken hoe de hypothese zal worden onderzocht. Alle
aspecten (variabelen) moeten in concrete termen worden gedefinieerd. Deze concrete termen
worden operationele definities genoemd.
Een wetenschappelijk verantwoorde aanpak betekent ook dat aan de eisen van
betrouwbaarheid (herhaalbaarheid van de resultaten) en validiteit (indien de onderzoeker met
zijn meetinstrumenten meet wat hij beoogt te meten) wordt voldaan.
2. Objectieve data verzamelen om de hypothese te toetsen
Een hypothese empirisch onderzoeken houdt in dat we zorgvuldig en systematisch bewijs
verzamelen aan de hand van verschillende geschikte methoden. Alleen dan kunnen we de data
die het onderzoek heeft opgeleverd met meer vertrouwen toepassen op een grotere groep
mensen (generaliseren).
Psychologen gebruiken speciale termen om onderscheid te maken tussen twee groepen in een
experiment. De groep die de speciale behandeling ondergaat, bevindt zich in de experimentele
conditie van het onderzoek en dus de experimentele groep. Diegene die de controlegroep
vormen, zijn in de controleconditie geplaatst, waarin ze geen speciale behandeling ontvangen.
Bij een eenvoudig experiment, varieert de onderzoeker 1 factor en houdt hij alle andere
experimentele omstandigheden constant. Die ene variabele factor is de onafhankelijke
variabele. Door die factor te manipuleren, kan de onderzoeker nagaan of die factor een
bepaald effect veroorzaakt. De onafhankelijke variabele is de oorzaak van elk gevolg dat we
waarnemen. De afhankelijke variabele is het gevolg van de onafhankelijke variabele.
3. De resultaten (data) analyseren en de hypothese accepteren of verwerpen
Zodra de data verzameld is, bekijkt de onderzoeker ze, om te zien of zijn hypothese de test
heeft doorstaan of dat deze moet worden verworpen. Met behulp van statistische methoden
kan de onderzoeker berekenen of de waargenomen resultaten significant zijn of niet.
4. De resultaten publiceren, bekritiseren en repliceren
Wetenschappers moeten uitzoeken of hun onderzoek bestand is tegen de kritische blik van de
wetenschappelijke wereld: Zij publiceren hun resultaten. Als collega’s het onderzoek
interessant en belangrijk vinden, en als het een bestaand onderzoek of theorie ondermijnt,
gaan ze zoeken naar zwakke plekken in het onderzoek.
Critici kunnen een onderzoek ook toetsen door middel van een replicatiestudie. Zij voeren dan
een onderzoek opnieuw uit, om te zien of ze dezelfde uitkomsten krijgen als het
oorspronkelijke onderzoek.
Vijf soorten psychologisch onderzoek
1. Experimenten: Staat bekend als enige onderzoeksmethode waarmee een betrouwbare oorzaak-
gevolgrelatie (causaliteit) kan worden vastgesteld.
2. Correlatieonderzoek: Je gaat opzoek naar een experiment dat al toevallig heeft plaatsgevonden
in de wereld. Het grote nadeel is dat je nooit zeker weer of de groepen werkelijk op alle
vlakken vergelijkbaar zijn. De twee groepen zouden van elkaar kunnen verschillen op basis
van variabelen die je over het hoofd hebt gezien. Correlatie is niet hetzelfde als oorzaak-
gevolg. Correlatie wordt meestal uitgedrukt in een getal, dat heet de correlatiecoëfficiënt (r).
Die ligt altijd tussen -1,0 en +1,0. Als de variabelen geen enkele correlatie vertonen, is hun
coëfficiënt o. Als twee variabelen een samenhang vertonen waarbij zij in dezelfde richting
variëren, heet dat positief correleren. Als de ene variabele afneemt zodra de andere toeneemt,
zijn ze negatief gecorreleerd en staat er voor de correlatiecoëfficiënt een minteken.