Academische Lerarenopleiding (ALPO) / Universiteit Utrecht
Leerjaar 1, Blok 1
Anouk Adang
,DIDACTIEK AARDRIJKSKUNDE
Table of Contents
Vakdidactiek H1 – Waar het bij Aardrijkskunde om Gaat...............................................................................3
§1.1 Wat is aardrijkskunde (onderwijs)?..............................................................................................................3
§1.2 Geografisch besef.........................................................................................................................................3
§1.3 Het doel van het aardrijkskundigonderwijs.................................................................................................4
§1.4 Aardrijkskunde op de basisschool................................................................................................................4
§1.5 Wat heb je nodig om goede aardrijkskundelessen te geven?.....................................................................4
§1.6 Aardrijkskundige kernbegrippen en het geografisch model........................................................................4
Vakdidactiek H2 – Hoe Geef je een Goede Aardrijkskundeles?.......................................................................6
§2.1 De bouwstenen van een aardrijkskundeles.................................................................................................6
§2.2 Opbouw van een aardrijkskundeles.............................................................................................................6
Vakdidactiek H9 – Aardrijkskunde Evalueren................................................................................................. 8
§9.1 Wat is evalueren?.........................................................................................................................................8
§9.2 Assessment of Learning................................................................................................................................8
§9.3 Goed beoordelen..........................................................................................................................................8
§9.4 Het evalueren van (aardrijkskundige) vaardigheden en opdrachten..........................................................8
§9.5 Goede aardrijkskundige vragen formuleren................................................................................................9
§9.6 Evalueren op niveau.....................................................................................................................................9
S. Catling & F. Martin (2011) - Contesting Powerful Knowledge: The Primary Geography Curriculum as an
Articulation Between Academic and Children’s (Ethno-) Geographies..........................................................10
Etno-Geografie in Primair Onderwijs.................................................................................................................10
‘Powerful Knowledge’ of ‘Knowledge of the Powerful’?...................................................................................10
De Kracht van Alledaagse Kennis.......................................................................................................................11
Geografieën van het Kind...................................................................................................................................11
Herzien Model van de Kennis-Curriculum Relatie.............................................................................................11
Implicaties..........................................................................................................................................................12
Conclusie............................................................................................................................................................12
2
, DIDACTIEK AARDRIJKSKUNDE
Vakdidactiek H1 – Waar het bij Aardrijkskunde om Gaat
§1.1 Wat is aardrijkskunde (onderwijs)?
Aardrijkskunde is verwondering over en nieuwsgierigheid naar hoe de wereld in elkaar
zit. Daarnaast is het een onderdeel van ons dagelijks leven.
Alledaagse aardrijkskunde gaat ervan uit dat alle leerlingen geografen zijn, omdat ze zich
verbinden in verscheidenheid van landschappen (menselijk/natuurlijk). Deze alledaagse
kennis vormt een startpunt waaruit conceptuele kennis ontwikkeld kan worden.
Goed aardrijkskundigonderwijs biedt leerlingen de vaardigheden om de wereld, dichtbij
en veraf, te ontdekken.
Om via aardrijkskunde grip te krijgen op de wereld zijn drie componenten van belang:
Verwerven van een geografisch wereldbeeld;
= Het kennen van hoofdlijnen van de spreiding van mens en natuur.
Verwerven van kennis van en inzicht in ruimtelijke vraagstukken;
= Het beschrijven en verklaren van bv. milieuproblemen op aarde.
Leren handteren van de geografische benadering;
= Denken/vragen stellen op aardrijkskundige werkwijze, geografische
werkwijze hanteren omgaan met geografische informatie.
Deze drie componenten samen worden ook wel geografisch besef genoemd.
§1.2 Geografisch besef
Een geografisch wereldbeeld
Nieuwe kennis wordt op school vastgeknoopt aan eerdere ervaringen. Ook wordt de al
aanwezige kennis aangevuld, genuanceerd en bijgesteld (zie figuur 1.1). Naast het leren
van feiten (topografie) is het ook belangrijk om ruimtelijke patronen (bv.
bevolkingsdichtheid/landschapszones) te leren zien op verschillende schaalniveaus.
Fig. 1.1 Het vormen van een wereldbeeld. Fig. 1.2 Pedagogical Content Knowledge
Kennis van en inzicht in ruimtelijke vraagstukken
Om de wereld om ons heen te kunnen begrijpen, is inzicht in ruimtelijke vraagstukken en
de oorzaken gevolgen daarvan belangrijk (bv. migratie vanaf vruchtbare vulkaanhelling
naar krottenwijk). De migratie verandert:
- Ruimtelijke omgeving;
- Sociale en culturele relaties.
Bij aardrijkskunde draait het om relaties, om ruimtelijke samenhangen. Op verschillende
schaalniveaus & perspectieven ziet dat er anders uit en geen plaats is daardoor altijd
hetzelfde.
De geografische benadering
Geografisch denken en vragen stellen:
- Waar?
- Waarom daar?
- Waar nog meer?
- Hoe verandert het?
- Wat is het effect op de omgeving?
3