5. Structuralisme
Voorloper van semiotiek, tekenleer.
Semiotiek = de studie van tekens en symbolen en hoe ze betekenis overbrengen in communicatie
5.1. Nature & nurture
nature = aangeboren
nurture = aangeleerd ontbreekt 1 factor: cultureel
als je iets aanleert moet er een geheel van waarden en normen zijn = cultuur.
Socialisatie van waarden en normen = internalisatie en externalisatie van dialeciek
Berger en Lukman = synthese + these = antithese. → veranderen van waarden en normen. Bijvoorbeeld:
beleefdheidsnormen van aanspreektitel > gebruik je de titel prof of zeg je meneer.
Cultuur ligt niet vast > het ligt niet vast dat je de termen ‘professor’ en ‘meneer’ gaat gebruiken.
Taal
Nature Nurture
-
Er is nature in taal: neurologische - ‘wolfkinderen’ > taalslot gepasseerd.
structuur > de lichamelijk mogelijk om (Synapsen afgestorven)
te spreken Bijvoorbeeld: afasie > defect in het brein kan
- De mens maak zich de tijd heel snel opgevangen worden door regels > toch
eigen > al vanaf kind (Chomsky en communicatie via ervaringskaders
Pinker)
Bijvoorbeeld:
- Mice-eater & rats-eater ➔ rateater
Sneller gaan spreken
Maar is cultuur > nurture
Voorbeeld: Helen Keller
Had een hersenvlies ontsteking en werd hierdoor blind en doof. Dit meisje komt in de medische wereld
terecht > veel huilen en onrustig > moeilijk om contact te hebben met haar. Een verpleegster was ervan
overtuigd dat het contact met het kind wel mogelijk is. > ze nam haar hand, stak deze onder water en
tekent de letter W op. ➔ symbolische orde (taal)
5.2. evolutie van cultuur: materialisme VS idealisme
Symbolisch = talig, elk teken verwijst naar andere tekens in een systeem.
Gedeeld = geïntegreerde structuur rond politiek, economie en verwantschap.
5.3. voorlopers van structuralisme
5.3.1. Mens als programma
gaat om complementariteit tussen de twee: structuralisme zoekt fundamentele wetten van de menselijk
geest ‘de software’ bovenop de hardware van materialisme.
Via natuurlijk selectie is mens de symbolische orde ingeduikeld -wereld met eigen wetten die zelf niet
hoeven het product van biologie
- Bijvoorbeeld: natuurlijke selectie + symbolische orde = kan verbonden worden – het een sluit
aan met het andere
Invarianten van alle cultuur: Lévi-Bruhl > ‘primitieve’ VS ‘beschaafde’ cultuur.
, 5.3.1.1. Lévi-Bruhl 1920: prelogisch
Lévi-Bruhl: prelogisch1 ➔ niet Westerse culturen kennen geen abstractie zoals ‘weinig/veel –
oorzaak/gevolg
Als indianen de totem ‘adelaar’ hebben, gaan ze echt denken dat ze die volgen zijn.
Hij was niet negatief over de andere wereld; noemde het ‘exotisch’
5.3.1.2. Sapir-Whorf these: andere taal = ander denken
➔ Jean-Jaques Rousseau: de nobele wilde, romantiek. > bewondering
deelde de overtuiging met Lévi-Bruhl maar: andere taal = een andere manier van denken. = een meer
gesofisticeerde taal met meer mogelijkheden dan Grieks of Latijn.
Geslacht van woorden = complexiteit is manier van het denken.
- Bijvoorbeeld Hopi taal:
- Niet verleden, tegenwoordig ww in de taal → dus ze denken ook zo.
Analoog denken: gebeurde = zintuigelijke wereld/toekomst = nog geestenwereld
MAAR indien absoluut verschil in denken hoe dit te weten? > Linguïstische antropologen blijven de relatie
tussen taal en denken onderzoeken. De vraag is vooral hoe je zoiets onderzoekt, want je kunt wel zinnen
vertalen maar hoe weet je hoe de persoon in kwestie deze zinnen denkt?
Kritiek:
- Dubbelfeit: de feiten empirisch onderzoeken
o Volkeren met dezelfde taal, maar cultureel geen verschil (Basken en Friezen)
o Gelijke cultuur, maar een andere taal (egalitaire sedentaire Navajo hiërarchische
nomadische Apache)
dus: hoe kon denken dan afhangen van de taal? → kijken naar andere zaken; machtsrelaties, sociale-
relaties, klasse.
Radcliffe-Brown (1940): dus niet taal en cognitie maar sociale structuur om cultuur verschillen te
verklaren.
L.S.: vergeten de universalia in taal (grammatica, werkwoorden,…) > zo ook volgt denken (cultuur) wetten.
5.3.1.2. Ferdinand de Saussure (taal) naar Lévi-Strauss (cultuur)
- Synchronie (=geheel van tekens) en diachronie (=taal doorheen de tijd)
- Langue (= het volledig taal systeem) en parole (= individuele taalgebruik)
- Significant (betekenis) significé (betekenaar)
Hoe we een taal gebruiken is context bepalend.
Nadruk op de eerste term van elk paar bij structuralisten betekenis ontstaat door distincties, binaire
opposities.
1
Prelogisch verwijst naar een manier van denken die niet gebaseerd is op formele logica, maar eerder op
mythologische, intuïtieve of symbolische associaties.
Voorloper van semiotiek, tekenleer.
Semiotiek = de studie van tekens en symbolen en hoe ze betekenis overbrengen in communicatie
5.1. Nature & nurture
nature = aangeboren
nurture = aangeleerd ontbreekt 1 factor: cultureel
als je iets aanleert moet er een geheel van waarden en normen zijn = cultuur.
Socialisatie van waarden en normen = internalisatie en externalisatie van dialeciek
Berger en Lukman = synthese + these = antithese. → veranderen van waarden en normen. Bijvoorbeeld:
beleefdheidsnormen van aanspreektitel > gebruik je de titel prof of zeg je meneer.
Cultuur ligt niet vast > het ligt niet vast dat je de termen ‘professor’ en ‘meneer’ gaat gebruiken.
Taal
Nature Nurture
-
Er is nature in taal: neurologische - ‘wolfkinderen’ > taalslot gepasseerd.
structuur > de lichamelijk mogelijk om (Synapsen afgestorven)
te spreken Bijvoorbeeld: afasie > defect in het brein kan
- De mens maak zich de tijd heel snel opgevangen worden door regels > toch
eigen > al vanaf kind (Chomsky en communicatie via ervaringskaders
Pinker)
Bijvoorbeeld:
- Mice-eater & rats-eater ➔ rateater
Sneller gaan spreken
Maar is cultuur > nurture
Voorbeeld: Helen Keller
Had een hersenvlies ontsteking en werd hierdoor blind en doof. Dit meisje komt in de medische wereld
terecht > veel huilen en onrustig > moeilijk om contact te hebben met haar. Een verpleegster was ervan
overtuigd dat het contact met het kind wel mogelijk is. > ze nam haar hand, stak deze onder water en
tekent de letter W op. ➔ symbolische orde (taal)
5.2. evolutie van cultuur: materialisme VS idealisme
Symbolisch = talig, elk teken verwijst naar andere tekens in een systeem.
Gedeeld = geïntegreerde structuur rond politiek, economie en verwantschap.
5.3. voorlopers van structuralisme
5.3.1. Mens als programma
gaat om complementariteit tussen de twee: structuralisme zoekt fundamentele wetten van de menselijk
geest ‘de software’ bovenop de hardware van materialisme.
Via natuurlijk selectie is mens de symbolische orde ingeduikeld -wereld met eigen wetten die zelf niet
hoeven het product van biologie
- Bijvoorbeeld: natuurlijke selectie + symbolische orde = kan verbonden worden – het een sluit
aan met het andere
Invarianten van alle cultuur: Lévi-Bruhl > ‘primitieve’ VS ‘beschaafde’ cultuur.
, 5.3.1.1. Lévi-Bruhl 1920: prelogisch
Lévi-Bruhl: prelogisch1 ➔ niet Westerse culturen kennen geen abstractie zoals ‘weinig/veel –
oorzaak/gevolg
Als indianen de totem ‘adelaar’ hebben, gaan ze echt denken dat ze die volgen zijn.
Hij was niet negatief over de andere wereld; noemde het ‘exotisch’
5.3.1.2. Sapir-Whorf these: andere taal = ander denken
➔ Jean-Jaques Rousseau: de nobele wilde, romantiek. > bewondering
deelde de overtuiging met Lévi-Bruhl maar: andere taal = een andere manier van denken. = een meer
gesofisticeerde taal met meer mogelijkheden dan Grieks of Latijn.
Geslacht van woorden = complexiteit is manier van het denken.
- Bijvoorbeeld Hopi taal:
- Niet verleden, tegenwoordig ww in de taal → dus ze denken ook zo.
Analoog denken: gebeurde = zintuigelijke wereld/toekomst = nog geestenwereld
MAAR indien absoluut verschil in denken hoe dit te weten? > Linguïstische antropologen blijven de relatie
tussen taal en denken onderzoeken. De vraag is vooral hoe je zoiets onderzoekt, want je kunt wel zinnen
vertalen maar hoe weet je hoe de persoon in kwestie deze zinnen denkt?
Kritiek:
- Dubbelfeit: de feiten empirisch onderzoeken
o Volkeren met dezelfde taal, maar cultureel geen verschil (Basken en Friezen)
o Gelijke cultuur, maar een andere taal (egalitaire sedentaire Navajo hiërarchische
nomadische Apache)
dus: hoe kon denken dan afhangen van de taal? → kijken naar andere zaken; machtsrelaties, sociale-
relaties, klasse.
Radcliffe-Brown (1940): dus niet taal en cognitie maar sociale structuur om cultuur verschillen te
verklaren.
L.S.: vergeten de universalia in taal (grammatica, werkwoorden,…) > zo ook volgt denken (cultuur) wetten.
5.3.1.2. Ferdinand de Saussure (taal) naar Lévi-Strauss (cultuur)
- Synchronie (=geheel van tekens) en diachronie (=taal doorheen de tijd)
- Langue (= het volledig taal systeem) en parole (= individuele taalgebruik)
- Significant (betekenis) significé (betekenaar)
Hoe we een taal gebruiken is context bepalend.
Nadruk op de eerste term van elk paar bij structuralisten betekenis ontstaat door distincties, binaire
opposities.
1
Prelogisch verwijst naar een manier van denken die niet gebaseerd is op formele logica, maar eerder op
mythologische, intuïtieve of symbolische associaties.